• No results found

Vakmanschap voor ambtenaren in de 21ste eeuw

4.5 Tot slot

Ambtelijk vakmanschap is ingewikkelder dan een lijstje competen-ties. Op de achtergrond spelen vragen mee over nieuwe vormen van professionaliteit, nieuwe rollen van ambtenaren en moeilijke afwe-gingen. Vernieuwing van de rijksdienst – crisis of geen crisis – is belangrijk. Het is echter de vraag of in de huidige vernieuwings-pogingen genoeg oog is voor de eisen die de context van de rijks-overheid stelt aan het functioneren van ambtenaren en de las-tige vragen die dat oproept. Van het programma Andere overheid (2003-2007), via het programma Vernieuwing rijksdienst, naar het huidige programma Compacte rijksdienst – alleen de namen zijn al veelzeggend – is een ontwikkeling gaande waarin steeds minder ruimte is voor nieuwe manieren van nadenken over de rol van de rijksoverheid en waarin steeds meer de nadruk ligt op efficiëntie en op ‘normstelling, harmonisatie en standaardisatie van processen’26 als belangrijke methodes om kosten te besparen. Dat is begrijpelijk, zeker in tijden van crisis. Maar overlappende functies, ruimte voor

26 Jaarplan 2011 van het uitvoeringsprogramma Compacte rijksdienst (p. 2).

ambtenaren en tijdrovende vergaderingen zijn niet alleen vormen van inefficiëntie, maar ook mogelijkheden om in horizontale net-werken te leren, tot consensus te komen en collectief te handelen om zo bij te dragen aan de oplossing van maatschappelijke problemen.

Het is belangrijk dat daarvoor ruimte blijft.

Hoofdstuk 5

‘Een eigen huis, een plek onder de zon’

Henriëtte Prast

5.1 Inleiding

Als de economische crisis iets onder de Nederlandse bevolking dui-delijk heeft gemaakt, dan is het wel dat financiële arrangementen minder garanties bieden dan mensen dachten. Neem pensioenen.

De crisis is er niet de oorzaak van dat er meer pensioenrisico bij de deelnemer terechtkomt. Indexering en zelfs nominale bedragen zijn nu eenmaal al een tijdje afhankelijk van de dekkingsgraad. Met de financiële crisis manifesteerde het risico zich, dat was alles. En dan de huizenmarkt. Er sluimerde al een tijd discussie over scheefwonen en hypotheekrenteaftrek, maar het lijkt erop dat de crisis nodig was om dit serieus op de beleidsagenda te krijgen – al zal ook een rol hebben gespeeld dat de onderwerpen minder explosief zijn gewor-den omdat ze een grote groep kiezers, namelijk de babyboomers, niet of nauwelijks raken.

5.2 Pensioenen

De meeste mensen wisten niet dat deelnemers de uiteindelijke risicodragers zijn als het gaat om pensioen. Ook bij een collectieve, verplichte regeling. Van de mensen die het wel wisten, dachten velen dat een te lage dekkingsgraad niet zou optreden, tenzij een pen-sioenfonds het wel heel bont zou maken met het beleggingsbeleid.

Wat voor het gemak vergeten werd, was dat bij zekerheid een premie hoort die hoger is dan bij garanties. Elke verzekering kost geld, zo ook deze. Maar een hogere premie, dat vonden werkgevers en werk-nemers niet fijn: die moesten ze immers zelf betalen. En dus hoopten ze op goede rendementen. En dat terwijl het motto bij pensioenen zou moeten zijn: ‘Hope for the best, prepare for the worst.’

Dat legt al een zwakte bloot van ons pensioensysteem, waarin werk-gevers en werknemers − tot op zekere hoogte in samenspraak met de politiek − de regels van het pensioenspel bepalen. De kans is groot dat ze naar zich toe rekenen, vast niet met boze opzet. Maar we hebben nu eenmaal de neiging om dingen te geloven waar we blij van worden, en om slecht nieuws te bagatelliseren. ‘De wens is de vader van de gedachte.’ Misschien is dat ook waarom de mythe dat aandelen op de lange termijn veilig zijn, zo onuitroeibaar is. Zeker, hoe langer de termijn, hoe groter de kans dat aandelen meer ople-veren dan veilige beleggingen. Maar de omvang van het verlies dat je lijdt als het misgaat, neemt ook toe met de horizon. En wel zoveel meer dat per saldo de lange termijn nadelig is.1 Dat de gedachte dat aandelen op de lange termijn veilig zijn niet juist kan zijn, is ook te zien met behulp van een bewijs uit het ongerijmde. Stel dat aande-len op de lange termijn veilig zouden zijn. Dan zouden aandeaande-len op de lange termijn geen hoger rendement moeten bieden dan veilige beleggingen; de aandelenpremie is immers een beloning voor risico!

1 Zie bijvoorbeeld Bodie, Zvi, On the risk of stocks in the long run, Financial Analysts Journal, May/June 1995, 51, 3, 18-22.

De demografische ontwikkelingen die het pensioenstelsel op scherp hebben gezet, kon je al van kilometers afstand zien aankomen. Het systeem is ontwikkeld en bedoeld voor een samenleving waarin het aantal werkenden het aantal gepensioneerden verre overtreft.

Alleen dan kan de werkgever de uiteindelijke risicodrager zijn in het sys teem. Vallen de rendementen tegen, dan gaat de premie van die vele werkenden een klein beetje omhoog om het handjevol ge-pensioneerden van hun (welvaarts)vaste inkomen te blijven voor-zien. Maar in twee opzichten voldoen we niet meer aan deze demo-grafie. Gepensioneerden leven veel langer dan vroeger, en door de babyboomgeneratie zijn ze met een heleboel. Zoveel, dat een beetje premieverhoging van werkenden bij lange na niet genoeg is om pen-sioenuitkeringen op peil te houden. Net zoals de AOW al lang niet meer door de premies kan worden opgebracht en er jaarlijks meer dan acht miljard uit belastinginkomsten moet worden bijgepast.

De politiek durfde het echter eerder niet aan om de AOW-leeftijd te verhogen. Misschien wel precies om de reden waarom het nodig was, namelijk het grote aantal babyboomers. Een generatie die met veel is, heeft veel invloed in Den Haag. Niet alleen via de sociale partners, maar ook dankzij de stembus. De stem van iedere kies-gerechtigde Nederlander telt nu eenmaal even zwaar, en dus heeft een generatie die met veel is veel te zeggen. Wat dat betreft zou het niet zo gek zijn om bestuurlijke vernieuwing door te voeren en elk geboortecohort evenveel invloed te geven. ‘One generation, one vote.’ Of om het gewicht van een stem afhankelijk van de leeftijd te laten zijn: hoe jonger, hoe zwaarder. Regeren is immers vooruitzien, en de jeugd heeft meer belang bij de toekomst dan gepensioneer-den. Het zou betekenen dat iedereen gedurende zijn leven evenveel invloed heeft, een beetje meer als hij jong is, een beetje minder tegen de tijd dat hij AOW krijgt. Zou dat niet veel eerlijker en toekomst-bestendig zijn?