1. INTRODUCTIE IN DE KOOLSTOFCHEMIE
11.5 S TEREO - ISOMERIE
Stereo-isomeren verschillen van elkaar alleen in ruimtelijke structuur!
Met de verkorte schrijfwijze van de projectieformules kunnen we de stereo-isomeren niet onderscheiden en daarom zal men bij een gedeelte van de projectieformule (bij het asymmetrisch koolstofatoom) de lange schrijfwijze hanteren.
We kennen twee soorten van stereo-isomerie:
geometrische isomerie
een vorm van stereo-isomerie veroorzaakt door de gehinderde rotatie om de dubbele binding
optische isomerie
een vorm van stereo-isomerie die veroorzaakt wordt door asymmetrische koolstofatomen
11.5.1 Geometrische isomerie
Bij geometrische isomeren hebben we te maken met isomeren die een dubbele binding hebben. Verder moeten de atomen of atoomgroepen aan de koolstofatomen aan beide zijden van de dubbele binding verschillend zijn.
Dus als aan één van de zijden van de dubbele bindingen de atomen of atoomgroepen hetzelfde zijn is er geen sprake van geometrische isomerie.
Dus:
geometrische isomerie
a a’ a b’
\ / \ / C=C of C=C / \ / \ b b’ b a’
a = a’
toegestaan a = b’
b = a’
b = b’
geen
geometrische isomerie
a = b a’ = b’
a a’ Eis: a b en a’ b’
\ / waarbij a, b, a’ en b’ atomen of atoomgroepen voorstellen C = C a mag wel gelijk zijn aan a’ of b’, dit geldt uiteraard ook voor b / \
b b’
Voorbeeld 1
De hoofdketen telt voor beide isomeren vier koolstofatomen en één dubbele binding. De stamnaam wordt dus buteen. De dubbele binding kan niet op een andere plaats zitten als op de 2-plaats, dus is nummering niet noodzakelijk.
Toch zien we dat de structuren van A en B verschillend zijn. De stof die bestaat uit moleculen A heeft andere fysische eigenschappen dan de stof die bestaat uit moleculen B. De smelt- en kookpunten zijn bijvoorbeeld anders. Ook de chemische eigenschappen zullen af en toe verschillend zijn. We hebben dus echt te maken met twee verschillende stoffen. Dit moet dan ook in de naamgeving tot uiting komen. We zien dat bij structuur de twee methylgroepen tegenover elkaar staan en de twee H-atomen ook.
Structuur A wordt dan aangegeven met een E- voor buteen. De E komt van entgegen (tegenover) in het duits. Structuur B wordt aangegeven met Z- voor buteen. De Z komt van zusammen (tesamen) in het duits. Dus:
De systematische naam zonder te letten op de geometrische isomerie is voor beide isomeren:
1-chloor-1-joodpropeen (de dubbele binding mag maar wordt bij voorkeur niet genoemd, deze moet namelijk nummer 1 zijn).
We hebben te maken met twee geometrische isomeren, want we hebben moleculen met een dubbele binding waarbij ook Cl ongelijk is aan I èn H ongelijk aan CH3. (Cl I en H CH3)
We gaan nu de prioriteit vaststellen van de atomen die direct gebonden zijn aan het dubbel gebonden koolstofatoom.
We vergelijken eerst de twee atomen aan het koolstofatoom aan de linkerkant van de dubbele binding:
Cl en I.
De vergelijking gaat op basis van het atoomnummer. I heeft als atoomnummer 53 en Cl heeft atoomnummer 17. I gaat dus voor Cl. Om dit aan te geven noemen we I dan a en Cl b.
Nu vergelijken we de twee atomen aan het koolstofatoom aan de rechterkant van de dubbele binding: C en H. (We vergelijken alleen de eerst gebonden atoom).
C heeft atoomnummer 6 en H heeft atoomnumer 1. C gaat voor H. Om dit aan te geven noemen we CH3a’ en H b’.
De Z/E-notatie voor geometrische isomeren is internationaal (IUPAC), doch een groot aantal chemici hanteert een andere notatie. In Angelsaksische landen wordt in plaats van Z cis geschreven en in plaats van E trans
Dus:
A: Z-1-chloor-1-joodpropeen = cis-1-chloor-1-joodpropeen B: E-1-chloor-1-joodpropeen = trans-1-chloor-1-joodpropeen
In plaats van geometrische isomerie spreekt men dan ook wel over cis-trans isomerie.
Je dient beide termen ook te kennen en te kunnen toepassen.
11.5.2 Optische isomerie
Men heeft optische isomerie ontdekt doordat optische isomeren gepolariseerd licht andersom draaien.
Gepolariseerd licht is licht welke in tegenstelling tot gewoon licht, in slechts in één richting trilt. Het trilt dus in een plat vlak.
Als men gepolariseerd licht door oplossingen van optische isomeren laat vallen dan krijgt het trillingsvlak van dit licht een andere richting. Nu blijkt bij het ene isomeer het vlak linksom te draaien en het andere isomeer het vlak rechtsom.
Via de projectieformules komt men er achter of een molecuul optische isomerie kan vertonen. Dit gebeurt alleen als het molecuul een koolstofatoom bezit met vier verschillende atomen of atoomgroepen.
Dat koolstofatoom noemt men dan een asymmetrisch koolstof atoom of een chiraal centrum.
Er zijn dan twee soorten namelijk:
Optische isomeren zijn elkaars spiegelbeeld. Men spreekt dan ook vaak van spiegelbeeldisomeren. Een iets wetenschappelijkere term is enantiomeren. De naamgeving voor de optische isomeren gaat als volgt:
men stelt de prioriteit van de eerste atomen aan het chirale centrum vast (prioriteit op basis van het atoomnummer).
vervolgens wordt ervoor gezorgd dat de atoomgroep met de laagste prioriteit (het atoom gebonden aan het chiraal centrum met het laagste atoomnummer wordt gecodeerd als d ) onderaan wordt geprojecteerd. Dit kan eventueel door wisselen van groepen. Groepen moeten altijd twee aan twee gewisseld worden. Dit
kunnen groepen zijn die naast elkaar liggen of groepen die tegenover elkaar liggen. Van beide is verderop in dit dictaat een voorbeeld gegeven.
nu gaan we van a naar b naar c. Gaat dit met de klok mee geven we het isomeer als voorvoegsel R- en als dit tegen de klok ingaat geven we het isomeer
voorvoegsel S- Opmerkingen:
a
a b c d dCb
(a, b, c en d zijn atomen
c of atoomgroepen)
I spiegel II
a a
dCb bCd
c c
1. Eventueel kan d tussen één van de andere letters liggen. Dit is onbelangrijk, d staat altijd onderaan.
2. Vraag aan de docent de modellendoos en maak beide isomeren. Constateer dat het twee verschillende stoffen betreft. Wissel nu bij één isomeer twee willekeurige atomen. Merk nu dat er het andere isomeer is ontstaan. Wissel de twee andere atomen en merk dat het oorspronkelijke isomeer weer is ontstaan.
Voorbeeld 1
De systematische naam van beide structuren is broomchloorjoodmethaan atoomnummer
d moet onderaan; a en d wisselen, maar dan moeten ook b en c worden gewisseld
Voorbeeld 2
De optische isomeren van 4-ethyl-4-methyloctaan We kunnen de optische isomeren als volgt schrijven:
CH3 CH2CH3 CH3 CH2CH3
CH3CH2CH2CH2CCH2 of als CH3CH2CH2CCH2CH2
CH2CH3 CH2CH3
De systematische naam van beide structuren is 4-ethyl-4-methyloctaan (het vet gedrukte C-atoom is het chirmaal centrum)
Verwisseling van groepen kan naastliggend, maar ook tegenover elkaar zoals in dit voorbeeld.
Er zijn bij de R- en de S-notatie verschillende projectiemogelijkheden. Hieronder volgen alle
Het chirale centrum (asymmetrisch koolstofatoom) staat in het midden van de “plus”.
11.5.3 D / L –notatie (D(extro) en L(aevo))
De tot nu toe behandelde notatie via R (in het latijn rectus) en S (in het latijn sinister) is de officiële IUPAC manier van naamgeving aan optische isomeren. In de medische chemie is voor de aminozuren en voor de suikers een ander systeem gekozen. We zullen via twee voorbeelden dit toelichten.
Voorbeeld 1
Aminozuren bestaan uit een carboxygroep en een aminogroep.
We nemen als voorbeeld 2-aminopropaanzuur. Afspraak is dat we het koolstofatoom met het hoogste oxydatiegetal boven zetten en de koolstofketen verticaal opschrijven.
Het koolstofatoom met het hoogste oxydatiegetal is bij aminozuren altijd het
koolstofatoom van de carboxygroep. We schrijven de twee optische isomeren van 2-aminopropaanzuur als volgt:
Bij de aminozuren is de aminogroep bepalend voor de notatie. Staat de aminogroep links, noteren we een L- en als de aminogroep rechts staat, noteren we een D.
We krijgen dus:
L-2-aminopropaanzuur D-2-aminopropaanzuur Opmerking Eiwitten zijn uitsluitend opgebowud uit L-aminozuren!
Voorbeeld 2
Suikers hebben een aldehydegroep en verder aan alle andere koolstofatomen een OH. Het meest eenvoudige suiker bestaat uit drie koolstofatomen en noemen we 2,3-dihydroxypropanal.
Ook hier noteren we het koolstofatoom met het hoogste oxydatiegetal bovenaan. Dat is hier dus het koolstofatoom met de aldehydegroep.
CH=O HOCH CH2OH
CH=O HCOH CH2OH
Aan het chirale centrum zitten dus de groepen CHO, OH, CH2OH en H. Bij de suikers is de hydroxygroep aan het chirale centrum bepalend voor de notatie.
Staat de hydroxygroep links staat, noteren we een L- en als de hydroxygroep rechts staat, noteren we een D.
We krijgen dus:
L-2,3-dihydroxypropanal D-2,3-dihydroxypropanal
Opmerking
Bij langere suikers hebben we vaak meerdere chirale centra. Afspraak is dat we voor de benoeming van D of L kijken naar het onderste chirale centrum.
De D / L – naamgeving is niet eenduidig voor alle organisch chemische verbindingen en daarom heeft de IUPAC gekozen voor het R / S naamgevingssysteem. Voor aminozuren en suikers is het D / L naamgevingssysteem goed toepasbaar en eenvoudiger dan het officiële systeem.
11.6 Overzicht
vertakkingsisomerie
onvertakte alkaan
vertakte alkaan
steeds één koolstofatoom minder
bepaal hoofdketen
bepaal op welke plaats zijketen geplaatst kan worden
naam geven 1 C minder : CH3
2 C’s minder : 2 CH3 of 1 CH2CH3
3 C’s minder : 3 CH3 of 1 CH2CH3 + 1 CH3 enz.
plaatsingsisomerie
alle vertakkingen opschrijven
bij elke vertakking alle plaatsingen nagaan
type-isomerie
drie soorten zijn behandeld:
dubbele binding cycloverbinding
alkanol ether
aldehyde keton
volgorde om isomeren te vinden:
verschillende typen opschrijven
per type vertakkingsisomeren
per vertakking plaatsingsisomeren
geometrische isomerie
nagaan of twee groepen links en rechts van de dubbele binding niet gelijk zijn
prioriteit groepen vaststellen
E of Z noteren
optische isomerie
isomeren opschrijven
vaststellen dat er aan een koolstofatoom vier verschillende atomen of atoomgroepen zijn
(asymmetrisch koolstofatoom = chiraal centrum)
atomen of atoomgroepen vervangen door a, b, c of d op basis van de prioriteitsregels
eventueel groepen twee aan twee verwisselen zoadat d beneden komt te staan
nagaan of de alfabetische volgorde met de klok mee of tegen de klok ingaat.
met de klok mee: R noteren voor de systematische naam
` tegen de klok in: S-noteren voor de systematische naam
D / L – notatie aminozuren / suikers
koolstofatoom met hoogste oxydatiegetal vaststellen, meestal COOH of CHO
koolstofketen vertikaal opschrijven
bij aminozuren
aminogroep (NH2) links: L- voor systematische naam rechts: D- voor systematische naam
bij suikers
onderste hydroxylgroep (OH) aan chiraal centrum links: L- voor systematische naam
rechts: D- voor systematische naam
11.7 Nieuwe begrippen
Isomerie Moleculen met een gelijke brutoformule, maar een versdchillende structuur
Vertakkingsisomerie Moleculen die alleen verschillen in koolstofketen
Plaatsingsisomerie Moleculen die alleen verschillen door de plaats van een gesubstitueerd atoom of atoomgroep
Type-isomerie Moleculen die verschillen door de plaats van één of meer atomen in het molecuul
Stereo-isomerie Groepen binnen een molecuul zijn anders georiënteerd Geometrische
isomerie
Groepen zijn al dan niet aan één kant van een dubbele binding gesitueerd
Optische isomerie Moleculen zijn elkaars spiegelbeeld Spiegelbeeldisomer
en
Enantiomeren
E (entgegen) Aanduiding bij de geometrische isomerie, geeft aan dat de atomen of atoomgroepen met lage atoomnummers aan een verschillende kant van de dubbele binding aanwezig zijn Z (zusammen) Idem, maar dan aan dezelfde kant
cis Engelse notatiewijze voor Z
trans Engelse notatiewijze voor E cis-trans isomerie = geometrische isomerie Asymmetrisch
koolstofatoom
Chiraal Centrum
Koolstofatoom waaraan vier verschillende atomen of atoomgroepen gebonden zijn
R R(ectus) Aanduiding bij optische isomerie
S S(inister) Idem
L L(aevo) Idem, gebruikt in de medische chemie bij aminozuren en suikers
D D(extro) Idem
11.8 Samenvatting
Bij isomerie hebben moleculen dezelfde brutoformule, maar een verschillende
structuur. Men onderscheidt vertakkings-, plaatsings- type- en stereo-isomerie. Door systematisch alle mogelijkheden na te gaan zijn alle isomeren te vinden. Vinden verschillende soorten isomerie tegelijk plaats, dan wordt eerst nagegaan of er type-isomerie plaatsvindt, dan vertakkingstype-isomerie en tenslotte of er plaatsingstype-isomerie plaatsvindt.
Bij stero-isomerie is sprake van moleculen met dezelfde atomen en atoomgroepen, die echter een andere oriëntatie in het molecuul kunnen innemen.
Er is alleen sprake van geometrische isomerie als we te maken hebben met een verbinding die een dubbele binding heeft en dat de atomen (of atoomgroepen) aan beide kanten van de dubbele binding verschillend zijn.
Er is alleen sprake van optische isomerie als aan één koolstofatoom vier
verschillende atomen of atoomgroepen zitten. Dit koolstofatoom wordt dan een
asymmetrisch koolstofatoom of chiraal centrum genoemd. Er zijn dan twee structuren mogelijk die elkaars spiegelbeeld zijn. Door de groepen te onderzoeken op
atoomnummer van het aanhechtende atoom en de volgorde te onderzoeken kan de aanduiding R of S aan de moleculen toegekend worden. Voor aminozuren of suikers wordt in de medische chemie D of L gebruikt.
11.9 Opgaven
1. Geef van alle isomeren van C4H10 de projectieformules en de systematische namen.
2. Geef van alle isomeren van C3H7Cl de projectieformules en de systematische namen.
3. Geef van alle isomeren van C3H5Cl de projectieformules en de systematische namen.
4. Geef van alle isomeren van C2H4BrCl de projectieformules en de systematische namen (denk ook aan de optische isomeren).
5. Geef van alle isomeren van C3H8O2 de projectieformules (denk ook aan de optische isomeren.
6. Geef de projectieformules van onderstaande moleculen. Als er sprake is van stereo-isomerie geef beide projectieformules en de bijbehorende systematische namen.
a. 3-methylhexaan
b. 1-hydroxypentaan-3-on
c. 3-chloor-3-ethyl-2,2,4-trimethylpentaan d. 2-methylbut-2-een
e. propaan-1,2-diol
f. ester van 3-chloorbutaanzuur en propaan-2-ol g. 3-broom-2-chloorbutaan-2-ol
h. 2,3-dihydroxypropaanzuur
7. Geef de namen van de stoffen met onderstaande projectieformule:
a. H H \ / C=C / \ Cl Cl b. H I
\ / C=C / \ I H c. H CH3
\ / C=C / \ CH3 H d. H H
\ / C=C / \ Cl CH3
e. H CH3
\ / C=C / \
CH3 CH2CH3
f. H CH2CH2Br \ /
C=C / \
Cl CH2CH3
g. H CH2CH2Cl \ /
C=C / \ Cl Cl h. H I
\ / C=C / \ Cl Br
8. Geef de projectieformules van:
a. E-but-2-een
b. Z-1-chloorpropeen c. trans-1,2-dichlooretheen d. cis-2-broom-3-chloorbut-2-een
9. Geef de namen van de stoffen met onderstaande projectieformule:
a. COOH HCOH CH3
b. H HOCBr
(CH2)3CH2Br c. CH3
HOCOCH2CH3
H3CCCH3
CH3
10. Geef de projectieformules van de moleculen van de volgende stoffen:
a. R-2-chloorbutaan b. S-3-broomheptaan c. R-butaan-2-ol
d. D-2-amino-3-hydroxypropaanzuur
e. L-2,3,4-trihydroxybutanal (2 mogelijkheden) 11. Wat wordt verstaan onder een
a. geometrische isomeer b. stereo-isomeer
c. enantiomeren d. chiraal centrum e. spiegelbeeldisomeer
f. asymmetrisch koolstofatoom 12. Waarin verschillen
a. geometrische isomeer b. enantiomeren
13. Wat wordt verstaan onder een a. isomerie
b. vertakkingsisomerie c. plaatsingsisomerie d. type-isomerie e. stereo-isomerie
f. geometrische isomerie g. optische isomerie h. cis-trans isomerie
12 Ruimtelijke vorm en fysische eigenschappen 12.1 Inleiding
In semester 1, periode 2 (CHT3242) hebben we de vorm van moleculen besproken, alsmede de fysische eigenschappen (kookpunt, smeltpunt, oplosbaarheid) die daar mee
samenhangen. In dit hoofdstuk zullen we daarop voortbouwen.
12.2 Leerdoelen
Na bestudering van dit hoofdstuk kun je:
de vorm van organische moleculen beschrijven per koolstofatoom
de polariteit van de diverse stoffen binnen een homologe reeks aangeven
de relatie tussen polariteit en kookpunt / smeltpunt aangeven en toepassen
de relatie tussen waterstofbrugvorming en kookpunt / smeltpunt aangeven en toepassen
de relatie tussen vertakkingsgraad en kookpunt / smeltpunt aangeven en toepassen
de oplosbaarheid van stoffen met bekende polariteit in zowel polaire vloeistoffen, zoals water, en in apolaire vloeistoffen, zoals pentaan en hexaan, aangeven en toepassen