• No results found

Dit onderwerp is geregeld bij Kon. besluit van 24 Januari 1886, No. 22, en afgekondigd in het Staatsblad van dat jaar No. 57.

De desbetreffende bepalingen luiden als volgt :

ART. 1. Oogstverband is een zakelijk recht op te veld staande, onafge-plukte of reeds geoogste landbouwproducten en op de ter bereiding daarvan bestemde onderneming en inrichtingen, tot zekerheid van de nakoming eener verbintenis om die producten aan een geldschieter af te leveren ten verkoop in comissie, ten einde uit de opbrengst te verhalen de voorgeschoten gelden, interesten, kosten en provisie.

ART. 2. Oogstverband kan worden gevestigd zoowel op producten die ge-teeld zijn op gronden welke de verbandgever krachtens eenig zakelijk of persoonlijk recht zelf in gebruik heeft, als op producten welke krachtens overeenkomst aan hem moeten worden geleverd of door hem kunnen worden binnengehaald.

ART. 3. Oogstverband kan slechts worden gevestigd op producten voor de Europeesche markt, rijst niet daaronder begrepen. Het kan alleen worden gevestigd op den eerstkomenden oogst, niet op latere oogsten.

ABT. 4. Het oogstverband is geldig indien de verbandgever tijdens de vestiging de in art. bedoelde bevoegdheid om te beschikken had. Eene latere ontbinding van de overeenkomst of eene latere tenietdoening van den rechts-titel, krachtens welken de verbandgever een recht had tijdens de vestiging van het verband, kan den verbandhouder niet worden tegengeworpen, behou-dens het bepaalde bij de artikelen 18 en 19.

ART. 5. Oogstverband blijft bestaan, in welke handen het recht van beschikking over den oogst en de onderneming en de inrichtingen, waarop het verband gevestigd is, ook overgaan.

ART. 6. Oogstverband blijft gevestigd op de producten die afgeplukt of ' van den grond of den bodem afgescheiden zijn en ter bewerking naar de onderneming zijn of worden overgebracht. De verbandgever is voor de behoorlijke cultuur, inzameling, verzorging, afwerking en aflevering der producten jegens hem, ten wiens behoeve het oogstverband is gevestigd, verbonden en aansprakelijk.'

Art. 330 van het Wetboek van Strafrecht voor Europeanen en artikel 332 van het Wetboek van Strafrecht voor Inlanders zijn toepasselijk op hem, die de producten, waarop oogstverband is gevestigd, of het materieel tot bewerking van den oogst behoorende tot e'ene met oogstverband belaste onderneming, opzettelijk ten nadeèle des verbandhouders verduistert of weerloos maakt.

ART. 7. Oogstverband wordt verleend bij eene akte, verleden ten overstaan van een of twee commissarissen uit den raad van justitie, binnen wiens rechtsgebied het verbondene ligt, bijgestaan door den griffier.

De volmacht tot het verleenen van het verband moet bij authentieke akte worden gegeven.

ART. 8. De in alinea 1 van het vorig artikel bedoelde akte vermeldt : de dagteekening en het uur van het (verlijden, de namen, voornamen en woonplaatsen der contractanten, de aanwijzing zoowel van de verbonden on- • derneming en inrichtingen als van de gronden, waarop de verbonden oogst wordt geteeld ;

de soort van het product en de oogst waarop het verband wordt gevestigd ; de titels, krachtens welke de verbandgever recht heeft op de onderneming en op den oogst.

ART. 9. Voor één en denzelfden oogst is slechts één oogstverband van

kracht. \

157 Oogstverband.

Een later verleend oogstverband is slechts geldig indien het vroegere heeft

•opgehouden te bestaan.

De griffiers bij de raden vah justitie zijn gehouden aan al degenen, die het verlangen, schriftelijk opgaaf te doen van bestaand oogstverband of van de in art. 18 bedoelde overschrijving, en een afschrift van de akten uit te leveren of wel eene verklaring af te geven dat er geen verband of overschrij-ving bestaat.

ART. 10. Aan de grossen van de. akten van vestiging van oogstverband, aan het hoofd voerende de woorden : ,,In naam des Konings", wordt gelijke kracht als aan de vonnissen toegekend. De bepalingen van de artikelen 435 en 439 van het Reglement op de burgerlijke rechtvordering voor de raden van justitie en het Hooggerechtshof van Nederlandsch-Indië zijn daarop

toepasselijk. , ART. 1.1. De verbandhouder heeft, — ook dan wanneer de verbandgever,

of hij die in zijne plaats trad, de beschikking en het beheer over zijne goede-ren verlogoede-ren heeft —, het recht om met uitsluiting van alle andere schuld-eischers :

Ie. zich tijdelijk in het bezit te stellen van den grond waarop de producten geteeld worden, indien de verbandgever, krachtens welken titel ook, bij de vestiging van het verband daarvan in het bezit of genot was, of recht had t o t bezit of genot;

2e. zich tijdelijk in het bezit te stellen van de geheele onderneming en de inrichtingen waarop het verband is gevestigd, met al wat daartoe behoort, t e weten :

gebouwen, werktuigen, gereedschappen, vervoermiddelen, trekdieren en wat dies meer zij ;

den nog te veld staanden oogst of de onafgeplukte vruchten voor zoover de verbandgever daartoe de bevoegdheid had, te verzorgen ; den aanplant of de ter verwerking bestemde producten van derden over te nemen ; de producten te oogsten, deze naar de ter bewerking bestemde onderneming te doen vervoeren, te doen bewerken, voor vervoer te doen verpakken en ver-der geschikt te maken voor den verkoop, ingevolge de met den verbandgever gesloten overeenkomst.

ART. 12. De verbandhouder die het recht, in het vorig artikel gegeven, wil uitoefenen, geeft aan den verbandgever daarvan kennis bij akte van een notaris of deurwaarder. Binnen veertien dagen daarna moet de verband-houder worden gesteld in het bezit van al wat hij voor de uitoefening van zijn recht noodig heeft, daaronder begrepen de sleutels, boeken en andere tot het beheer betrekkelijke bescheiden en voorwerpen.

Bij gebreke hiervan kan hij zich uit kracht van de in art. 10 bedoelde grosse, desgevorderd-met behulp van den sterken arm, in het bezit stellen.

Bij overeenkomst kunnen partijen de uitoefening van het in dit artikel gegeven recht van voorwaarden afhankelijk stellen en die uitoefening nader of anders regelen;

ART. 13. De kosten veroorzaakt door de uitoefening van het recht des verbandhouders, omschreven in het vorig artikel, zijn, evenals de voorge-schoten gelden en interessen, bedoeld in art. 1, bevoorrecht op den voet van de artikelen 80 en 81 van het Wetboek van Koophandel voor Nederlandsch-Indië.

ART. 14. De verbandhouder, die van het in artikel 12 omschreven recht heeft gebruik gemaakt, neemt daardoor jegens den verbandgever de ver-plichting op zich tot afwerking van den géheelen oogst, en om daarvoor al die uitgaven te doen, welke in het belang daarvan noodig worden bevonden.' ook al mochten die uitgaven de som overtreffen, welke daarvoor tusschen partijen was vastgesteld.

Hij is jegens den verbandgever tevens aansprakelijk voor de richtige behandeling van het in bezit genomen product en in het algemeen voor het

Oogstverband. 158

vergaan, het verlies of de vermindering van dat product, tenzij een en ander liet gevolg is van overmacht, of voortkomt uit eene oorzaak, die hem in redelijkheid niet kan worden toegerekend.

ART. 15. Door het oogstverband wordt geen nadeel toegebracht aan het voorrecht bij het Burgerlijk Wetboek aan den verhuurder toegekend.

ABT. 16 (gewijzigd bij Stbl. 1908, No. 51,%). Hypotheek- of credietverband vóór of -na het oogstverband gevestigd, staat niet in den weg aan de uit-oefening van dit laatste. '

Bij uitdrukkelijk beding, vermeld in de akte van hypotheek of van crediet-verband kan echter bepaald worden, dat op de oogst, geteeld op het be-zwaarde goed, geen oogstverband mag worden verleend dan met uitdruk-kelijke toestemming van den hypotheek- of credietverbandhouder.

Het oogstverband, gevestigd in strijd met zoodanig beding, is tegenover 'den hypotheek- of verbandhouder nietig.

ART. 17. Oogstverband gaat te niet :

Ie. door het vergaan van den oogst, waarop het verband werd gevestigd ; 2e. door de vervulling der ontbindende voorwaarde waaronder — of door

het verloop van den tijd waarvoor — het werd gevestigd;

3e. door het teniet gaan der verbintenis tot wier zekerheid het werd geves-tigd;

4e. door afstand.

ART. 18. Hij, die eene rechtsvordering heeft ingesteld tot ontbinding van eene overeenkomst of tot tenietdoening van een rechtstitel, krachtens-welke zakelijke of persoonlijke rechten op een onroerend goed worden uit-geoefend, kan na bekomen verlof van den voorzitter van den raad van justitie, binnen, wiens rechtsgebied dat goed ligt, de daartoe strekkende dagvaarding doen overschrijven in een afzonderlijk daarvoor aan te leggen register, dat gehouden zal worden door den griffier bedoeld in art. 9.

De voorzitter kan dit verlof verleenen na partij in kort geding te hebben gehoord, en nadat de eischende partij summierlijk van, de deugdelijkheid harer vordering zal hebben doen blijken.

Indien hij het verlof verleent, kan hij, na partijen ook daarover t e hebben gehoord, bij hetzelfde vonnis bepalen dat door den eischer tot het in het vonnis uitgedrukt bedrag Zekerheid mpet worden gesteld voor de vergoeding der door den gedaagde t e lijden schade, waartoe de eischer gehouden is, bijaldien het geding te zijnen nadeele mocht worden uitgewezen.

I n vermeld register wordt aanteekening gehouden van den dag en het uur waarop het verzoek tot zoodanige overschrijving wordt gedaan, en te rekenen van dit tijdstip is de gedaagde onbevoegd om, hangende het tegen hem ingesteld rechtsgeding, het betrokken goed met oogstverband te bezwaren.

ART. 19. De overschrijving van het proces-verbaal van inbeslagneming bedoeld in art. 507 van het Reglement op de Burgerlijke Rechtsvordering voor de raden van justitie en het Hooggerechtshof van Nederlandsch-Indië, heeft mede ten gevolge dat de partij, tegen welke het beslag is gedaan, wettelijk onbevoegd is om den oogst, op de in beslag genomen goederen geteeld, met oogstverband te bezwaren.

159 Credietverband., C R E D I E T V E R B A N D .

(Stbl. 1908, No. 542).

Het Kon. besluit van 6 Juli 1908, no. 50, regelende het credietverband, in genoemd Staatsblad afgekondigd, luidt als volgt :

Overwegende dat de behoefte is gebleken aan een rechtsinstituut, waardoor inlandsche credietnemers in staat gesteld worden, om aan credietgevers eene met hypotheek overeenkomende zekerheid te verschaf-fen op sommige hunner niet voor hypotheek vatbare goederen, onder den naam van credietverband.

Hebben goedgevonden en verstaan :

I. Vast te stellen de volgende bepalingen betreffende het credietver-band : | ART. 1. Credietverband is een zakelijk recht op de goederen be-doeld in artikel 3, strekkende om daaraan de voldoening eener verbin-tenis te verhalen.

AKT. 2. Dat recht is uit zijnen aard ondeelbaar, en gevestigd op alle . verbonden goederen in hun geheel, op elk van die goederen, en op ieder gedeelte daarvan.

De goederen blijven daarmede belast, in welke handen zij ook overgaan.

ART. 3. . Voor credietverband zijn alleen vatbaar :

Ie. erfelijk individueele gebruiksrechten op gronden, behoorende tot het Staatsdom ein ;

2e. za&elijke gebruiksrechten der opgezeltenen van partieuEere lan-derijen ;

3e. zakelijke gebruiksrechten der inlandsche gemeenten op gronden, behoorende tot het Staatsdomein, voor zoover die gronden niet voor den openbaren dienst zijn bestemd.

4e. onverdeelde zakelijke gebruiksrechten van Inlandsche familiën of andere Inlandsche burgerlijke gemeenschappen op gronden behoorende tot het Staatsdomein ;

5e. reeds bestaa,nde of nog tot stand te brengen gebouwen,- werken, beplantingen en bezaaiingen, van Inlanders op grond, waarop Inlandsche gebruiksrechten worden uitgeoefend.

ART. 4. Het credietverband strekt zich uit, tot hetgeen volgens de artikelen 500, 501, 506 en 507 van het Biirgerlijk "Wetboek voor Neder-ktndsch-Indië een gedeelte der zaak uitmaakt, en voorts tot alle latere verbeteringen van het bezwaarde goed, ook tot hetgeen door aanwas daarmede vereenigd is, en hetgeen de rechthebbende op den grond daar-mede door opbouw, beplanting of bezaaiing vereenigd heeft.

ART. 5. Het onverdeeld aandeel in een gemeen goed kan met crediet-verband worden bezwaard. Na de verdeeling' blijft het crediet-verband alleen ge-vestigd op het deel, dat aan den schuldenaar, die het verband heeft ver-leend, is toebedeeld, behoudens de bepaling van art. 1341 van het Burger-lijk Wetboek voor Nederlandsch-Indië, die toepasseBurger-lijk is.

ART. 6. Credietverband kan niet worden gevestigd dan door hem, die de bevoegdheid heeft om het bezwaarde goed te vervreemden.

ART. 7. Hij, die op het goed slechts een zoodanig recht heeft, hetwelk , door eene voorwaarde is opgeschort, of in zekere gevallen kan worden ontbonden of te niet gedaan, kan geen credietverband toestaan dan dat, hetwelk aan) dezelfde voorwaarde, ontbinding of tenietdoening onder-, worpen is.

ART. 8. Goederen van Inlandsche gemeenten, van familiën of andere burgerlijke gemeenschappen, en van minderjarigen, onder curateele gestel-den en afwezigen, zoolang het bezit daarvan slechts bij voorraad verleend

Credietverband. 160

is, kunnen met anders met credietverband worden bezwaard dan om de redenen, onder de voorwaarden, en overeenkomstig de formaliteiten, welke door de wettelijke bepalingen of het volksrecht worden gevorderd.

ART. 9 Met uitzondering van de goederen, bedoeld in art. 3, No 5 kan credietverband alleen op de tegenwoordige goederen worden geves-tigd. Een credietverband op andere toekomstige goederen is nietig.

ART. 10. Een credietverband is slechts van waarde, in zoover de som waarvoor het is toegestaan, zeker en bij de akte bepaald is.

Indien de schuld voorwaardelijk, of hare hoegrootheid onbepaald is zal de vestiging van het credietverband slechts kracht hebben tot het beloop der geschatte waarde, welke partijen gehouden zijn in de akte on te geven.

ABT. 11 De schuldeischer kan in geen geval eene vermeerdering van credietverband vorderen, ten ware het tegendeel bedongen is, dan wel uit wettelijke bepalingen voortvloeit

ART 12. Alle bedingen, waarbij de schuldeischer gemachtigd zou worden om zich het verbonden goed toe te eigenen, zijn nietig.

ART. 13. Het met credietverband bezwaarde goed mag niet worden verhuurd zonder schriftelijke toestemming van den verbandhouder Het kan, zelfs met toestemming van den verbandhouder, niet met recht van wederinkoop worden verkocht, noch verpand of met een tweede crediet-verband worden bezwaard.

Het met credietverband bezwaarde gebruiksrecht mag zonder schrifte-lijke toestemming van den verbandhouder niet door eenigen anderen titel worden vervangen.

ART. 14. Ingeval van onteigening van het verbonden goed ten alge-meenen nutte, oefent de verbandhouder dezelfde rechten uit op de toege-kende schadeloosstelling als een hypotheekhouder.

Ingeval van verzekering van het verbonden goed tegen de gevaren van brand, is artikel 297 van het Wetboek van Koophandel voor Nederlandsch-indie op den verbandhouder en op den Inlandschen verzekerde van toe-passing.

ART. 15. Credietverband wordt gevestigd bij -eene authentieKe akte, verleden t e » overstaan van een door het hoofd van Gewestelijk bestuur voor een bepaalden kring aan te wijzen Inlandschen bestuursambtenaar.

Ue akte kan alleen worden verleden ten overstaan van den ambtenaar, binnen wiens kring de grond gelegen is, waarop de te verbinden gebruiks-rechten worden uitgeoefend, dan wel de te verbinden gebouwen, werken, beplantingen of bezaaiingen zich bevinden of zullen bevinden.

Bij de akte wordt door den schuldeischer en den schuldenaar woonplaats gekozen ten kantore van den ambtenaar, te wiens overstaan de akte wordt verleden. ,

De ambtenaar te wiens overstaan de akte is verleden, zorgt dat het ver-band terstond wordt ingeschreven in een door hem aan te houden open-baar register. Hij houdt de minuut der akte onder zich.

De akte wordt verleden, en de inschrijving heeft plaats in de Maleische taal met Latqnsche karakters.

Eene grosse der akte wordt aan den schuldeischer uitgereikt.

» D e grosse moet aan het hoofd voeren de woorden : „ I n naam der Koningin .

De kosten van de akte, van de inschrijving en van de grosse zijn voor rekening yan den schuldenaar, indien het tegendeel niet bedongen is Ue doorhaling van het verband geschiedt kosteloos.

Bij ordonnantie worden geregeld de wijze waarop, en de vorm waarin, de akten van credietverband ; worden opgemaakt, het toezicht op de amb-tenaren, met het opmaken, Bewaren en inschrijven dier akten belast, het

I ß l Credietverband.

tarief der kosten, gelijk mede de vorm der inschrijving en doorhaling van het verband en de wijze waarop aan het, verband algemeene bekendheid zal worden gegeven, l)

ART. 16. Het credietverband heeft tegenover derden geene gevolgen dan van den dag der vestiging.

ABT. 17. Verpanding van het goed, tot stand gekomen vóór den dag -der vestiging van het credietverband, heeft den voorrang boven dit

laatste.

ART. 18. De houder der grosse eener akte van credietverband kan door het hoofd van het plaatselijk bestuur worden gemachtigd tot het nemen van zoodanige maatregelen, als door hem summier worden aangetoond noodzakelijk te zijn tot het behoud van zijn recht en van het goed, alles op zijne verantwoordelijkheid, en behoudens de vergoeding van kosten, schaden en interessen, zoo daartoe gronden zijn.

Hij kan voor die maatregelen, zoo noodig, de hulp van het openbaar gezag inroepen.

ART. 19. Bij niet voldoening van den schuldenaar aan zijne verplich-ting tot betaling van hoofdsom en renten op het overeengekomen tijd-stip, kan de houder eener grosse van credietverband haar op dezelfde wijze tenuitvoerleggen op het verbonden goed, ook wanneer het zich in handen van een derden bezitter bevindt, als voor grossen van notariëele schuld-brieven is bepaald.

ART. 20. De derde bezitter kan zich tegen den verkoop van het verbon-den goed verzetten, indien hij kan aanwijzen, dat zich alsnog in het bezit van den oorspronkelijken schuldenaar goederen bevinden, welke mede voor dezelfde schuld verbonden, en klaarblijkelijk voldoende zijn om daarop de schuld te verhalen. In zoodanig geval kan hij, met schorsing der

uit-winning van het door hem bezeten goed, de voorafgaande uituit-winning van"het mede verbonden goed onder den oorspronkelijk schuldenaar vorderen.

ART. 21. Ingeval een credietverband is gevestigd op eemig goed, en één of meer gedeelten daarvan tot derde bezitters mochten zijn overgegaan, be-houdt de schuldeischer de bevoegdheid om zijn recht op het verbonden goed, of op zoodanig gedeelte daarvan, als hij raadzaam of voldoende acht, voor het geheel te doen gelden, even alsof het verbondene zich nog onver-deeld in het bezit van den schuldenaar bevond.

ART. 22. De derde bezitter, die, hetzij bij uitwinning, hetzij vrijwillig, de schuld heeft gekweten, is, als daardoor uit kracht der wet in de rechten des schuldeischers zijnde getreden, bevoegd om, na aftrek van zijn aandeel in evenredigheid tot de gezamenlijke waarde der verbonden goe-deren, de verdere rechten, uit het credietverband voortvloeiende, op de mede verbonden goederen of gedeelten daarvan te doen gelden.

ART. '23. In de gevallen, bij de vorige twee artikelen vermeld, zal het credietverband alleen op dat goed of gedeelte daarvan worden doorgehaald, waarop de schuldvordering is verhaald, of waarvan de derde bezitter de schuld heeft gekweten, en op het verder verbondene niet eer dan nadat de betaald hebbende of uitgewonnen derde bezitter zijn reclit volgens het laatstvoorgaande artikel zal hebben doen gelden of in de doorhaling zal hebben toegestemd.

Tot verzekering van zijn recht is de gesubrogeerde schuldeischer ver-plicht om daarvan inschrijving te vorderen op het openbare register, bedoeld in artikel 15 ; de dag van deze zal door den ambtenaar op de grosse worden aangeteekend.

ART. 24. De derde bezitter heeft tot op het tijdstip der toewijzing toe

!) Deze regelingen zijn afgekondigd in Stbl. 1909, No. 584.

11

\

Credietverband. IQ2

het recht, om de uitwinning van het door hem bezeten goed te doen op-houden door de kwijting van de ingeschreven schuld met de renten en de kosten.

ART. 25. Hetgeen het verbonden goed bij uitwinning meer opbrengt dan de schuld met de renten en de kosten bedragen, wordt uitgekeerd aan den derden bezitter.

ART. 26. De erfdienstbaarheden en andere zakelijke lasten, zoowel ten laste als ten bate van het uitgewonnen goed, die door den overgang aan

ART. 26. De erfdienstbaarheden en andere zakelijke lasten, zoowel ten laste als ten bate van het uitgewonnen goed, die door den overgang aan