• No results found

schuif-gordijnen als jullie samen boven zijn?’ Ineens ziet hij dat hij een vuist maakt, een breede vuist, de nagels in de palm, de duim dwars over de vingers heen

In document Alie Smeding, Bruggenbouwers · dbnl (pagina 127-130)

geknepen... Van Cato's gedempte rustige stem vlakbij, kijkt hij op. Hij meende toch

dat er wat was met haar, daarstraks. ‘Zoute bollen hebben?’, vraagt ze. Hij neemt er

een paar. ‘Schiet je al op met je vertaling van Alverdes?, en een hoop brieven van

menschen die in de knoop zitten?’ Op haar antwoord let hij niet zoo. Hij zou ineens

graag over Oxford willen praten. ‘Wat vind jij nou? Je had laatst zoo'n boeiend

gesprek met Wedzieg, ik zag je daar staan in de winkel.’ Nee, hij begint er niet over...

Dat gesprek-in-zijn-gedachten over die venstergordijnen is er ook weer. En Anne-Cris

kijkt of ze naar wat grappigs luistert. Terloops drinkt hij zijn borrel uit, terloops kijkt

hij. Is er nog iets dat hij niet terloops doet? Het gesprek komt op de een of andere

manier toch op Oxford. Dan is Axel Kroeze er ook. Zoo nu en dan kijkt Taco oplettend

naar hem. Hij ziet toch alleen maar duidelijk: Axel's vierkante schouders, zijn

helder-breed voorhoofd en de stroeve rust van zijn glimlach. ‘Is dat werkelijk iets

voor jullie?’, vraagt Axel verwonderd, ‘ik meen dit: bestáat de kans op die

mogelijkheid?’ En Siebren Meertens' droge stem wordt scherp van verontwaardiging.

‘Het is werkelijk iets voor - sommige hysterische vrouwen, die biecht, hè?, die pikante

biecht! Och-och, àrme mannen. Es macht mir viel Vergnügen, dat ik de vrouw heb,

die ik hèb.’ Taco knikt verstrooid. Axel lonkt met zijn eene oog, ook dat doet hij

stroef: ‘Die

Frau ohne Sünde.’ En Cato glimlacht jolig-berispend van de een naar de ander.

‘Ho-ho, wat een kànjer van een pluim.’ En dan zal ze Axel ook een borrel inschenken.

Ze wendt zich om naar het blad met de glazen en die diepe harde trek van verbetenheid

keert ook weer terug in haar gezicht. Taco heeft een hoop dingen niet gezien, die

dag. Hij zal ook niet kunnen zeggen als hij weer buiten de deur is, wat voor japon

Cato aan had - maar dìt ziet hij. Er is ook wat bekends aan die lange harde mondlijn...

En het heeft er veel van of hij nu opeens zonder overgang aan die Anne-Cris van

vroeger moet denken, aan die Anne-Cris met het bloemengezichtje, een bloem die

verarmoedde en die toch nog wel lief was. Ze glimlachte, ze neuriede, ze stond voor

de spiegel en kamde haar lange blauw-zwarte haar. En hij waschte zich aan de

overkant van de kamer, en draaide zich naar haar toe, om iets te zeggen, en hij dacht

dat bleeke madelief-achtige gezichtje te zien, en hij zag in de spiegel opeens, tusschen

haar golvende donkere haarstrengen in - een ander gezicht: verbeten, hard, gesloten...

Het treft Taco nu nog onaangenaam. ‘Wat was er altijd?’ Er komt nog een herinnering

in hem op. Ze zijn in het bosch van Ballering en Anne-Cris plukt bramen. En ze is

warm, en als ze bij hem terugkomt, wil ze niet op het mosbed met de gele

bloemsterretjes liggen. Ze gaat ongemakkelijk op een boomwortel zitten, ze is

blootsvoets en ze heeft een massa dunne roode schrammen op haar enkels. ‘Wat is

dat, Anne-Cris? O, ik ben door de braamtakken gegaan, Taco. Waarom - Anne-Cris?

O zoo maar, dat was wel prettig.’ Ze neuriet en haar kin trilt. Wat was dat dan - tóen?

Taco tuurt

nog een oogenblik naar een ding dat hij niet ziet. Dan zijn de stemmen er weer, de

menschen. ‘Wat we noodig hebben’, zegt Axel, ‘is een sterke hand die orde schept

in de chaos, die de massa beheerscht. Jouw artikelen in “De drie Meren” lees ik de

laatste tijd met bizonder veel instemming, Solwerda...’ ‘Maar jij’, onderbreekt

Meertens, ‘met je positie van gemeente-secretaris - bij de groote

N.S.B.-schoonmaak...!’ Taco luistert weer niet... De glimlach is als bij vergissing

om zijn mond heen gevallen, toen Axel hem prees, en die glimlach blijft daar nu.

Hij denkt: ‘Ik heb Savrij al wel tien keer gewurgd vandaag en dikwijls ben ik Weigel

te lijf gegaan, o ja, dikwijls... dikwijls... Waarom doe ik Anne-Cris dan toch nooit

iets?’

[VII]

DE stemmen zijn hard, de lichten hel en de muren star. Taco fronst tegen de stemmen,

trekt zijn oogen klein tegen de lichten en haat de starre muren. ‘De raadszitting duurt

lang.’ Hij weet dat het niet zoo is. Nu kijkt hij opnieuw van de plechtige klok boven

de breede deurboog van de raadszaal, naar de kring van opgewonden heeren aan de

tafel. Krabbeel, uitbundig-rond en vuurrood, is het niet met de vorige spreker eens.

Dasselaar, grauw en puntig, kan zich niet met het aanhangige voorstel vereenigen.

Wedzieg, breed en bol, tracht zich in alles als een rustig Christen te gedragen: kan

wel meegaan met die-en-die gedachtengang, kan wel waardeering hebben voor de

plannen van de oppositie. Burgemeester Heinz, kwiek, warm en waardig, wil alles

zooveel mogelijk voor kennisgeving aannemen, stelt voor afwijzend te beschikken...

Kerlings, smal, wit en sluik, geeft zijn ontevredenheid te kennen... Godlief Vickers,

scharminkeligmager en blauwwit van opwinding, betreurt... brengt zijn bezwaren

in... gaat niet accoord...

Maar dan ineens zijn die mannen er niet meer, ineens zijn al die gewichtige mannen

In document Alie Smeding, Bruggenbouwers · dbnl (pagina 127-130)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN