• No results found

Bestuurders en ambtenarenperspectieven op veiligheid, beleid en wijk

5.14 Conclusies over bestuurs en beleidsperspectieven in Rotterdam en Antwerpen

5.14.4 Samenwerking en spanningen met professionele partners

In het lokale veiligheidsbeleid hebben bestuurders en ambtenaren te maken met externe professionals die delen van dit beleid (mee) uitvoeren, zoals politiële en justitiële medewerkers, hulpverleners en welzijnswerkers (o.a. plein-, jongeren- en opbouwwerkers) en personeel van woningcorporaties en huisvestingsmaatschappijen in de wijk. Bestuurders en ambtenaren voeren de regie over het netwerk van ‘partners’ van het lokale veiligheidsbeleid, maar hebben te maken met verschillen in hun invloed op (de medewerking van) externe professionele diensten en organisaties. In de vergelijking van beide onderzoekslocaties vallen een aantal zaken op:

1. De samenwerking met de politie is over het algemeen verbeterd, met name door het wijkgericht werken. Vooral wat ambtenaren in Antwerpen betreft, zou de lokale politie

293 Een kanttekening is dat dit sentiment onder bestuurders in het huidige nieuwrechtse stadsbestuur (2012-2018) waarschijnlijk minder zal zijn dan onder het College geleid door de sociaaldemocraten (2006-2012) die zich probeerden af te zetten tegen ‘(extreem)rechtse partijen’.

516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw Processed on: 24-1-2018 Processed on: 24-1-2018 Processed on: 24-1-2018

Processed on: 24-1-2018 PDF page: 190PDF page: 190PDF page: 190PDF page: 190 Hoofdstuk 5

176

daar minder met machtsvertoon mogen optreden. Dit tekent de meer repressieve politiecultuur in Antwerpen, terwijl ‘community policing’ in Nederland al sinds de jaren negentig van de vorige eeuw toegepast wordt (vgl. Denkers, 1993). De relaties met het Openbaar Ministerie en de rechtbanken zijn volgens bestuurders en ambtenaren in beide onderzoekslocatie ook verbeterd sinds de ontwikkeling van het integraal werken. In hun optiek moeten deze relaties wel continu warm gehouden worden, zodat zaken snel vervolgd blijven worden om een afschrikkend signaal te kunnen geven aan mensen die strafbare feiten willen plegen of overlast veroorzaken. Hier komt in Antwerpen bij dat de vervolgings- en detentiecapaciteit volgens bestuurders en ambtenaren onvoldoende zijn om mensen die veroordeeld zijn hun straf uit te laten zitten.

2. De blik op welzijnsorganisaties en de hulpverlening is over het algemeen een stuk kritischer. Bestuurders en ambtenaren vinden in dit onderzoek dat deze organisaties over het algemeen niet bereid en in staat zijn om met andere actoren samen te werken rond criminaliteit en overlast. Ze bekritiseren de manier van werken die, in hun ogen, regelmatig te vrijblijvend en permissief is richting doelgroepen die voor problemen zorgen in de wijk. Ze signaleren tevens een zwakke informatiepositie van deze organisaties over de doelgroep en onwil om die informatie ook met ‘partners’ in het lokale veiligheidsbeleid te delen. Bestuurders en ambtenaren nemen het – vooral in Antwerpen – echter soms ook op voor de ‘sociale sector’. Zij wijzen op hun ondergeschikte positie ten opzichte van meer invloedrijke veiligheidsactoren als politie en justitie. In Rotterdam is dit sentiment minder aanwezig in het veldwerk en spreken bestuurders en ambtenaren over het “professionaliseren” van hulpverlenings- en welzijnsorganisaties. Dit duidt onder meer op een minder ideologische en meer pragmatische aanpak van wijkveiligheid. 3. Ten slotte hebben bestuurders en ambtenaren in beide onderzoekslocaties, naast

bovenstaande primaire ‘partners’, ook te maken met organisaties die verder van de lokale overheid af staan maar wel belangrijk (kunnen) zijn voor het verbeteren van de wijkveiligheid. Voorbeelden zijn onder meer woningcorporaties en huis- vestingsmaatschappijen die verantwoordelijk zijn voor sociale huisvesting. Vooral in Rotterdam oordelen bestuurders en ambtenaren dat de corporatie meer kan doen aan de aanpak van overlastgevende bewoners en de beveiliging van hun panden en de buitenruimte. In Antwerpen schuiven medewerkers van de huisvestingsmaatschappijen aan bij integrale overleggen, maar lijken bestuurders en ambtenaren hen niet als een belangrijke partner te zien. Dit hangt samen met het kleinere aandeel van sociale huurwoningen in de woningvoorraad van deze onderzoekslocatie die vooral bestaat uit particuliere (huur)woningen.

Het regisseren van de uitvoering van het lokale veiligheidsbeleid blijkt in de onderzoekslocaties vaak meer een kwestie van onderhandelen dan van heroveren, zoals de politiek-bestuurlijke retoriek soms doet vermoeden. Bestuurders en ambtenaren dienen al hun sociale en

516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw Processed on: 24-1-2018 Processed on: 24-1-2018 Processed on: 24-1-2018

Processed on: 24-1-2018 PDF page: 191PDF page: 191PDF page: 191PDF page: 191 Bestuurders- en ambtenarenperspectieven op veiligheid, beleid en wijk

177

strategische competenties aan te spreken in de omgang met professionele actoren, waar ze voor de uitvoering van afhankelijk zijn. Hun benadering is meestal meer pragmatisch en

integratief in plaats van technocratisch en directief. Deze houdingen hebben grotendeels te

maken met de invloed die ze hebben ten aanzien van deze ‘partners’. Zo kunnen ze meer eisen stellen aan diensten en organisaties die ze zelf subsidiëren om delen van het beleid rond veiligheid uit voeren (o.a. welzijnsorganisaties), ook al ervaren ze dat dit in de praktijk ook niet altijd zin heeft (b.v. opbouwwerkers die zich verzetten tegen beleid). Ze hebben minder drukmiddelen ten aanzien bovenlokale overheden, woningcorporaties of de politie. Ze hanteren in de praktijk verschillende strategieën in hun omgang met professionals: 1. Coalities smeden

Ze organiseren gezamenlijke overleggen met professionals en initiëren afspraken rond de inzet van preventieve en repressieve interventies in een gebieds- en persoonsgerichte aanpak. Wanneer actoren niet mee willen doen, concentreren ze zich op hun voornaamste partners.

2. Afstand houden en respecteren van gevoeligheden

Bestuurders en ambtenaren zijn zich geregeld ook bewust van tegengestelde belangen van ‘partners’ en proberen onderlinge conflicten te vermijden door niet te veel druk uit te oefenen.

3. Diplomatie betrachten

Wanneer de werkwijze van ‘partners’ en/of de samenwerking met hen moeizaam verloopt, kiezen bestuurders en ambtenaren soms ook voor pogingen om dichterbij elkaar te komen.

4. Taken zelf (blijven) uitvoeren

Verschillende taken binnen het lokale veiligheidsbeleid verkiezen bestuurders en ambtenaren om zelf uit te blijven voeren, bijvoorbeeld wanneer ze externe professionals nog onvoldoende vertrouwen en/of ze dit als exclusieve overheidstaken beschouwen (o.a. sociale interventies).

5. Corrigeren of ‘opschalen’

Ook spreken zij hun ‘partners’ aan op gemaakte afspraken over hun inzet en resultaten binnen het lokale veiligheidsbeleid. In sommige gevallen besluiten ambtenaren conflicten niet zelf uit te vechten, maar deze vooral op te laten lossen door hogergeplaatste bestuurders en ambtenaren.

6. Forceren en/of beëindigen van samenwerking

Bestuurders en ambtenaren stellen eisen aan hun ‘partners’ in ruil voor subsidies en kunnen deze stopzetten als hier niet aan wordt voldaan. Om meer grip te hebben en coöperatie af te kunnen dwingen, werken ze steeds meer met aanbestedingsprocedures en projectfinanciering.

516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw Processed on: 24-1-2018 Processed on: 24-1-2018 Processed on: 24-1-2018

Processed on: 24-1-2018 PDF page: 192PDF page: 192PDF page: 192PDF page: 192 Hoofdstuk 5

178

Een meer zakelijke lokale veiligheidsorganisatie met hardere beleidsafspraken en afrekening op resultaten dwingt tot meer doelgericht werken, maar genereert tegelijk ook spanningen tussen partners met verschillende belangen binnen het ‘integrale’ veiligheidsbeleid. Het formaliseren van onderlinge verhoudingen via ‘integrale actieplannen’ en convenanten maakt de speelruimte voor betrokken actoren in beide onderzoekslocaties kleiner. Dit leidt vaak tot meer afgedwongen samenwerking. Vooral in Rotterdam geven bestuurders en ambtenaren in dit onderzoek blijk van een sterke sturing op ‘partners’ en confrontatie van ‘partners’ die hun werk, in hun ogen, niet genoeg doen (o.a. via ‘stadsmariniers’ en opschalingsmogelijkheden). In Antwerpen willen hun collega’s dit soms ook, maar hebben die te maken met meer beleidsbarrières (o.a. beperktere beschikbaarheid van middelen en een grotere politiek-bestuurlijke complexiteit). Dergelijke barrières dwingen lokale bestuurders en ambtenaren daar verhoudingsgewijs tot een meer integratieve benadering en het vermijden van conflicten met ‘partners’. De noodzakelijke samenwerking die hier het resultaat van is, maakt het moeilijker om snel een omslag in het veiligheidsbeleid te realiseren maar biedt tegelijkertijd meer ruimte voor belangen van ‘partners’.