• No results found

Hoofdstuk 2: De sociétés joyeuses en hun ‘sociale productie’ van de stedelijke ruimte

2.1. De Lyonese sociétés joyeuses

Het machtsinstrument van niet-officiële publieke feesten lag in Lyon van oudsher in handen van hun organisatoren, de zogenaamde sociétés joyeuses. Deze speelse verenigingen boden Lyonezen een kader waarin zij uiting konden geven aan behoeftes van kluchtige feestelijkheid, zoals overdadige banketten en uitbundige parades.92 Gelijk aan de ‘carnavalskoninkrijken’ die Le Roy Ladurie heeft ontrafelt in zestiende-eeuws Romans en Muir in zestiende-eeuws Udine, vormden de hiërarchische structuren die aan deze Lyonese

sociétés joyeuses ten grondslag lagen een weerspiegeling van de werkelijke

machtsstructuren in hoven en abdijen. Jaarlijks verkoos elke société haar eigen Seigneur, Roy of Prince(sse). Geholpen door enkele trouwe vazallen had hij (of zij, in het geval van de Princesse de la Lanterne, op wie ik later terugkom) de leiding over de ‘onderdanen’, de overige leden van de vereniging. In het Lyon van de renaissance zijn deze scherts- koninkrijken terug te vinden in uiteenlopende sociale milieus.93 Eén daarvan zijn we al tegengekomen, namelijk de Prince de la Jeunesse en zijn Enfants de la Ville. Nog vóór het ontstaan van specifiek dit elitaire gezelschap treffen we soortgelijke verenigingsvormen aan bij de geestelijkheid en in het militaire milieu. In de veertiende en vijftiende eeuw verenigden de klerken van de St. Jean-kathedraal, de oudste en belangrijkste kerk in Vieux Lyon, zich onder de leiding van een speciaal voor de gelegenheid verkozen ‘abt’ om de Fête des Innocents en de Fête des Sots te vieren.94 In het militaire milieu vinden we dergelijke structuren terug bij de Compagnie des Arquebuziers. De soldaten hielden elk jaar tijdens Pinksteren een onderlinge wedstrijd. Degene die met zijn haakbus het beste schot loste op de ‘papegay’ (een kartonnen of houten vogel die als doelwit voor

92 De Franse sociétés joyeuses vertonen overeenkomsten met de rederijkerskamers die we kennen uit de

Lage Landen. Beide typen verenigingen hadden een theatraal en kluchtig karakter en kenden een hiërarchische structuur. Een belangrijk verschil is echter dat bij de Nederlandse en Vlaamse

rederijkerskamers het geschreven woord een belangrijke rol speelde; deze verenigingen waren dan ook van groot belang in het vroegmoderne literaire leven. De Lyonese sociétés joyeuses waren meer dan woorden gericht op daden: zij organiseerden geen dichtwedstrijden, maar wel parades. Behalve van de société

joyeuse van de drukkers, waar ik in het derde hoofdstuk over zal uitwijden, zijn er geen andere Lyonese sociétés joyeuses bekend die geschreven bronnen hebben achtergelaten.

93 In mijn onderzoek richt ik mij specifiek op de sociétés joyeuses in zestiende-eeuws Lyon. Voor een

uiteenzetting van de vorm en werking van deze verenigingen in het algemeen en op Frankrijk-brede schaal, zie het artikel “The reasons of misrule” van Davis.

94 Jean Tricou, “Les confréries joyeuses de Lyon au XVIe s. et leur numismatique,” Revue numismatique,

44 schietoefeningen diende) werd feestelijk gehuldigd als ‘koning’ van de Arquebuziers.95 Deze scherts-hiërarchie bestond parallel aan de werkelijke machtsstructuur; los van de ‘feest-koning’ bleef het reële leiderschap van de Arquebuziers uitgeoefend door de kapitein die benoemd was door de échevins.

De eerste vermelding van het bestaan van een scherts-koninkrijk in Lyon buiten de geestelijke en militaire kringen is in 1421, toen enkele inwoners bij het Consulaat hun beklag deden over het buitensporige gedrag van ene Prince d’Amour. De betrokkenheid van dit personage bij populaire feesten is meermaals terug te vinden in vijftiende- en zestiende-eeuwse bronnen.96 Uit een opstootje rond deze prins dat plaatsvond in 1422 blijkt dat ook in Lyon, net als in Le Roy Ladurie’s Romans en Muir’s Friuli, de invloed van dergelijke scherts-koninkrijken en -vorsten verder reikte dan speelse ondeugendheid en een ontwrichtende werking kon hebben op de bestaande machtsstructuren. Uit een bron waarin het Consulaat haar beklag deed aan de afgevaardigde van de koning weten we dat de Prince d’Amour in dat jaar één van de consuls verwondde, waarschijnlijk in de chaos van het feestgedruis. Vervolgens zweepte hij de feestgangers op – betreft het hier zijn ‘onderdanen’ die samen met hem in de société zaten? – om in opstand te komen tegen het Consulaat.97 In de daaropvolgende eeuw was het aantal sociétés joyeuses gegroeid tot enkele tientallen. Geografisch gezien bestreken zij grote delen van de stad. De leden organiseerden zich volgens beroep of buurt; aangezien destijds een sterke correlatie bestond tussen woonplaats en ambacht, vielen deze twee scheidslijnen vaak samen. Het onderscheid tussen gildes en

sociétés joyeuses van dezelfde beroepsgroepen was soms onscherp, aangezien gildes

tijdens bepaalde feestelijke aangelegenheden de vorm van société joyeuse konden aannemen. Hetzelfde gold voor buurt-sociétés en de pennonages, die eveneens parallellen in hun geografische en organisatorische structuur toonden.

Het bestaan van sociétés joyeuses buiten het religieuze en militaire milieu manifesteerde zich in de zestiende eeuw op verschillende manieren. Ik heb reeds aangegeven welke rol de Enfants de la Ville speelden in de entrées. Daarnaast paradeerden

95 Rubys, Histoire veritable, 500; Gustave Véricel, Vieux usages lyonnais: fêtes, jeux et cérémonies aux

XVIe et XVIIe siècles (Lyon: A. Waltener, 1893), 40.

96 Antoine Péricaud, Notes et documents pour servir à l'histoire de Lyon: 1350-1610 (Lyon: Pélagaud et

Lesne, 1839), 21.

45 ook belangrijke beroepsgroepen in deze optochten mee, die voor de gelegenheid de vorm aannamen van een société joyeuse. De voornaamste bezigheid van de sociétés joyeuses was echter niet hun incidentele deelname aan deze door het Consulaat georganiseerde festiviteiten, maar het zelf organiseren van vaak jaarlijks terugkerende feesten. Iedere

société joyeuse had zijn eigen specifieke tradities en rituelen; zo hielden de Enfants de la

Ville weelderige jaarlijkse bankettenen kwam er tijdens elk Pinksteren een grote menigte af op de Fête du Cheval Fol van de société joyeuse van Saint-Esprit.98 De feestdagen van de beschermheiligen die aan sommige sociétés joyeuses verbonden waren (dit gold met name voor de sociétés die voortkwamen uit de gildes) vormden ook aanleiding tot het maken van plezier.99 De verenigingsleden paradeerden op hun bewuste dag door de straten en deelden onder begeleiding van muziek en getooid in speciale kostuums ‘pains benits’ (gezegende broden) uit aan de toeschouwers.100

Een belangrijke rol in de feestelijke uitingen van de sociétés joyeuses was weggelegd voor (ezel)parades, waarmee bepaalde morele misstanden in een gemeenschap werden aangekaart. Het bestaan van dit fenomeen was niet beperkt tot Lyon; in zijn artikel “‘Rough music’: le charivari anglais” (1972) bespreekt E. P. Thompson de verschillende vormen en namen die deze parades konden aannemen in verschillende gebieden verspreid over geheel Europa – ‘scampanate’ in Italië, ‘Katzenmuzik’ in Duitsland, ‘skimmington’ of ‘riding the stang’ in Engeland en ‘charivari’ in Frankrijk.101 In de Lyonese bronnen worden de parades door de historische actoren ‘chevauchée’ genoemd.102 In deze

chevauchées werden mannen, die door hun echtgenotes waren geslagen, belachelijk

gemaakt door hen rond te laten paraderen op ezels.

98 Véricel, Vieux usages lyonnais, 35-40. 99 Rubys, Histoire veritable, 500.

100 Een gedetailleerder verslag van een dergelijk feest in ere van een patroonheilige is aan ons overgedragen

door Jean Guéraud, een stoffenkoopman uit Lyon die tussen 1536 en 1562 opvallende gebeurtenissen in zijn stad vastlegde. In zijn manuscript schrijft hij over het feest van de speldenmakers op 6 juni 1559, de feestdag van hun patroonheilige St. Claude. In een groep van tussen de vijftig en zestig gewapende (!) gildeleden paradeerden zij door de straten en deelden zij ‘pains benist’ uit, een traditie die volgens Guéraud gestoeld was op het bijbelverhaal van Melchizedek. Jean Tricou, La chronique lyonnaise de Jean Guéraud

(1536-1562) (Lyon: Imprimerie Audinienne, 1920), 115.

101 E. P. Thompson, ‘“Rough music’: le charivari anglais,” Annales, xxvii (1972): 285.

102 ‘Delibérations consulaires 26-28 mai 1517’ Archives Municipales de Lyon, BB37 fol. 80; Guillaume

Testefort, Recueil faict au vray de la chevauchee de l'asne, faicte en la ville de Lyon: et commencée le

premier jour du moys de septembre, mil cinq cens soixante six: avec tout l'ordre tenu en icelle (1566);

Guillaume Testefort, Recueil de la chevauchee, faicte en la ville de Lyon: Le dixseptiesme de Novembre

46 In Lyon werden deze parades van oudsher op kleine schaal door iedere vereniging afzonderlijk georganiseerd. In haar essay “The Reasons of Misrule” bespreekt Davis een vergadering van 1517 van de société joyeuse van de Rue Mercière, waarin de leden beraamden om een chevauchée te organiseren voor een rijke leerlooier uit hun straat.103 De

société joyeuse van de Rue Mercière, die voornamelijk bestond uit koopmannen, moet

hierbij niet verward worden met de société joyeuse van de drukkers. Koopmannen, ‘merciers’ in oud Frans, hadden de Rue Mercière vóór de komst van de drukkers gedomineerd en de straat haar naam gegeven. Na de opkomst van de Lyonese boekdrukkunst werd hun invloed in de Rue Mercière minder, al bleef de aanwezigheid van deze beroepsgroep wel een constante factor. Het ‘slachtoffer’ van hun geplande charivari betrof hier ene Girardin Cathelan, die niet alleen drie huizen bezat in de Rue Mercière, maar ook geslagen werd door zijn vrouw Antoinette – een kwalijk misstand die zijn buurtbewoners maar al te graag wilden rechtzetten.104

Davis richt zich in de bespreking van deze voorbereidende fase op de (sociaal- maatschappelijke) redenen die deze verenigingen ertoe brachten om dergelijke ‘orde scheppende’ festiviteiten te houden.105 Belangrijker echter voor mijn onderzoeksvraag is niet de aanloop, maar de nasleep van deze gebeurtenis; het bewijs daarvoor is niet te vinden in de bron van de voorbereidende vergadering die Davis heeft gebruikt, maar in een bron van twee weken later, namelijk de consulaire beraadslagingen van 26 en 28 mei 1517, waaruit de reactie van de officiële autoriteiten op deze vergadering blijkt.106 Deze bron verschaft inzicht in de manier waarop deze volkse feesten als machtsinstrument binnen de Lyonese machtsstructuren functioneerden – het toont de strijd aan die er binnen het Lyonese machtsspel heerste tussen de verschillende actoren van hoofdstuk 1 over de invulling (de ‘sociale productie’) van de ruimte. In de consulaire beraadslagingen staat dat naar aanleiding van de vergadering, waarbij op een publiekelijke manier de nieuwe leiders van de société waren verkozen en regels en straffen waren vastgesteld, enkele belangrijke

103 Davis, “The reasons of misrule,” 115-116. 104 Tricou, “Les confréries joyeuses,” 299-300. 105 Davis, “The reasons of misrule,” 115-116.

106 Archives Municipales de Lyon, BB37 fol. 79 v. en BB37 fol. 80. Deze interessante bron is ook online in

te zien op de site van het archief: http://www.fondsenligne.archives-

lyon.fr/ac69v2/visu_affiche.php?PHPSID=a6f84d2b497d02fef08b064fed1ebc9f&param=visu&page=0# (geraadpleegd op 6 juni 2018).

47 verenigingsleden waren gearresteerd door de procureur van de stad. Hun acties vormden een dreiging voor de machtspositie van de officiële autoriteiten, aangezien het uitoefenen van straffen een privilege was dat aan het Consulaat was voorbehouden. Een tweede reden, die niet in de bron wordt genoemd, is waarschijnlijk het feit dat de desbetreffende leerlooier op 8 december van dat jaar door de échevins zou worden verkozen tot officiële, aan het stadsbestuur gelieerde maître du métier107 – een aanval op hem was indirect ook een aanval op het stadsbestuur zelf. Een tweede aannemelijke achterliggende reden voor de arrestaties is dat het Consulaat het als een aanval op hun autoriteit in hun ‘grondgebied’ moet hebben gezien wanneer inwoners zonder officiële toestemming voor eigen rechter gingen spelen middels deze chevauchées en daarmee een zelfgekozen invulling aan dat ‘grondgebied’ gaven. De gearresteerden werden dan ook vrijgelaten toen zij beloofden om de geplande

chevauchée af te lasten. Het stadsbestuur had er dus op gedoeld om de feestvierders hun

middel tot ‘productie’ en daarmee tot toe-eigening van de ruimte te ontnemen – namelijk, het feest zelf.

Werden deze ezelparades in de eerste decennia van de zestiende eeuw nog traditiegetrouw door één vereniging in de eigen buurt gehouden, zo ontstond er in Lyon in de tweede helft van de zestiende eeuw een nieuw fenomeen waarbij een groot aantal

sociétés joyeuses zich gezamenlijk verenigden in één grote chevauchée. Uit de bronnen

kan met zekerheid worden vastgesteld dat deze gezamenlijke chevauchée ten minste twee keer heeft plaatsgevonden, namelijk in 1566 en in 1578, aangezien de enige twee bronnen waarvan bekend is dat ze dit fenomeen bespreken, uit deze twee jaren komen .108 Er waren daarnaast nog twee andere volksfeesten die door de sociétés joyeuses gezamenlijk werden gevierd, namelijk de plantations de mai en het carnaval. Tijdens de ‘mei-aanplantingen’ plantten de sociétés joyeuses op de eerste dag van die maand onder begeleiding van dans en muziek een meiboom voor de huizen van de meest prominente magistraten van Lyon.109 Tijdens het jaarlijkse carnaval verenigden de sociétés joyeuses zich net als bij de

107 D. Muzerelle, “Carnaval et défilés burlesques” in Entrées royles et fêtes populaires à Lyon du XVe au

XVIIIe siècles (Lyon: Bibliothèque de la ville de Lyon, 1970), 49.

108 Zie het Recueil faict au vray de la chevauchee de l'asne, faicte en la ville de Lyon: et commencée le

premier jour du moys de septembre, mil cinq cens soixante six: avec tout l'ordre tenu en icelle (1566) en

het Recueil de la chevauchee, faicte en la ville de Lyon: Le dixseptiesme de Novembre 1578, avec tout

l’ordre tenu en icelle (1578) van Guillaume Testefort, waarover ik verderop in dit hoofdstuk in paragraaf

2.2.2. zal uitwijden.

48

chevauchées in een uitbundige parade.110 Uit het Lyon van de zestiende eeuw zijn enkel de carnavalsbronnen van de vereniging van de drukkers aan ons overgeleverd, waarover ik in het volgende hoofdstuk uit zal wijden. Op organisatorisch gebied vertoonde het Lyonese carnaval waarschijnlijk gelijkenissen met het carnaval dat Le Roy Ladurie in zijn boek heeft beschreven – Romans lag immers slechts honderd kilometer van Lyon verwijderd. Het carnaval, de plantations de mai en de gezamenlijke chevauchées zijn de enige drie feesten in Lyon waar de sociétés joyeuses zich op autonome wijze verenigden, zonder organisatorische inmenging van de officiële autoriteiten. Deze drie feesten acht ik daarom substantiële uitingen van de rol die de sociétés joyeuses speelden in de machtsstructuren van vroegmodern Lyon: analoog aan de officiële publieke feesten functioneerden deze onofficiële feesten als een belangrijk instrument waarmee macht verkregen en uitgedragen kon worden. Voor de beantwoording van mijn onderzoeksvraag zal ik dan ook dieper ingaan op specifiek deze drie volksfeesten. De manieren waarop deze machtsinstrumenten zich manifesteerden in de Lyonese stedelijke ruimte zouden echter in het verleden verborgen zijn gebleven ware het niet dat de drukkersgezellen in de loop van de zestiende eeuw de leiding namen over de gezamenlijk georganiseerde chevauchées en besloten het verloop ervan op papier te zetten.

2.2. De rol van de société joyeuse van de drukkersgezellen in de Lyonese