• No results found

Naar nieuwe vormen van betrokkenheid

De menselijke maat

3.3 Naar nieuwe vormen van betrokkenheid

Die roep om de menselijke maat weer tot uitgangspunt te nemen is mijns inziens dan ook niets anders dan een oproep om de burger te verlossen van zijn gevoel van vervreemding. Bij de burger ontstaat het gevoel dat hij vertegenwoordigers kiest die met van alles bezig zijn, maar niet meer met hem vertegenwoordigen. Steeds meer heeft men het gevoel meegesleept te worden in zich almaar uitbreidende processen die voor niemand beheersbaar zijn, waardoor wantrou-wen jegens bestuurders wordt gevoed. Men vraagt om overzicht en samenhang. Steeds harder klinkt de roep om terug te gaan naar de basis, dat waar het aanvankelijk om ging, om mensen.

Voor een deel zal die roep onbeantwoord blijven. Ten eerste is het proces van globalisering niet meer omkeerbaar. Ons bewustzijn is, mede door een technologische revolutie in de afgelopen decennia, wereldwijd geworden. De meeste mensen die zich mentaal verzetten tegen het idee van een federale Europese staat, zien wel de noodzaak in van vergaande samenwerking tussen de Europese landen; men is tegen de manier waarop, niet tegen het proces an sich. Net zo is de pluriforme samenleving een gegeven, ook al lijkt dat besef in Neder-land nog altijd grotendeels afwezig. De wensgedachte dat NederNeder-land weer een volkomen autonome en monoculturele natie zou kunnen worden, is voorbehouden aan ideologische fanatici.

Tegelijk is er de tendens om globalisering en de daarmee gepaard gaande effecten te beschouwen als een proces waarop nauwelijks of geen invloed uit te oefenen valt. Een aantal jaren geleden zei de Franse socioloog Loïc Wacquant al tegen mij: ‘Men praat over glo-balisering alsof het een natuurkracht is. Gloglo-balisering is een ideo-logisch begrip dat gebruikt wordt om een aantal economische, sociale en technologische transformaties mee te verklaren. Maar die omwentelingen zijn wel degelijk het resultaat van bepaalde bewust genomen politieke besluiten en zorgvuldig opgestelde agenda’s. Men gebruikt het fenomeen van de globalisering om nog meer politieke besluitvorming in dezelfde richting af te dwingen. (…) Staten ver-klaren zichzelf ineens onmachtig, ze zeggen klem te zitten tussen het proces van globalisering enerzijds en Europese eenwording anderzijds. Wat kunnen wij nog doen? zeggen ze. We kunnen slechts in de marge veranderingen aanleggen! Maar dat is sterk overdreven.

In werkelijkheid zijn er sterke onderlinge verschillen tussen landen.’2 Waar Wacquant zich tegen verzet, en ik denk terecht, is de voor-stelling van globalisering als iets wat zich volledig aan onze invloed onttrekt – dat is even irreëel als de gedachte dat je dat proces hele-maal naar je hand zou kunnen zetten.

Dat impliceert een overheid die zich niet onmachtig voordoet door te wijzen op voldongen feiten, die zich niet legitimeert door zich op onomkeerbare processen te beroepen, zonder aan te geven waarom die processen noodzakelijk zouden zijn.

Het geeft bovendien aan dat burgers bevrijd kunnen worden van hun gevoel van onmacht door hen zo dicht mogelijk bij politieke processen te betrekken. Dat zo’n houding een andere manier van politiek bedrijven inhoudt, spreekt vanzelf; de kiezers zullen ook buiten verkiezingstijd in gesprek willen gaan met door hen gekozen politici, ook invloed willen hebben op de koers van een partij buiten het ledencongres. Ook wat de politiek betreft overheerst het gevoel dat men processen belangrijker vindt dan de zaken waarover die

2 B. Heijne, ‘Globalisering is géén natuurkracht’ (interview met Loïc Wacquant), in:

Grote vragen; de nieuwe eeuw tussen hoop en vrees, Amsterdam: Prometheus 2006.

processen gaan. Het is opvallend hoe weinig politieke partijen in Nederland op dit moment het maatschappelijk debat aangaan in een open discussie; men reageert, men vaardigt een politicus af om het partijstandpunt uit te dragen, men probeert de show te stelen op een jongerenfestival, maar van engagement met de kiezer is nauwelijks sprake. Vervolgens kijkt men vreemd op wanneer diezelfde kiezer het gevoel heeft dat hij over het hoofd gezien wordt.

Uit de gedachtegang van Wacquant, die zich nadrukkelijk als links presenteert, valt ook op te maken dat hij de natiestaat zeker niet be-schouwt als een achterhaald concept. Integendeel, hij lijkt die te zien als het terrein waarop beslissingen genomen kunnen worden die tegenwicht bieden tegen de krachten van de globalisering. Daarin lijkt hij Sandel bij te vallen: over wat goed voor ons is, over wat wij van waarde achten, kan wel degelijk onderhandeld worden. Onze macht is altijd beperkt, maar we zijn niet machteloos.

De remedie tegen vervreemding bestaat uit nieuwe vormen van be-trokkenheid. De afgeleide waarden die Sandel bestrijdt in zijn boe-ken en colleges moeten weer ondergeschikt gemaakt worden aan herkenbare ethische waarden, die niet een-twee-drie vast te leggen zijn in cijfers, maar die telkens opnieuw, in elke nieuwe situatie, be-discussieerd en uitonderhandeld moeten worden. De roep om de menselijke maat is niet slechts een roep om kleinschaligheid in een geglobaliseerde wereld, maar in de eerste plaats een roep om be-wustzijnsverandering – een roep om een nieuwe betrokkenheid van zowel overheid als burger.

Hier en daar, vooral op lokaal niveau, zie je dat dat besef is door-gedrongen. Voor grote plannen of voor moeilijke besluiten wordt in het openbaar draagvlak gezocht; wanneer grote bestuurlijke be-slissingen genomen moeten worden, begint men door te krijgen dat het geen zaak van bestuurders − al dan niet gekozen − is, maar dat het een goede zaak is om de burger vanaf het begin bij het bestuur-lijke procedures te betrekken. De stad of het dorp wordt weer als een gemeenschap gezien.

Meestal gaat het echter om een simpel voor en tegen, een wel of niet.

Te vaak ook vervalt men tegenwoordig tot het andere uiterste,

waar-bij de ontevreden burger van schrik ineens heilig wordt verklaard en plotseling alles zelf mag uitmaken – zoals bij het Rotterdamse Stadsinitiatief, waarbij de bevolking (in werkelijkheid een heel klein deel van de bevolking) haar stem mag uitbrengen op een plan dat haar stad aangaat. Dergelijke initiatieven willen een antwoord zijn op de vervreemding tussen burger en overheid, maar raken meestal slechts de oppervlakte. Vaak is daarna de onvrede alleen maar gro-ter.Die nieuwe betrokkenheid is wat mij betreft in de eerste plaats een morele betrokkenheid, waarmee ik iets anders bedoel dan het moralisme zoals dat tot uiting komt in strengere straffen en meer regelgeving. Die betrokkenheid wordt om te beginnen gekweekt door een aantal vragen openlijk en zo scherp mogelijk te stellen, ook als de antwoorden niet zo meteen gegeven kunnen worden. Dat legt dillema’s bloot die een al te rooskleurig wensdenken snel on-mogelijk maken. Je kunt geen aandacht vragen voor de grote wereld wanneer je de kleine wereld waarin de meeste mensen leven botweg negeert. Andersom hetzelfde: de grote wereld laat zich ook in de kleine wereld niet negeren. Kleine en grote wereld moeten weer met elkaar in contact worden gebracht, in ideële en praktische zin, zodat men beseft dat het een niet losstaat van het ander, hoe graag men dat soms ook zou willen. Dat houdt in dat bij elk project een reële inzet van zowel gever als ontvanger een vereiste is; wie zich direct betrok-ken voelt, zal geneigd zijn lastige dilemma’s en teleurstellingen eer-der als uitdagingen te zien dan als abstracte krachten die aantonen dat ‘het toch allemaal niets uitmaakt’.

Niet alleen moet de burger meer tot onderdeel van bestuurlijke pro-cessen gemaakt worden, de verantwoordelijken moeten ook leren dilemma’s en grote vragen onderwerp van discussie te maken. Dat is de kracht (en deels ook de verklaring voor het succes) van een

‘stand-up’ filosoof als Michael Sandel: door mensen onderdeel te laten zijn van een morele discussie of ethisch dilemma wordt men geconfronteerd met de ongerijmdheden en inconsistenties in de eigen houding. Schande roepen vanaf de zijlijn wordt dan een stuk moeilijker.

Zo’n debat, moeilijk als het zal zijn, is tegelijk ook het beste weer-middel tegen de verleidelijke, fundamentalistische droom van het individu dat in totale harmonie met zijn omgeving zou kunnen leven als anderen hem daarin niet zouden dwarsbomen. Het besef in een eeuwig onvolmaakte samenleving te leven is een voorwaarde voor het streven die samenleving te verbeteren.

Hoofdstuk 4

Improviseren in een