• No results found

Bestuurders en ambtenarenperspectieven op veiligheid, beleid en wijk

5.5 Bestuurders en ambtenaren over de samenwerking met veiligheids partners

5.5.1 Samenwerken met professionals

Bestuurders en ambtenaren in dit onderzoek oordelen vaak positief over hun eigen optreden vanuit het lokale veiligheidsbeleid. Ze sommen bijvoorbeeld op waar zij allemaal op investeren, zoals extra toezicht en handhaving, opvangvoorzieningen, taalonderwijs en opvoedingsondersteuning. Ze benoemen zelf ook regelmatig dat ze veel contact zoeken met externe professionals, bewoners en ondernemers. Zo wijzen stadsmariniers bijvoorbeeld op hun inspanningen voor een daadkrachtige sturing op resultaten in de aanpak van overlast en criminaliteit in de wijk, zoals de bestuurlijk sluiting en aankoop van overlastgevende horecapanden. Interventieambtenaren beroepen zich onder meer op het aantal huisbezoeken en ‘ontdekkingen’ die zij daarbij hebben gedaan om aan te geven dat ze zelf het goede voorbeeld geven om het lokale veiligheidsbeleid in de praktijk te brengen in de wijk. In hun optiek blijven ‘partners’ in de praktijk regelmatig achter met interventies en maatregelen die zij zouden kunnen nemen vanuit hun financiële middelen, relatie met de thematiek en hun bevoegdheden.

Bestuurders en ambtenaren benoemen in de interviews vooral problemen die ze onder- vinden in de aansturing van externe partners in het lokale veiligheidsbeleid. Zo zijn ze voor de strafrechtelijke aanpak van criminaliteit afhankelijk van het opsporings- en vervolgingsbeleid van de politie en het Openbaar Ministerie. Ze geven aan dat ze samen met de politie regelmatig officieren van justitie en rechters naar de wijk halen om aan hen te kunnen laten zien hoe belangrijk de strafrechtelijke aanpak van de lokale drugscriminaliteit is voor de veiligheid in de wijk. Daarnaast hekelen ze de standaardafdoening van strafbare feiten door het OM, wanneer hier in hun ogen juist ‘integraal’ en ‘op maat’ naar gekeken dient te worden. Over het handelen van de wijkpolitie zijn ze ook regelmatig niet te spreken. Ze spreken onder meer over “cowboys” die regelmatig “dreigen met macht”, met name richting jongeren (van niet-westerse origine) op straat.

Bestuurders en ambtenaren zien het subsidiëren van professionele partners als een instrument om te kunnen (bij)sturen op de uitvoering van het lokale veiligheidsbeleid, zoals

516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw Processed on: 24-1-2018 Processed on: 24-1-2018 Processed on: 24-1-2018

Processed on: 24-1-2018 PDF page: 128PDF page: 128PDF page: 128PDF page: 128 Hoofdstuk 5

114

het verbinden van inspanningsverplichtingen ten aanzien van veiligheid aan het toekennen van (deel)gemeentelijke veiligheidsbudgetten. Ze vinden het lastig dat ze weinig zeggenschap hebben over organisaties in de wijk die ze niet financieren. Ze ervaren dat ze bijvoorbeeld weinig invloed hebben op de woningcorporatie die een groot deel van de panden in de wijk bezit en meer zou kunnen doen aan de fysieke aanpak van de wijkveiligheid, zoals het beter afsluiten van portieken en kelderboxen om de gelegenheid voor overlast en criminaliteit te verminderen.211 Een slechte dienstverlening naar huurders, zoals het niet tijdig repareren

van mankementen en het verbeteren van haar woningen in de wijk212, draagt in hun ogen

ook bij aan gevoelens van onveiligheid en ondermijnt het vertrouwen van bewoners in de overheid die zegt te staan voor een ‘schone, hele en veilige’ wijk. Daarnaast geven ze aan dat zij weinig mogelijkheden hebben om charitatieve opvangvoorzieningen mee te laten doen aan de beperking van ‘overlast’ die omwonenden ervaren van hun bezoekers.

Er spelen in de beleving van bestuurders en ambtenaren echter ook verschillende problemen met organisaties waar subsidierelaties mee bestaan. Deelgemeenteambtenaren geven bijvoorbeeld aan dat een jongerenwerkorganisatie een extra projectbudget voor het bestrijden van jongerenoverlast in de wijk in de praktijk besteed heeft aan ziektevervanging. Ze zijn ook ontevreden over jongerenwerkers die (mogelijk) crimineel en overlastgevend gedrag van jongeren niet melden bij de politie. Tevens signaleren ze dat deze ook weinig informatie (kunnen) delen in het kader van ‘integrale’ aanpakken van jongerenoverlast en -criminaliteit. Ze vinden hen te weinig innovatief en doortastend in hun benadering van de doelgroep, zoals het langs gaan bij hen thuis en/of hen op te zoeken in onder meer coffeeshops en shishalounges als ze niet op straat zijn te vinden. Ze moeten als opdrachtgever deze organisaties naar hun mening te vaak scherp houden en aansporen om het beter te doen. Bestuurders en ambtenaren stellen zich ook zelfkritisch op en twijfelen bijvoorbeeld over de duidelijkheid van opdrachten die ze aan het jongerenwerk hebben gegeven rond het werken aan jeugdoverlast. Zo zijn enkele jongerenwerkers in de problemen gekomen, nadat jongeren te weten waren gekomen dat zij met de politie samenwerkten. Hier had volgens hen meer zorgvuldigheid kunnen worden betracht in het kaderen van de veiligheidsrol van deze welzijnswerkers.

Bestuurders en ambtenaren bekritiseren ook de, in hun ogen, te faciliterende rol van opbouwwerkers ten aanzien van bewonersprotesten tegen lokale beleidsmaatregelen, zoals de fysieke herstructureringsplannen voor de wijk en de reorganisatie van het lokale welzijnsbeleid. Zij vinden dat opbouwwerkers in de wijk daarbij meer opereren als belangenbehartiger van de bewonersorganisatie dan als loyale ‘partner’ van diezelfde over-

211 Die houding verandert als de corporatie vanaf 2010 samen met de gemeente en de deelgemeente langdurig begint te investeren in de fysieke en sociaaleconomische opwaardering van de West-Kruiskade, een bekende en eerder beruchte multiculturele winkelstraat in de wijk.

212 Alle woningcorporaties in Nederland moeten op dat moment via een zogenaamde verhuurdersheffing financieel bij gaan dragen aan de landelijke ‘wijkenaanpak’ om enkele geselecteerde wijken met achterstanden en problemen rond veiligheid en leefbaarheid te verbeteren.

516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw Processed on: 24-1-2018 Processed on: 24-1-2018 Processed on: 24-1-2018

Processed on: 24-1-2018 PDF page: 129PDF page: 129PDF page: 129PDF page: 129 Bestuurders- en ambtenarenperspectieven op veiligheid, beleid en wijk

115

heid. Ze hebben ook moeite met de aanwezigheid van een opbouwwerker bij een bezoek van jongeren uit de wijk aan een minister om hun onvrede te uiten over het jongerenwerk in de wijk.213 Ze spreken onder meer over het “schoppen richting hun opdrachtgever”. Dit past

volgens hen niet in een professionele subsidierelatie. Frontlijnambtenaren klagen ook over opbouwwerkers die, in hun ogen, te weinig informatie delen binnen integrale overleggen over overlastgevende panden in de wijk. Zij vermoeden dat deze professionals bewoners proberen te beschermen en stellen vraagtekens bij hun professionaliteit.214 Dit soort

ervaringen sterken deelgemeentelijke bestuurders in hun gedachten om het welzijnswerk verder te ‘professionaliseren’. Om een meer resultaatgericht gebiedsbeleid te kunnen voeren rond veiligheid vinden ook beleids- en frontlijnambtenaren het goed om een “nieuwe wind

te laten waaien”. Vanuit hun negatieve ervaringen zijn ze het beu dat er in hun ogen “al jaren geklootvioold wordt” en spreken soms zelfs over een “welzijnsmaffia” die graag overheidsgeld

ontvangt maar er weinig voor doet.

Ook ten aanzien van professionals hanteren bestuurders en ambtenaren verschillende strategieën om de onderlinge spanningen te managen:

1. Coalities smeden: Ambtenaren met een regiefunctie proberen professionals dichterbij elkaar te brengen om ‘beleidssuccessen’ te kunnen boeken in de wijk, bijvoorbeeld met ‘heisessies’.

2. Afstand houden: Bestuurders geven bijvoorbeeld aan dat het voor uitvoerende diensten en organisaties moeilijk is om samen te werken, als zij er als opdrachtgever bij zitten in uitvoerende overleggen. Daarnaast willen ze niet belast worden met te veel ‘straatinformatie’.

3. Diplomatie betrachten: Bestuurders en ambtenaren proberen verschillen van inzicht, onder meer met het oog op de toekomstige samenwerking, meestal diplomatiek op te lossen. Zo kiest een deelgemeentelijke preventieambtenaar er bijvoorbeeld voor om wijkagenten uit te nodigen voor een training in plaats van te klagen over hun omgang met jongeren in de wijk.

Er zit voor bestuurders en ambtenaren echter ook een grens aan hun begrip en bemiddelende houding:

1. Corrigeren of ‘opschalen’: Wanneer professionals hun werk niet (naar behoren) doen, hebben ambtenaren de mogelijkheid om hier zelf tegen op te treden dan wel het hogerop te zoeken door bijvoorbeeld de ‘gebiedsdirecteur’ of de burgemeester in te schakelen.

213 Ze vinden het ook niet kunnen dat een minister zich bemoeit met het lokale jongerenpreventiebeleid van de deelgemeente. 214 Dit is een voorbeeld van belangentegenstelling binnen het lokale veiligheidsbeleid tussen handhavers en welzijnswerkers.

516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw Processed on: 24-1-2018 Processed on: 24-1-2018 Processed on: 24-1-2018

Processed on: 24-1-2018 PDF page: 130PDF page: 130PDF page: 130PDF page: 130 Hoofdstuk 5

116

2. Subsidierelaties verbreken: Bestuurders beëindigen ten slotte ook hun samenwerking met externe organisaties waar ze geen vertrouwen meer in hebben, zoals het deelgemeentelijke bestuur dat stopt met enkele ‘gevestigde’ kinder- en jongerenwerkorganisaties in de wijk. 5.5.2 Samenwerken met bewoners(collectieven)

Bestuurders en ambtenaren hebben in de uitvoering van een ‘integraal veiligheidsbeleid’ ook te maken met bewoners(collectieven) in de wijk die (willen) participeren in het lokale veiligheidsbeleid. Hierbij maken ze onderscheid tussen potentiële ‘partners’ en ‘objecten van controle en interventie’.

Beoordeling en omgang met bewoners als potentiële ‘partners’

Deelgemeentelijke bestuurders en ambtenaren hebben te maken met bewoners(collectieven) die aandacht mobiliseren om dingen in de wijk gedaan te krijgen. Zij zien het als een onderdeel van een ‘politiek spel’, waarin bewoners(collectieven) hun doelen proberen te behalen in concurrentie met andere belangengroepen. Ze zijn minder gecharmeerd van sommige strategieën die deze gebruiken. Zo eisen deze bewoners in hun ogen nadrukkelijk de aandacht op van de burgemeester en wethouders bij wijkbezoeken, zoeken achter hun rug om contact met het College om dingen in de wijk gedaan te krijgen als ze hun zin niet krijgen en ‘lekken’ doelbewust vertrouwelijke beleidsinformatie tijdens publieke bijeen- komsten en richting de gemeenteraad. Pragmatische oplossingen achter de schermen voor overlast in de wijk komen in hun ogen hierdoor soms niet tot stand.215 Zij ervaren

het handelen van bewoners(collectieven) geregeld als chantage. Ze maken zich vooral boos over bewoners die alle mogelijke middelen inzetten om hun eigen particuliere doelen te bereiken, zoals de veiligheid en kwaliteit van enkel hun eigen straat. Een voorbeeld hiervan is voor hen een straatgroep die actie voert tegen seksinrichtingen en opvangvoorzieningen en de confrontatie met de overheid niet schuwt. Ze waarderen hun vermogen om aandacht voor hun problemen te mobiliseren, maar kwalificeren hun houding ten opzichte van elke mogelijke vorm van onderhandeling en compromis als “kinderachtig”.

Bestuurders en ambtenaren oordelen vooral positief over bewoners(collectieven) waar, in hun ogen, mee te onderhandelen valt. Zo is er een bewonersorganisatie die zich al sinds het begin van de jaren zeventig inzet voor betaalbaar en intercultureel samenleven in de wijk (vgl. Reijndorp et al., 1985; De Jong, 1986; Anderiesen & Reijndorp, 1990; Van der Meulen, 1991). Bestuurders en ambtenaren spreken hun waardering uit voor de achterban die deze organisatie nog steeds weet te mobiliseren, als ze het niet eens is met lokale beleidsbeslissingen. Tegelijkertijd hebben bestuurders en ambtenaren ook geregeld problemen met de invloed van dit actieve bewonersnetwerk in de wijk en richting de lokale politiek. Ze vinden onder meer dat deze bewoners niet de opdrachtgever van het opbouwwerk zijn maar die invloed

215 Een voorbeeld uit het verleden (2004) is de mogelijke komst van een mobiele gebruikersruimte voor harddrugsverslaafden in de wijk die door enkele bewoners is geblokkeerd door hier vroegtijdig via onder andere de media tegen in actie te komen.

516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw Processed on: 24-1-2018 Processed on: 24-1-2018 Processed on: 24-1-2018

Processed on: 24-1-2018 PDF page: 131PDF page: 131PDF page: 131PDF page: 131 Bestuurders- en ambtenarenperspectieven op veiligheid, beleid en wijk

117

wel claimen in de praktijk. Het is volgens hen een serieuze gesprekspartner met “een geweldige

achterban” maar tevens ook “maar één geluid” uit de wijk dat niet het alleenrecht heeft op

inspraak op het beleid. Ze zijn ook op zoek naar andere ‘geluiden’ uit de wijk en willen de historische opgebouwde relatie tussen het opbouwwerk en deze bewonersorganisatie doorbreken. Ze geven aan dat ze als lokaal bestuur meer begrip zouden kunnen hebben voor de strijdbaarheid van dit sociale netwerk, zoals een gebiedsambtenaar (42) aangeeft:

“Dat is toch een beetje dat dorpje van dat Asterix en Obelix gevoel. Het zijn vooral mensen die elkaar al heel lang kennen. Die vaak al heel lang in die wijk wonen. Die een geschiedenis met elkaar hebben. Die dat ook koesteren, belangrijk vinden. Een stukje sociale samenhang, zorg voor elkaar. En dan, afhankelijk van hoe hardcore je bent…als je iets bij die [bewonersorganisatie] hebt of iets doet, dan is de grond toch wel van: we hebben hier iets waardevols met elkaar opgebouwd en de rest van de wereld is de grote boze buitenwereld, hè de Romeinen die ons op alle mogelijke manieren proberen in te nemen, dat idee ja. Nou ja, volgens mij moet je daar [als deelgemeente] vooral niet te spastisch mee omgaan.”

Enerzijds beoordelen bestuurders en ambtenaren kritiek van bewoners soms als het

“schreeuwen vanaf de zijlijn”. Anderzijds zien ze hen ook als potentiële ‘partners’ in het lokale

(veiligheids)beleid. Het luisteren naar bewoners definiëren ze daarbij vooral als “het weten

wat er speelt”. En betrokken bewoners zijn in hun ogen “goud waard, mits zij zich niet gaan gedragen als mini-burgemeestertjes”.

Bestuurders en ambtenaren hanteren verschillende strategieën richting bewoners- (collectieven):

1. Informeren: Beleidsstukken rond veiligheid worden beschikbaar gesteld aan burgers, zoals het stedelijke vijfjarenactieprogramma, jaarlijkse integrale wijkactieprogramma’s en rapportages van de Rotterdamse veiligheidsmonitor. Ook het publiekelijk communiceren van veiligheidscijfers biedt volgens hen mogelijkheden om het vertrouwen van burgers terug te winnen.216 Vooral het communiceren van hun beleidsinzet en ‘beleidssuccessen’

is een manier om vertrouwen te creëren. Dit doen ze onder meer in een informeel buurtkrantje van de bewonersorganisatie en de officiële gemeentelijke ‘stadskrant’. 2. Consulteren: Regelmatig worden bewoners uitgenodigd om mee te praten over beleid

en om aanwezig te zijn als ‘wijkexperts’ bij bezoeken van politici en ‘partnersteden’. Ook de lokale veiligheidsmonitor is, als ‘thermometer van het beleid’, een voorbeeld van het verzamelen van veiligheidssentimenten onder wijkbewoners.

216 In de praktijk houden ze het debat met bewoners in de wijk over betekenissen van deze cijfers echter beperkt. Ze presenteren meldingen, aangiften en gerapporteerde onveiligheidsgevoelens, maar gaan vaak minder in op de mogelijke betekenissen en verklaringen hiervan.

516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw Processed on: 24-1-2018 Processed on: 24-1-2018 Processed on: 24-1-2018

Processed on: 24-1-2018 PDF page: 132PDF page: 132PDF page: 132PDF page: 132 Hoofdstuk 5

118

3. Participeren: Bewoners worden ten slotte gefaciliteerd dan wel uitgenodigd om mee te doen aan diverse wijkbeheer- en veiligheidsprojecten, zoals het financieren van klein- schalige bewonersinitiatieven (‘Opzoomer Mee’). De gemeente adopteert tevens een project waarin bewoners samen met wijkagenten, opbouwwerkers en medewerkers van de woningcorporatie periodiek door de wijk lopen om signalen van drugsoverlast te registreren (‘Drugs in Kleur’). Ook stimuleert het stadsbestuur een project waarin bewoners mogen meepraten over de inzet van de wijkpolitie en Stadstoezicht in hun eigen buurt (‘Buurt Bestuurt’). Bestuurders en ambtenaren hopen op die manier op meer begrip van bewoners voor de problemen waar ze als lokale overheid mee te maken hebben in de uitvoering. Ze verwachten dat deelname van bewoners aan deze projecten bijdraagt aan verbetering van de veiligheidsbeleving in de wijk.

Door de gevoelde ‘noodzaak’ om structurele problemen rond veiligheid in de wijk op te lossen, zijn bestuurders en ambtenaren in de praktijk echter ook geregeld terughoudend in het betrekken van bewoners bij de ontwikkeling van het lokale (veiligheids)beleid. Inspraak van bewoners(collectieven) obstrueert in hun optiek beleidsbeslissingen die hier in hun ogen voor nodig zijn. Zo krijgen bewoners inspraak op lokale gebiedsplannen, maar niet aan de voorkant van het beleidsproces en meestal beperkt tot vooraf bepaalde scenario’s. Ook in geobserveerde veiligheidsoverleggen gebruiken bestuurders en ambtenaren diverse strategieën om weerstand van bewoners(collectieven) tegen beleid te managen:

1. Ze verstrekken bijvoorbeeld soms minder of geen beleidsinformatie aan bewoners, als dit in hun ogen enkel gebruikt gaat worden om beleidsbeslissingen te vertragen of te blokkeren. Ze proberen media op deze manier ook op afstand te houden (“De Telegraaf

ligt op de loer”).

2. Ze selecteren daarnaast bewoners en ondernemers die bij beleidsmomenten welkom zijn. Zo stuurt de deelgemeente uitnodigingen naar een beperkt deel van de bewoners en worden specifieke winkeliers uitgenodigd voor een panelgesprek over het ondernemersklimaat in de wijk. Ook bezoeken ‘stadsmariniers’ specifiek geselecteerde ‘wijkambassadeurs’ om te peilen hoe ‘de’ bewoners over de wijkveiligheid en het veiligheidsbeleid denken. 3. Ook bepalen beleidsambtenaren de agenda van publieke bijeenkomsten over veiligheid

en beleid. Bewoners komen bijvoorbeeld minder aan bod door met name in te zetten op beleidspresentaties. Een gespreksleider stuurt ook (bij) waar bewoners over mogen meepraten.

4. Bestuurders en ambtenaren reageren tijdens dit soort publieke bijeenkomsten ook regelmatig niet inhoudelijk op vragen en kritieken van bewoners. Klachten worden vooral genoteerd om hier tijdens een volgende bijeenkomst op terug te komen en/of bewoners worden uitgenodigd om deze na afloop met hen persoonlijk te bespreken. Soms neutraliseren ze bewonerskritiek door aan te geven dat zij ‘achter de schermen’ al met deze ‘dossiers’ bezig zijn.

516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw 516679-L-bw-leeuw Processed on: 24-1-2018 Processed on: 24-1-2018 Processed on: 24-1-2018

Processed on: 24-1-2018 PDF page: 133PDF page: 133PDF page: 133PDF page: 133 Bestuurders- en ambtenarenperspectieven op veiligheid, beleid en wijk

119

5. In sommige gevallen verschuilen bestuurders en ambtenaren zich ook achter het beleid, zoals een stadsmarinier die in reactie op bewonerskritiek op uitkomsten van de veilig- heidsmonitor tijdens een voorlichtingsavond stelt dat deze monitor nu eenmaal moet worden gebruikt.

6. Ook verlaten verschillende gemeentelijke bestuurders en ambtenaren regelmatig dit soort publieke bijeenkomsten in de wijk voortijdig, waardoor ze discussies kunnen vermijden. 7. Bestuurders en ambtenaren proberen soms ook met humor spanningen tijdens dit

soort bijeenkomsten te doorbreken. Dit luistert echter nauw. Een bewoner die zich niet serieus genomen voelt door een deelgemeentelijke bestuurder in zijn zorgen om de brandveiligheid van zijn huis, verlaat bijvoorbeeld boos een deelgemeentelijke raads- vergadering in de wijk. Uitspraken kunnen al snel een verkeerde snaar raken, zoals een opmerking richting bewoners om “even door de zure appel heen te bijten” met betrekking tot extra opvangvoorzieningen.

8. Er zijn ook momenten dat bestuurders en ambtenaren zich opstellen als ‘bondgenoot’ van ontevreden bewoners. Zo dringt de burgemeester tijdens een openbare bijeenkomst van de Stuurgroep Veilig bijvoorbeeld nadrukkelijk aan op concrete afspraken van het Openbaar Ministerie met een bewoner die aangeeft dat ze de hoofdofficier van justitie al vaker beloftes heeft horen doen in de aanpak van gekende ‘overlastgevers’ in de wijk. Deelgemeentelijke bestuurders gebruiken de kritiek van enkele bewoners buiten de bewonersorganisatie als een extra argument om het opbouwwerk voortaan meer van deze organisatie te scheiden.

9. Ten slotte gebruiken met name bestuurders publieke bijeenkomsten ook als mogelijkheden om te corrigeren, moraliseren en disciplineren. Zo spreekt de burgemeester bewoners die niet altijd meer de politie zeggen te bellen aan op hun eigen verantwoordelijkheid om criminaliteit en overlast te blijven melden. Hij laat tevens enkele jongeren zich uitspreken tegen overlast van leeftijdsgenoten in de binnenstad. De meeste deelgemeentelijke bestuurders en frontlijnambtenaren zijn hier echter voorzichtiger mee gezien hun minder invloedrijke status en hun kleinere afstand tot bewoners. Gespannen verhoudingen met bewoners(collectieven) vormen voor hen meer een risico op weerstand tegen hun dagelijkse handelen in de wijk dan voor een burgemeester die meer op afstand staat en ook meer status geniet als ‘burgervader’.

De strategie van minder informeren en consulteren van bewoners heeft in een wijk met goed