• No results found

Hoofdstuk 3. De Lyonese volksfeesten in taal en theater

3.1. Carnavalesk theater

3.1.1. Carnaval en mei-vieringen in Lyon

Behalve enkele incidentele opmerkingen in de werken van kroniekschrijvers Rubys en Guéraud zijn de Plaisants devis de enige primaire bronnen die ons iets kunnen vertellen over de zestiende-eeuwse Lyonese mei- en carnavalsvieringen.174 Zoals reeds aangegeven weten we door hun non-descriptieve aard weinig tot niets van het precieze verloop van deze feesten in de Lyonese context. Voor de vorm en inhoud van deze feesten, evenals hun symboliek en culturele betekenis, verwijs ik daarom naar andere auteurs die uitgebreid hebben geschreven over vroegmoderne carnavalsfeesten en mei-vieringen in Frankrijk, Italië en Engeland.175

Het carnaval werd in februari of maart voorafgaand aan de christelijke vastentijd gevierd en de organisatie ervan lag in handen van de verschillende sociétés joyeuses. Het was een typisch katholiek feest; het is daarom goed mogelijk dat tijdens de protestantse machtsovername die plaatsvond van 1562 tot 1563, de uitvoering van het feest vanuit hogerop verboden of tenminste onderdrukt werd. Omdat de bronnen over het Lyonese carnaval stammen uit het jaar 1568 en later, weten we helaas niet wat de impact van deze protestantse machtsovername was op de Lyonese carnavalsviering.

Carnavalsfeesten kenden in vroegmodern Europa vele verschillende vormen.176 Uit Guéraud’s kroniek blijkt dat het Lyonese carnaval vanaf de tweede helft van de zestiende eeuw bestond uit het houden van een optocht met praalwagens die aan specifieke verenigingen toebehoorden.177 Het carnavalsfeest vertoonde qua vorm dus parallellen met de chevauchées: ook in deze gezamenlijke ezelparades verenigden de sociétés joyeuses

174 Van de negen Plaisants devis zijn er vijf gedrukt tijdens of na afloop van het carnaval, drie tijdens of na

afloop van de mei-vieringen en is van één de precieze publicatiedatum onbekend, namelijk de tekst uit 1589.

175 Peter Burke, “Het carnaval van Venetië” in Peter Burke, Stadscultuur in Italië tussen renaissance en

barok (Amsterdam: Contact, 1988); Edward Muir, “Carnival and the lower body” in Edward Muir, Ritual in early modern Europe (Cambridge: University Press, 1997); Emmanuel Le Roy Ladurie, Le carnaval de Romans: de la Chandeleur au Mercredi des cendres 1579-1580 (Parijs: Gallimard, 1979); Michael D.

Bristol, Carnival and theater: plebeian culture and the structure of authority in renaissance England (New York: Methuen, 1985).

176 Vergelijk de beschrijvingen van het carnaval door o.a. Burke, Muir en Bristol. 177 Tricou, La chronique lyonnaise de Jean Guéraud, 66-67, 93.

79 zich in een optocht en ook in deze optocht werd gebruik gemaakt van praalwagens.178 Als we het Plaisant devis van 1610 mogen geloven, liep de vereniging van de drukkersgezellen onder leiding van de Seigneur de la Coquille voorop in de carnavalsoptocht van dat jaar.179 Het ligt voor de hand om de in het voorgaande hoofdstuk geschetste ontwikkeling, waarbij de drukkersgezellen de (organisatorische) bovenhand in de ezelparades kregen, door te trekken naar de andere gezamenlijk georganiseerde volksfeesten, namelijk het carnaval en de mei-vieringen. Het is opvallend dat we enkel van de drukkersvereniging geschreven bronnen hebben: hebben zij dan als enigen een theaterstuk opgevoerd? Tijdens de

chevauchées waren zij tenslotte ook degenen die het woord namen door de vonnissen uit

te spreken. Als zij inderdaad tijdens het carnaval en de mei-vieringen als enigen een (gesproken) theaterstuk opvoerden, betekende dit dat zij een grote zeggenschap over het talige discours van deze feesten hadden, waardoor zij een belangrijke rol speelden in de (talige) functie van deze machtsinstrumenten. Een nuancering is hierbij echter wel vereist. De ‘dominante’ of ‘doorslaggevende’ rol van de drukkers blijkt inderdaad uit de Plaisants

devis, maar dit zijn dan ook bronnen die door de drukkers zelf zijn geschreven en gedrukt.

Bovendien hadden zij door hun beroep als enigen ongelimiteerde toegang tot drukpersen. Omdat er niet voldoende andere bronnen zijn die andere perspectieven kunnen bieden, kan de dominante rol van de drukkers niet bevestigd worden. Het enige feit dat met zekerheid vastgesteld kan worden is dat de Seigneur de la Coquille en de zijnen als enige société

joyeuse het de moeite waard vonden om een gedrukte bron van hun bijdrage aan het feest

te produceren.

Behalve carnavalsvieringen hebben de drukkers in de Plaisants devis ook drie theaterstukken vereeuwigd die zij tijdens de mei-vieringen hebben opgevoerd. Deze feesten bestonden hoofdzakelijk uit het planten van een ‘meiboom’ op de eerste dag van mei en kenden een carnavalesk karakter.180 In zijn boek Ritual in Early Modern Europe

178 Tijdens de chevauchée van 1566 bijvoorbeeld werd de Admiral du Griffon door zijn verenigingsleden

voortgetrokken op een praalwagen in de vorm van een galeischip, waar vuurwerk uit kwam. Testefort,

Recueil faict au vray de la chevauchee de l'asne (1566), 33-34.

179 Louis Garon, Colloque des trois supposts du Seigneur de la Coquille ou le Char trionfant de

Monseigneur le Daufin est representé par plusieurs Personnages, Figures, Emblemes & Enigmes (Lyon:

Les Supposts de l’Imprimerie, 1610); Muzerelle, “Carnaval et défilés burlesques,” 54.

180 Kroniekschrijver Rubys wijdt enkele woorden aan de mei-vieringen: “Le May que vouloyent planter

tous les ans le premier iour du moys de May par les places & carrefours lesdicts mestiers, avec tant de bruict & de resiouissance, que Marot les à mestez parmy les Poësies, servoyent aussi de resiouïssance publicque (...)’ Rubys, Histoire veritable, 500.

80 zegt Edward Muir het volgende over deze ‘May Day celebrations’: “(...) the seeds of Carnival scattered beyond its normal space in the ritual calendar, sprouting forth in the grotesque realism of the carnivalesque. Carnivalesque blossomings were particularly apparent (...) during the late spring months of May and June.”181 In het geval van de Lyonese mei-vieringen bestond dit ‘carnavaleske karakter’ uit het feit dat er bij deze gelegenheid, net zoals bij de carnavalsviering, straattheater geïncorporeerd werd als onderdeel van het feest zelf. Net als tijdens de ezelparades en de carnavalsvieringen namen de drie drukkers-suppôts tijdens de mei-vieringen het woord. De toneelstukken die zij opvoerden waren qua vorm en inhoud gelijk aan het theater dat tijdens het carnaval tentoon werd gesteld. Het was echter niet gebruikelijk om ook tijdens de mei-vieringen een optocht te houden. Wat wel waarschijnlijk is, is dat de suppôts de la Coquille zich tijdens hun performances verkleedden en dat hun woorden begeleid werden door muziek, waardoor de opvoering toch sterke gelijkenissen vertoonde met de opvoeringen die zij tijdens het carnaval en de chevauchées hielden.

3.1.2. Het Lyonese carnavaleske straattheater ingebed in bredere (Europese)