• No results found

De Slag om Arnhem

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L I 4 (pagina 113-125)

Reacties en recensies i . Inleiding

3. De Slag om Arnhem

D e kranten besteedden tamelijk veel aandacht aan De Jongs beschrijving en beoordeling van de Slag om Arnhem. De conclusie van De Jo n g dat het verraad van operatieplannen ‘Market Garden’ niet de oorzaak was van hun m islukking, werd door Jan de Roos in het Haarlems Dagblad (9 december

1980) aangestipt:

i ‘De Nederlandse dubbelagent Chris Lindemans alias “ King Kong” heeft op

15 september 1944 in Driebergen belangrijke informatie over Market Garden, het grote dubbele offensief van de Geallieerden dat twee dagen later onder meer bij Arnhem begon, verraden aan de Abwehr, de Duitse contraspionage. De Britse nederlaag in de Slag om Arnhem is echter niet aan dat verraad te wijten geweest. Tot deze opmerkelijke conclusie komt dr. L. de Jong in het vandaag verschenen deel i o a van zijn seriewerk Het

Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog.

Al kort na de nederlaag van de Britten bij Arnhem deden in geallieerde kringen geruchten de ronde dat de mislukking van de operatie vooral te wijten zou zijn geweest aan verraad. Eind 1944 wist de Britse militaire politie Lindemans, die van dit verraad werd verdacht, te arresteren. Hij heeft het verraad van “Arnhem” echter altijd ontkend. Het proces tegen hem dat kort na de oorlog zou plaatsvinden ging niet door omdat Lindemans zelfmoord pleegde.

De Parlementaire Enquêtecommissie (p e c), die een onderzoek instelde naar de kwestie-Lindemans, kwam na de oorlog tot de conclusie “dat duidelijk vast is komen te staan dat Lindemans op 15 september 1944 bij de Duitsers te Driebergen geen mededelingen heeft gedaan over het aanstaand offensief van de Geallieerden op Arnhem” . Ook prins Bernhard zei op 5 mei van dit jaar nog in een interview met de NOS-televisie ter gelegenheid van de 35ste verjaardag van de bevrijding van ons land, dat Lindemans nooit Market Garden verraden kan hebben. Deze opvatting van de p e c (en van de prins) wordt door dr. De Jong in het nieuwste deel van zijn oorlogsserie weerlegd. Hij onderstreept daarbij overigens dat “ Arnhem” niet door het verraad van Lindemans verloren is, een opvatting die in brede kring nog steeds heerst. De Jong toont namelijk aan dat de Duitse majoor Kiesewetter, aan wie Lindemans op 15 september 1944 zijn mededelingen over de ophanden zijnde operaties deed, diens mededelingen niet duidelijk aan de Duitse autoriteiten doorgaf omdat hij Lindemans niet vertrouwde. De mislukking van “Arnhem” moet volgens De Jong worden gezocht in een aantal strategische en taktische fouten aan Geallieerde kant, overschat­ ting van de eigen moeilijkheden en onderschatting van de kracht van de Duitsers, en aan tegenslagen en omstandigheden die niet o f moeilijk te voorzien waren.

R E A C T I E S EN R E C E N S I E S

t Garden wel degelijk als een verrassing kwam, ondanks de slechte geheim­ houding van de geallieerde plannen. De Jong geeft van dat laatste verscheidene opmerkelijke voorbeelden. Zo werden begin september geheime agenten gedropt, die van de plannen op de hoogte waren, een uiterst riskante zaak voor het geval zij in Duitse handen zouden vallen. Ook werden de plannen uitvoerig besproken met de meeste van de ongeveer veertig officieren van het Nederlands Militair Gezag die op 12 september vanuit Londen naar het continent overstaken. Voorts werd de operatie drie dagen voor het begin onthuld aan honderden oorlogscorrespondenten die waren geaccrediteerd bij s h a e f, het geallieerde hoofdkwartier. Dat gebeurde op een persconferentie. De Jong concludeert hieruit dat de geallieerde bevelhebbers kennelijk zo zeker waren van het welslagen van de operatie dat zij strikte geheimhouding niet meer noodzakelij k achtten.’

De Arnhemse Courant (16 december 19 8 0) liet W illem H. Tiemens aan het

woord, ingezetene van Arnhem, die van studie van de Slag om zijn stad zijn levenswerk heeft gemaakt. Hij betoogde:

( ‘Niet het (mogelijke) verraad van de dubbelspion Chris (King Kong) Lindemans heeft een rol gespeeld in de voor de geallieerden zo tragische afloop van de slag om Arnhem, maar wèl de oplettendheid en het alert reageren van de Duitse Lufiwaffe-Generalmajor Walter Grabmann, destijds commandant van de enorme luchtwaarnemingsbunker aan de Koningsweg in Schaarsbergen.

Door zijn informaties (waarnemingen, daags vóór de slag, van vijande­ lijke verkenningsvluchten boven wat later landingsterreinen bleken te zijn) stonden de stukken geschut, tanks en pantservoertuigen van ss-majoor Sepp Krafft al zo’n 13 uur van tevoren tot schieten gereed om de neerdalende Britse parachutisten op die bewuste zondag de 17e september '44 een warm, zeg maar heet, welkom te bereiden...

De verwachting van de Britten, dat het verrassingselement in hun voordeel zou werken, ging in rook op. In plaats daarvan werden zij totaal verrast, want op zoveel, onmiddellijke tegenstand, hadden ze niet gere­ kend... En terwijl de vuurmonden van ss-majoor Sepp Krafft een regen van dood en verderf op de para’s en uitrusting van de airbornes uitbraakten alarmeerde Lufiwaffe-Generalmajor Grabmann intussen — reeds vijf minuten na de eerste droppings — luitenant-generaal W illi Bittrich, commandant van het 2e ss-Pantserkorps, die zijn hoofdkwartier in Doetinchem had.

De ss-generaal dirigeerde onmiddellijk zijn 9e en 1 oe pantserdivisies (de

Hohenstaufen-divisie en de Frundsberg-divisie) naar het Arnhemse slagveld.

De luchtlandingen waren toen nog in volle gang...’

In hetzelfde blad vulde een Britse parachutist van 19 44, Henry M ac- Anelly, Tiemens aan:

D E E L I OA

6 ‘ “ Ik ben ontzettend blij met hetgeen Willem Tiemens boven water heeft gehaald. Hiermee is het geheim, het raadsel waar ik al jarenlang mee rondliep, opgelost en is gebleken dat ik toch gelijk had en niet dr. Lou de Jong.” Dat zegt de als meest gewonde Britse para uit de slag om Arnhem bekend staande Henry MacAnelly uit Westervoort.

“ Ik hoor het De Jong nog zó zeggen toen ik op zijn verzoek bij hem was om informatie te geven over de gevechten. Hij vroeg mijn naam, rang, functie en toen ik ’m dat vertelde zei hij (dat was in 1962): «Zo, dan zijn jullie door één oude, verrotte Duitse tank in de pan gehakt.» Ik was woedend en er ontstond in zijn kantoor een heftige woordenwisseling. De Jong zei toen: «U moet niet vergeten dat ik tijdens de slag om Arnhem, bij Radio Oranje in Londen zat», waarop ik reageerde met: «Meneer De Jong, tijdens de slag om Arnhem, zat ik in Arnhem.» De Jong drukte op een belletje, er kwam iemand binnen die te horen kreeg «Wilt U meneer MacAnelly uitlaten...» ”

“Wèl, door die brief van generaal-majoor Grabmann is wel duidelijk geworden, dat het niet om één verrotte oude tank ging, maar om modern uitgeruste ss-tankeenheden van generaal Bittrich. Voor mij is het mysterie nu opgelost. Want ook uit waarnemingen van ooggetuigen, onder meer Nic van Toorn van de Leren Doedel, weet ik, dat tussen de Dreyenseweg en La Cabine aan de Amsterdamseweg zeker 20 tot 25 pantservoertuigen met 20 mm-kanonnen stonden opgesteld, alsmede een flink aantal Tiger-tanks aan de noordkant van de Amsterdamseweg, waar ze mij toen in de prak schoten. Bewoners bij de Johannahoeve weten te vertellen hoe een dag voor de landing de Duitsers daar al stellingen betrokken en de bewoners weg moesten, omdat de Duitsers moesten inschieten.’”

Aan het eind van zijn beoordeling van de Slag om Arnhem stelde D e Jo n g zich de vraag wat er gebeurd zou zijn indien de Britse luchtlandingstroe­ pen de strijd hadden gewonnen. In dat geval zou het Canadese leger al in de herfst van 19 44 tot Amsterdam zijn opgerukt en het Britse tot het IJsselmeer, maar het westen van Nederland zou door de terugtrekkende Duitsers aan catastrofale verwoestingen zijn onderworpen.2 Krijgshistorici lieten naar aanleiding van deze conclusie tegenargumenten horen, die het dagblad Trouw ( 1 1 december 1980) publiceerde onder de kop: ‘Dr. De Jo n g speculatief bezig’. Deze kritiek kwam uit de mond van luitenant- kolonel E. H. Brongers, die met De Jo n g al eens over de slag op de Grebbeberg in debat was getreden, en van kolonel L. C. Schreuders.

1 ‘Brongers: “ In de eerste plaats betwijfel ik dat de Duitsers tot de

vernietigingstactiek zouden zijn overgegaan, indien zij bij een geslaagde Engelse doorstoot naar het IJsselmeer zouden zijn omsingeld. De

R E A C T I E S EN R E C E N S I E S

6 ging «als dat nodig was» betekent mijns inziens dat de Duitsers pas hiertoe zouden overgaan in een noodsituatie, bij voorbeeld bij een aanval van de geallieerden op het westen. Vernietigingstactiek is een tweesnijdend zwaard dat ook de bezetter zelf had getroffen.

In de tweede plaats: voor zo’n aanval bestonden geen plannen. Integen­ deel, Montgomery wilde na een geslaagde operatie Market-Garden het Roergebied bezetten. De Engelsen en Amerikanen wilden naar het oosten en het is zeer onwaarschijnlijk, dat zij — wat De Jong veronderstelt — naar het westen wilden oprukken.”

U spreekt over “onwaarschijnlijk”, met andere woorden: u baseert zich, evenals dr. DeJong, op hypothesen?

“Ja, maar ik kan voor mijn hypothese meer gronden aanvoeren. Zo is het vrijwel uitgesloten, zoals De Jong in het tweede deel van zijn hypothese schrijft, dat het Canadese eerste leger naar Amsterdam zou zijn opgerukt. Veronderstel dat dit plan zou hebben bestaan o f later zou zijn opgesteld (onwaarschijnlijk, omdat het Nederlandse kabinet in Londen de geallieer­ den bij voortduring verzocht bezet Nederland te ontzien) dan nog was zo’n plan kansloos geweest. De Canadezen waren te zwak om zo’n operatie, zonder parachutisten, over de grote rivieren heen uit te voeren. Met veronderstellingen, met «als dit, als dat», kun je natuurlijk nog verder gaan; je kunt ook zeggen «als de geallieerden op de Nederlandse in plaats van op de Franse kust waren geland, dan...» Met andere woorden; dit soort speculaties heeft weinig zin.”

Kolonel L. C. Schreuders, die voor de Hogere Krijgsschool een studie heeft gemaakt van de Duitse bronnen over de slag bij Arnhem, zegt: “ Ik vind dat De Jong de laatste jaren in toenemende mate met veronderstellin­ gen werkt; op deze wijze is hij niet wetenschappelijk verantwoord bezig. Tegenover de hypothese van De Jong kun je met hetzelfde recht een andere hypothese naar voren brengen, namelijk dat de Duitsers, als ze na een overwinning van de Engelsen bij Arnhem waren afgesneden, zich in het westen zouden hebben overgegeven. En dan was ons de hongerwinter bespaard gebleven.”

Schreuders heeft in de archieven van alle bij “Arnhem” betrokken Duitse divisies gespeurd naar aanwijzingen voor een mogelijk verraad door Christiaan Lindemans, alias King Kong. Een verraad, dat nu door dr. De Jong met grote stelligheid als een feit wordt gezien (hoewel dit verraad geen invloed had op het verloop van de strijd). Schreuders: “ De Jong komt met slechts één verklaring voor dit verraad op de proppen, namelijk die over de Duitse majoor Kiesewetter, die de van Lindemans ontvangen inlichtin­ gen over de op handen zijnde slag niet zou hebben doorgegeven aan zijn superieuren. Ik heb voor dit verraad nimmer aanwijzingen gevonden.”

En waarom vermeldt De Jong dat Lindemans — volgens een verklaring van de Nederlandse verrader Verloop — “ reeksen namen en illegale adressen” aan de Duitsers doorgaf, toen hij in maart 1 944 voor de Duitsers

D E E L I O A

t ging werken? Verloop verklaarde dat het verraad van Lindemans tot 267 arrestaties onder de verzetsmensen in Nederland, België en Frankrijk leidde. Schreuders betwijfelt dit: “ In het verzet werd met een methode gewerkt, waarbij niemand zoveel namen kon weten.”

Kritiek op De Jon g’s stelling dat Lindemans “ Arnhem” toch heeft verraden, kritiek op diens aanvechtbare maar desondanks boeiende hypo­ these, dat we blij moeten zijn dat de slag bij Arnhem werd verloren. Opnieuw voedsel voor “de legende van King Kong” en voor een weleens modieus aandoend schamperen op de eens onaantastbare en nu tot “nationale zondebok” (aldus Brongers) verheven De Jong?’

In De Volkskrant ( 1 1 december 1980) kon de journalist W illem Kuipers vaststellen dat het toneelstuk King Kong van W illem Frederik Hermans nu kon worden opgevoerd; hetzij in een toneelzaal, hetzij in een uitzending van de Nederlandse Omroep Stichting (n o s). De Jo n g, die zo’n vertoning in 19 7 2 op historische gronden had ontraden - Christiaan Lindemans zou geen verraad hebben kunnen plegen, omdat hij de operatieplannen niet kende — was immers nu van mening veranderd en moest dus de inhoud van het stuk kunnen goedkeuren.

( ‘De vraag is in hoeverre dit standpunt van De Jong ertoe heeft bijgedragen dat King Kong — dat door Jan Venema een uitstekend stuk werd genoemd — nooit op de beeldbuis verscheen. Het stuk lag ook gevoelig, doordat Prins Bernhard en Freule Wttewaal van Stoetwegen er als personages in voorkomen — en niet op hun voordeligst.

Ook de heren W. Polak, toen wethouder Kunstzaken van de gemeente Amsterdam, en J. W. Rengelink, van de raad van beheer voor programma- zaken van de n t s, bemoeiden zich blijkens het boek van Hermans met de zaak. Omdat Hermans het stuk in opdracht van de gemeente Amsterdam had geschreven (en daarvoor vijfduizend gulden honorarium kreeg) maar datzelfde stuk ook de n t s had aangeboden (onder aanvaarding van een voorschot van tweeduizend gulden).

In ieder geval is het standpunt van De Jong door zijn eigen onderzoek achterhaald en kan dit een opvoering van King Kong niet meer in de weg staan. Dat was ook het commentaar van Willem Frederik Hermans, gisteravond vanuit Parijs: “Mijn stuk kan nu dus overal opgevoerd worden,” zei hij.’

D e historicus Karei Margry, gespecialiseerd in de gevechtshandelingen in Brabant, trachtte D e Jo n g op dat onderdeel te corrigeren. In het Eindhovens

Dagblad (6 januari 19 8 1) schreef hij onder de kop ‘Britse tanks voorkwa­

men in 19 44 “ Slag om Eindhoven” ’, dat de Amerikaanse parachutisten in Brabant op hun w eg naar Arnhem onmisbare hulp kregen van twee Britse tankbataljons.

R E A C T I E S EN R E C E N S I E S

C ‘De hulp, die de ï oi st Airborne Division kreeg toebedeeld, bestond uit twee Britse onafhankelijke tankbataljons (onafhankelijk, want normaal worden bataljons samengevoegd tot brigades o f regimenten), te weten het bataljon

1 5 / 1 9 Hussars en het 44ste bataljon van het Royal Tank Regiment (kortweg:

44ste r t r). Zij kregen als “ uitstap-haltes” respectievelijk Eindhoven en Veghel toegewezen. Deze beide Britse tankbataljons, van ieder nog geen 600 man en met een sterkte van zo’n 60 tanks, worden in bijna geen enkel verslag van Operatie Market Garden genoemd, maar met name in de gevechten bij Best op 19 september en bij de verdediging van de brug bij Son op 19 en 20 september, en in mindere mate later bij Veghel, hebben zij de beslissende factor gevormd, die het verschil uitmaakt tussen overwin­ ning o f nederlaag.

De eer van de bevrijding van Eindhoven en de corridor komt terecht voor het grootste deel toe aan de Amerikaanse ï oist Airborne Division. Maar ter aanvulling van dr. De Jong en omwille van de historische juistheid is het ook terecht dat de onafhankelijke Britse tankbataljons, die de para’s te hulp kwamen in hun moeilijkste momenten, de waardering krijgen die zij verdienen. Zonder hen had de geschiedenis van Eindhoven er wellicht heel anders uitgezien.’

Na het verraad van Lindemans kreeg ook diens dood nieuwe aandacht in de media. D oor een aantal publikaties in het Haarlems Dagblad begin 1986 daartoe gedwongen gaf de regering enkele documenten vrij. Op last van de burgemeester van Rotterdam werd het stoffelijk overschot van Lindemans opgegraven en onderzocht. Het rapport van het Gerechtelijk Geneeskundig Laboratorium van het ministerie van Justitie leverde op 8 augustus 19 86 niet het doorslaande bewijs op voor de veronderstelling dat Lindemans in gevangenschap op 18 ju li 1946 door arsenicum zou zijn vergiftigd; verm oedelijk is door extra toediening van arsenicum zijn dood ten gevolge van een zelfm oordpoging verhaast. W ie hem deze arsenicum heeft ingebracht, is onduidelijk gebleven.

D e Jo n g nam in deel 12 de gegevens van dit onderzoek over en corrigeerde zijn beschrijving uit deel i o a.3 Hij stelde, dat er geen enkel bewijs was voor de veronderstelling dat prins Bernhard iets met Lindemans’ dood te maken had gehad o f ook maar iets wist van wat Lindemans op 18 ju li 1946 was overkomen.

Op deze herziening reageerden twee onderzoekers. W. H. Tiemens, die aan Lindemans’ verraad van de Britse operatieplannen met betrekking tot Arnhem aan de Duitsers een grotere betekenis placht toe te kennen,

)-D E E L I OA

schreef in het Haarlems Dagblad (6 mei 1988) een bijdrage tot de discussie onder de titel ‘Prof. de Jo n g: onvoldoende voor King Kong’.

( ‘ 1. Uit het onderzoek dat ik indertijd heb ingesteld is komen vast te staan, dat gelijktijdig met de verpleegster Tine Onderdelinden door de g g d van Den Haag in een afzonderlijke ambulancewagen een Lindemans bij het Zuidwal Ziekenhuis werd afgeleverd, die er niet werd opgenomen. We weten nu, dat met de “ echte” Lindemans uren lang in een zieken wagentje van de Cellenbarakken door Den Haag werd gereden. De g g d haalde de “ stand-in” Lindemans van het ziekenzaaltje af, de “echte” stond bij de administratie al klaar op een brancard. Hieruit blijkt, dat het hele gebeuren van tevoren al in de gevangenis in scène gezet moet zijn.

Uit niets blijkt, dat De Jong enige moeite heeft gedaan om er achter te komen, wat er zich in de Cellenbarakken heeft afgespeeld, wie er bij betrokken zijn geweest, en — wat interessanter is — wie het initiatief tot de actie genomen heeft. Daardoor kan hij wat vrijblijvend concluderen, dat gepoogd is Lindemans’ overlijden te verhaasten. Ik denk, dat het er bewerkstelligd is.

2. Zeer curieus is de bewering van De Jong, dat de militaire historicus Th. A. Boeree in 195S onomstotelijk aantoonde, dat het verraad van Lindemans op 15 september 1944 geen effect heeft gehad op de Slag bij Arnhem.

Inderdaad is het juist, dat Boeree dat in 1955 meende. Hij meende zelfs meer, nl. dat Lindemans “Arnhem” helemaal niet verraden had en dat hij ook niets wist van de grote dingen die te gebeuren stonden. De Jong zelf gaf in deel i o a reeds toe, dat Lindemans “ Arnhem” wel degelijk aan de Duitsers had verraden. Bovendien moest hij erkennen, dat Lindemans op de hoogte was geweest van de op handen zijnde luchtlandingen.

Boeree blijkt, geheel te goeder trouw overigens, op onjuiste gegevens afgegaan te zijn. Om die eenvoudige reden mag zijn conclusie, dat het verraad geen effect op het verloop van de Slag om Arnhem heeft gehad, niet zonder meer worden overgenomen. Zeker niet, nu we weten, dat Boeree in 19 57 tot zijn grote teleurstelling en woede ontdekte, dat hij bij zijn onderzoek misleid werd. Hij was dermate ontgoocheld, dat hij besloot het bijltje erbij neer te gooien. De lezers van deze krant hebben daar uitgebreid over kunnen lezen.

De Jong echter zwijgt hierover en houdt daardoor de onjuiste indruk die hij in deel I oa over het onderzoek van Boeree vestigt, in stand.

3. De vraag, o f het verraad van Lindemans effect heeft gehad op het verloop van de gebeurtenissen vanaf 17 september 1944, zal naar mijn mening opnieuw en aan de hand van recente informatie en verder onderzoek, beantwoord moeten worden.

Onder recente informatie versta ik het belangwekkende inlichtingen­ rapport waar de Eindhovense journalist Frans Dekkers twee jaar geleden de

R E A C T I E S EN R E C E N S I E S

C hand op wist te leggen. Het rapport bevat de resultaten van het verhoor dat Richard Christmann op 9 september 1946 werd afgenomen. Deze Christ- mann, een officier van de Duitse contra-inlichtingendienst (Abwehr), stelde de rapporten op, die de strekking van het verraad dat Lindemans pleegde, bevatten. Twee dagen voor de aanvang van de luchtlandingen, beschikten drie Duitse hoofdkwartieren in ons land over een rapport, waarin de komende luchtlandingen vermeld werden. Volgens Christmann werden

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L I 4 (pagina 113-125)