• No results found

§•!• (!) Verzoekschriften tot afstand van grond in erfpacht worden in-gediend bij het betrokken Hoofd van Gewestelijk bestuur, en gaan vergezeld hetzij van een door den daartoe bevoegden landmeter opgemaakten meetbrief

c. q. met bijbehoórende kaart, hetzij van eene duidelijke zoo nauwkeurig, mogelijk samengestelde schetsteekening van de ligging en belendingen van den begeerden grond.

_ (2) Indien de aanvraag betrekking heeft op een of meer der administra-tief tot de gewesten van Java en Madoera behoorende eilanden, kan vol-staan worden met de overlegging van een meetbrief of schetsteekening. aan-gevende de niet in de aanvraag begrepen terreinen.

§ 2. Het Hoofd van Gewestelijk bestuur stelt het ontvangen verzoekschrift.

na daarop den dag der ontvangst te hebben aangeteekend, met den bijbe-hoorenden meetbrief of daarbij overgelegde schetsteekening, in handen van de voor het plaatselijk onderzoek van erfpachtsaanvragen aangewezen commissie.

§ 3. (1) Bedoelde commissie draagt aan het Hoofd van het betrokken onderdistrict op, om, met duidelijke aanwijzing der in erfpacht aange-vraagde gronden, aan het verzoek openbaarheid tè geven in de gemeenten, tot welke die gronden behooren .en de naburige dessa's, met vrijlating der-bestuurders en ingezetenen om tijdens de bekendmaking' bij- dien inlandschen ambtenaar, of binnen één maand daarna bij de commissie of het hoofd van plaatselijk bestuur bezwaren tegen de uitgifte in te brengen.

. (2) Van zijne verrichtingen te dezer zake en de eventueel hem daarbij medegedeelde bezwaren brengt genoemd Inlandsen Bestuurshoofd bij proces-verbaal verslag uit aan de commissie, die na verloop van voormelden termijn aan den voet daarvan doet blijken, of, en zoo ja, welke bedenkingen bij haar zijn ingebracht, en na voltooiing der overige nader aan te duiden be-scheiden tegelijkertijd met. deze dat proces verbaal indient aan het Hoofd van plaatselijk bestuur, dat mede daarop eene verklaring stelt als even-bedoeld.

§ 4. (1) In afwachting van de uitkomsten der voorgeschreven bekend-making deelt de commissie den aanvrager mede op welken dag zij met de plaatselijke opneming der gronden een aanvang zal maken, met uitnoodiging daarbij tegenwoordig^ te zijn, dan wel zich te doen vertegenwoordigen door-een schriftelijk daartoe aangewezen gemachtigde, voorts met vermelding

van-4 1 A g r a r i s c h e A a n g e l e g e n l u U i t g i f t e g r o n d i n e r f p a c h t ^ h e t g e e n t o t aanwijzing der g r e n s p u n t e n vóór den a a n v a n g der opneming door den a a n v r a g e r moet worden v e r r i c h t .

(2) I s op den vastgestelden dag de a a n v r a g e r in gebreke om in persoon of door iemand van zijnentwege de commissie aanwijzing t e doen v a n de grenzen der v e r l a n g d e g r o n d e n , of heeft hij a a n de hem o p g e d r a g e n voorb e r e i d e n d e m a a t r e g e l e n n i e t of op t e n e e n e n m a l e onvoldoende wijze u i t -voering gegeven, d a n is de commissie" bevoegd h a a r onderzoek t e s t a k e n en b e p a a l t h e t Hoofd van Gewestelijk b e s t u u r n a a r bevind van zaken een

na-deren dag voor de plaatselijke o p n e m i n g of .doet hij de s t u k k e n in zijn archief deponeeren, m e t kennisgeving van zijne beslissing a a n den a a n v r a g e r .

g 5. (1) I n d i e n :

a. h e t perceel geheel of voor een belangrijk gedeelte begroeid is m e t djati of in s t a n d te houden wildhoutbosch ;

b. op h e t perceel vele vrijwillig aangelegde k o f f i e - a a n p l a n t i n g e n voor-komen ;

c. de g r o n d e n geheel of grootendeels bestemd zijn voor de u i t b r e i d i n g of de i n s t a n d h o u d i n g der verplichte koffiecultuur, of voor de o n t w i k k e -ling der vrije kof f i e k u l t u u r behouden behooren t e blijven;

d. h e t perceel voor een groot gedeelte b e s t a a t u i t o n t g i n n i n g e n der I n -landsehe bevolking en overigens voor de u i t b r e i d i n g van h a r e n land-bouw benoodigd is ;

e. (Stbl. 1909, No. 311) de g r o n d e n n a a r s c h a t t i n g eene g r o o t e r e u i t g e -s t r e k t h e i d hebben d a n duizend Jbouw-s en kennelijk -slecht-s m e t - spe-culatieve bedoelingen werden a a n g e v r a a g d ,

behoeft in geen dier gevallen een proces-verbaal worden o p g e m a a k t , doch k a n h e t voorstel t o t eene afwijzende beschikking geschieden door tusschenkomst van h e t Hoofd van plaatselijk b e s t u u r bij brief, welk schrijven, n a d a t in h e t sub a vermeld geval b e t bij de eerste alinea van

§ 6 bedoeld advies t e r z a k e is ingewonnen, indien bij den R e s i d e n t ins t e m m i n g v i n d e n d , door deze met een k o r t advieins t e r afwijzing der a a n -v r a a g a a n den D i r e c t e u r -van B i n n e n l a n d s c h B e s t u u r worden gezonden.

(2) I n d i e n geen dier gevallen zich voordoet 'of de R e s i d e n t zich n i e t v e r e e n i g t met h e t in de vorige alinea bedoeld voorstel der commissie, worden door deze de vereischte plaatselijke onderzoekingen ingesteld en b r e n g t zij d a a r o m t r e n t bij h e t voorgeschreven proces-verbaal verslag u i t , onder bij-voeging — tenzij bij h e t verzoek een meetbrief is overgelegd — van eene n a d e r e s c h e t s k a a r t van h e t perceel en van de overige in h e t proces-verbaal genoemde bescheiden.

(3) De bij de vorige alinea bedoelde s t u k k e n , vergezeld van h e t ingevolge h e t l a a t s t e lid v a n § 3 vereischt proces-verbaal van b e k e n d m a k i n g , worden d a a r o p t e n spoedigste ingediend, tenzij a a n h e t Hoofd van Gewestelijk be-s t u u r , indien de grond in de onder dienbe-s rechtbe-streekbe-sch beheer be-s t a a n d e af-deeling is gelegen, hetzij a a n h e t b e t r o k k e n Hoofd van plaatselijk b e s t u u r , welke l a a t s t g e n o e m d e a m b t e n a a r , n a voldaan t e hebben a a n de slotbepaling;

der tweede alinea van g 3 en nopens de a a n v r a a g van zijn gevoelen t e hebben doen blijken, de bescheiden b i n n e n eene week doorzendt a a n den-R e s i d e n t .

§ 6. (1) I n d i e n op de a a n g e v r a a g d e g r o n d e n houtgewas voorkomt of wan-n e e r zij zijwan-n gelegewan-n iwan-n de wan-nabijheid vawan-n 's L a wan-n d s bosschewan-n, voorts iwan-n alle gevallen^' w a a r i n , n a a r h e t oordeel van den R e s i d e n t , boschbouwkundige

belangen bij de o n t g i n n e n zijn b e t r o k k e n , stelt d i t Bestuurshoofd de s t u k k e n i n h a n d e n v a n den h o u t v e s t e r , b i n n e n wiens ressort de g r o n d e n zijn gelegen, m e t u i t n o o d i g i n g om t e r zake van advies te dienen.

(2) I n d i e n d a a r t o e geen plaatselijk onderzoek w o r d t vereischt, b r e n g t b i n n e n één m a a n d n a d a g t e e k e n i n g dier o p d r a c h t de h o u t v e s t e r , m e t i n a c h t -n e m i -n g der d i e -n a a -n g a a -n d e voor hem gelde-nde bijzo-ndere i -n s t r u c t i o -n , a d v i e s u i t nopens de volgende p u n t e n :

-Agrarische Aangelegenh. 4 2 Uitgifte grond in erfpacht.

a.' in hoever heit c. q. op den grond voorkomend wildhoutbosch in het proces-verbaal der commissie terecht al dan niet is verklaard te be-lmoren tot de in stand te houden bossohen ;

b. of van de uitroeiing van het houtgewas uit een klimatologisch of hydrologisch oogpunt nadeelen zijn te duchten ;

c. in hoever het behoud van het op het perceel voorkomend niet in stand te houden wildhoutbosch noodig is in verband mét de oogen-blikkelijke, en toekomstige behoefte aan timmerhout voor 's Lands

«erken en brandhout voor de bevolking ;

cl. of .hij uitgifte in erfpacht voor het aanwezig houtgewas al dan niet retributie aan den Lande behoort te worden betaald.

J3) Moet aan de samenstelling van voorschreven advies een plaatselijk onderzoek voorafgaan, of wordt, indien de aanvraag reeds vergezeld gaat van een m e e f>b r i e f als bedoeld in het eerste lid van § 1, de betaling van retributie voor het op den grond voorkomend houtgewas vereischt, zoo be-geeft de houtvester eveneens binnen den bij -de vorige alinea gestelden termijn zich naar het terrein tot inwinning der noodige gegevens of ter bepaling van, het bedrag der retributie.

(4) Overschrijding van den bij de vorige alinea's gestelden termijn is niet toegelaten, tenzij de houtvester te voren de noodzakelijkheid daarvan doet blijken aan het betrokken Hoofd van Gewestelijk bestuur, ondel' mededeeling van het tijdstip, waarop hij aan zijne verplichtingen zal voldoen.

§ 7. (1) Na, in verband met de bekingen der op hoog gezag of vrijwillig door de Inlandsche bevolking gedreven koffiecultuur, de ligging van den grond binnen den verboden kring eener militaire versterking, de nabijheid van een spoor- of tramweg of andere bij de aanvraag betrokken belangen, alsnog, voor zooveel noodig, het advies van andere autoriteiten te hebben ingewonnen, wordt de aanvraag met de bijbehoorende beseheiden, t. w. :

a. het request met meetbrief of schetsteekening ;

b. het proces-verbaal van bekendmaking, bedoeld bij § 3, alinea 2, met de daarop te stellen verklaringen ;

c. het proces-verbaal van onderzoek met de bijlagen ;

d. het advies van den houtvester, indien in verband met het bepaalde bij de eerste alinea van § 6 vereischt ;

e. de schatting, door dien ambtenaar, van het bedrag d^er c. q. aan den Lande te betalen retributie voor hét aanwezig houtgewas, indien bij de aanvraag een meetbrief is overgelegd en geen gebruik wordt ge-maakt van het bepaalde bij de. eerste alinea § 11 ;

ƒ. het advies van den Assistent-Resident;

g. de door het Hoofd van plaatselijk bestuur afgegeven verklaring van minvermogendheid van den aanvrager- bij verzoeken tot afstand in erfpacht van grond bestemd voor de uitoefening van het z.g. ,,klein-landbouw" of „tuinbouw-bedrijf", zoomede, in tot daarvoor in aan-merking komende gevallen, het certificaat van onvermogen, bedoeld onder No. 44 der aan de ordonnantie van 11 Augustus 1885 (Stbl.

No. 131 gehechte lijst'van vrijstellingen van het zegelrecht in Ne-derlandsch-Indië ;

h. de adviezen c. q. van de in den aanvang dezer alinea bedoelde auto-riteiten ;

•door den Resident ingediend aan den Gouverneur-Generaal, vergezeld van een voorstel zijnerzijds, omtrent de inwilliging of afwijzing van het ver-zoek en de voorwaarden waaronder het eerste zou kunnen geschieden, met vermelding tevens of de aanvrager in verband met leeftijd, rechtstaat, enz.

bevoegd is als erfpachter van den domeingrond op te treden.

(2) De indiening dier stukken heeft plaats door tusschenkomst van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur : ingeval échter de aanvraag betrek-king heeft op grond, gelegen binnen den verboden kring eener militaire vestiging, door bemiddeling van den Commandant van het Leger en Chef

43 Agrarische Aangelegenh.

Uitgifte grond in erfpacht.

van het Departement van Oorlog in Nederlandscli-Indië, die voor de door-zending aan eerstgenoemden Departementschef zorgt draagt.

S 8 Is de aanvraag vergezeld geweest van een m e e t b r i e f en ver-klaart, na ontvangst der in.de vorige paragraaf omschreven bescheiden, de Regeering tot afstand van het er f p achtsrecht zich genegen, zoo overtuigt, op daartoe strekkend verzoek van den aanvrager, de vorenbedoelde

com-missie er zich van-, en doet zij, in het bevestigend geval, by aan aen be-langhebbende uit te reiken proces-verbaal blijken, dat aan de c.q. m het betrekkelijk besluit gestelde voorwaarde omtrent schadeloosstelling der recht-hebbende op enclaves, vruchtboomen, enz, ten genoege van dezen is vol-daan.

8 9 (1) Was bij die aanvraag slechts eene s c h e t s t e e k e n i n g over-gelegd en heeft, in verband hiermede, de Regeering zich bepaald tot eene voorloopige toezegging van het begeerde erfpachtsperceel, zoo begeeft, — na-dat de in de vorige paragraaf bedoelde schadeloosstellingen blijkens mede-deeling van den aanvrager aan de bevolking zijn uitbetaald, het vereischte voorschot ter verrekening der opmetingskosten ten kantore van het kadaster is gestort en de voor de meting gevorderde grensteekenen en uitkappmg van grensteekenen van grenslijnen gereed zijn — waarvan, ingeval de heffing eener retributie voor het houtgewas is voorbehouden, ook den houtvester terstond kennis wordt gegeven ^-, meergenoemde commissie, m

tegenwoordig-heid van den ambtenaar of beambte van het kadaster, door wien de op-meting van het perceel zal geschieden, op nieuw zich daarheen,'ten einde bii proces-verbaal te constateeren of voormelde betalingen inderdaad naar o-enoegen der rechthebbenden hebben plaats gevonden, zoomede of geen

andere gronden ter opmeting zijn afgebakend en aangewezen dan m haar vroeger onderzoek bedoeld.

(2) Heeft de Regeering in het betrekkelijk besluit zich de heffing voor-behouden eener retributie voor het op den grond voorkomend houtgewas, zoo wordt, gelijktijdig met het onderzoek der Commissie, een aanvang ge-maakt met de plaatselijke opneming tot bepaling der aanwezige houtmassa als anderszins door den betrokken houtvester, wien op zijn verzoek, daartoe door de commissie eene copie van de bij haar vroeger onderzoek vervaar-digde schetskaart wordt verstrekt en ter verdere berekening van het bedrag der retributie, na de voltooiing van den meetbrief door het kadaster, de noodige gegevens omtrent de oppervlakte van het perceel worden verschaft.

(3) Ingeval van verhindering om tegelijk met de commissie zich voor de houtopneming naar het perceel te begeven, stelt de houtvester den Resident in kennis daarmede, met vermelding van het tijdstip, waarop hij met de uitvoering zijner taak een aanvang zal maken.

(4) In beide gevallen moet de berekening van het bedrag der retributie, indien afhankelijk van de voltooiing van den meetbrief, binnen een maand na de ontvangst der van het kadaster te verkrijgen gegevens, zijn geschied.

§ 10. De verslagen der bij de vorige paragraaf bevolen werkzaamheden worden ten spoedigste ingediend bij het Hoofd van gewestelijk bestuur, dat, behoudens het bepaalde bij het! eerste lid der volgende paragraaf, te zamen met- het nader onderzoek van den belanghebbenden tot afstand van den grond, en den daarbij over te leggen meetbrief, die stukken, ter aanbieding aan de regeering, doet toekomen aan den Directeur van Bmnenlandsch Bestuur.

8'11. (1) Wanneer, hetzij in het geval, bedoeld bij het laatste lid van S 6 hetzij in dat, bedoeld bij de tweede bepaling der laatste alinea van

$ 9,' de taxatie der houtretributie belangrijke vertraging in de afdoening der aanvraag zal veroorzaken, staat het den- Resident vrij, in afwachting van het verslag ter zake van den houtvester, de stukken zonder die ge-gevens aan den voornoemden Departementschef te doen toekomen,

(2) Ingeval de opgaven van den. Houtvester niet inmiddels zijn

ont-Agrarische Aangelegenh. 44.

Rechten en verplicht, erfpachter.

vangen en in verband hiermede bij het Regeeringsbesluit tot afstand van.

het erfpachtsrecht, de vaststelling van het bedrag en de wijze van betaling der genoemde retributie aan den Directeur van Binnenlandsch Bestuur zijn overgelaten, zal de erfpachter — na voorafgaande storting dier retributie in 's Lands kas voor zooveel krachtens de nadere beschikking ter zake van dien Hoofdambtenaar vereischt — binnen zes dagen na de dagteekening dier beschikking de noodige medewerking hebben te verleenen 'tot inschrij-ving van den rechtstitel in de daarvoor bestemde openbare registers.

(9) (Zie art. 11, al. 2, bU\ A). Het aangehaalde artikel luidt:

Met uitzondering van de personen van 's Rijkswege naar Nederlandsch-, Indie gezondenNederlandsch-, mag niemand zich van elders aldaar vestigen zonder schrif-telijke vergunning, op Java en Madura van den Gouverneur-Generaal elder»

van den hoogsten gewestelijken gezaghebber.

De voorwaarden der toelating van Nederlanders én vreemdelingen worden' bij algemeene verordeningen geregeld'.

• - Aan Nederlanders, welke de bovenbedoelde vergunning verkregen hebben,

n A T n i,e t,d a n i n het geval en op de wijze bij art, 45 vermeld, het verblijf m JNederlandsch-Indië worden ontzegd.

(11) (Zie art. IS, blz. j , ) . Rechten en verplichtingen van den erfpachter. (Stbl. wis, No. 699).

Art. 1. De rechten en verplichtingen van den erfpachter van domein-grond op Java en Madoera, voor zoover die niet geregeld zijn bij het Ko-ninklijk besluit van 20 Juli 187«, No. 15 (Stbl. No. 118), zooals dat sedert is gewijzigd en aangevuld, worden beheerscht door den 8sten titel van het 2e boek van het Burgerlijk Wetboek van Ned.-Indië/ behoudens de be-palingen m de volgende artikelen.

Art. 2. De erfpachter mag ten eigen gebruike af- of uitgravingen doen van steen, klei of andere soortgelijke tot het erf behoorende grondspeciën, ' welke met het voorwerp van eigenlijk gezegde mijnintginning zijn.

Art. 3. De erfpachter heeft, de vrije beschikking over alle boomen en gewassen, al of met door hem zelven aangeplant, tenzij uitdrukkelijk anders, is overeengekomen.

Art. 4. (1) Wanneer de pachtpehningen niet binnen veertien dagen na.

afloop van het jaar, waarover zij verschuldigd zijn, in 's Lands kas zijn gestort, zal zonder verdere in gebreke stelling, doch enkel wegens het onbenut verstrijken van dien termijn, door den erfpachter eene boet»

worden verbeurd van vijf ten honderd van het onaangezuiverd gebleven canonbedrag, en voorts eene gelijke boete voor eiken vollen termijn van vier maanden verder verzuim, met dien verstande, dat de boeten nimmer meer-zuilen beloopen dan vijf en twintig ten honderd van het evenbedoeld bedrag.

. (2l ' In, ?e v aî . .V 0 0 r d e voldoening van den pachtschat uitstel is verleend or afbetaling bij payementen is toegestaan, zal, bij gebreke van tijdige af-doening der canonschuld, de boete ingaan op den vijftienden dag na dien waarop de pachtschat of de vorderbaar geworden gedeelten daarvan in

s Lands kas zouden moeten zijn gestort, en berekend worden over het vor-derbaar-geworden en onaangezuiverd gebleven canonbedrag. Indien bedoeld uitstel of de vergunning tot afbetaling van den pachtschat in pavementen eerst is verleend na afloop van den i n . h e t eerste lid van dit artikel

be-r n o H o n + / i be-r w i . n . . . . . . -I J. " ' T ^ . . . . , . , . . . r •—— • " " " • • » » " ccioiye n u v a n u i t a i T i K e i o e

-doelden termijn, is- over den tijd, verloopen vóór de verleening van dat uitstel of van die vergunning geen boete verschuldigd.

(3) De door den erfpachter gedane betalingen strekken steeds tot kwijting;

an de schuld, welke het eerst opvorderbaar geworden is.

Art. 5. Voor de geldigheid van de overdracht van het erfpachtsrecht

45 Agrarische Aangelegenh.

Hechten en verplicht, erfpachter.

wordt de vergunning vereischt van den Directeur van Binnenlandsch Be-stuur, tenzij de verplichting tot betaling van den pachtschat nog niet is

ingegaan, of aan de overdracht voorafgaat voldoening van hetgeen den Lande toekomt aan pachtschat, berekend tot het einde Yan het jaar, waarin de overdracht geschiedt en aan eventueel verbeurde boeten wegens wan-hetalirfg van den pachtschat.

Art. 6. (1) Het erf p achtsrecht kan niet dan met toestemming van den Gouverneur-Generaal of van de door~ hem daartoe bevoegd verklaarde autoriteit worden prijsgegeven.

(2) Prijsgeving van het erfpachtsrecht geschiedt bij eene ten overstaan van een notaris afgelegde verklaring overeenkomstig een door den Gouver-neur-Generaal vastgesteld model.

(3) Zoodanige prijsgeving van het erfpachtsrecht heeft, geen rechtsgevolg . alvorens de inhoud der betrekkelijke notariëele akte gerechtelijk is beteekend aan het Hoofd van het gewest, binnen hetwelk de grond is gelegen, waarop liet erfpachtsrecht werd uitgeoefend.

(4) Van de krachtens het vorige lid gedane beteekening wordt door het Hoofd van gewestelijk bestuur, onder overlegging van het ontvangen at-schrift van het exploit, ten spoedigste kennis gegeven aan den met de bewaring der m.inuten der gerechtelijke akten belasten ambtenaar, en tevens mededeling gedaan aan den Directeur van Binnenlandsch Bestuur.

Art. 7. (1) Onverminderd het bepaalde in artikel 733 van het Burgerlijk Wetboek voor Nederlandsch-Indië, kan het erfpachtsrecht. door den Gou-verneur-Generaal worden vervallen verklaard wanneer de pachtschat over

•drie jaren niet is voldaan.

(2) Tot die vervallenverklaring wordt niet overgegaan dan nadat aan den erfpachter of diens rechtverkrijgenden, zoomede aan de hypotheek-houders, door of vanwege den Gouverneur-Generaal het voornemen daartoe, vergezeld van eene uitnoodiging om het verschuldigde te voldoen, is be-teekend bij gerechtelijke akte, waarin een termijn van drie maanden wordt gesteld om alsnog de achterstallige pachtpenningen en boeten te voldoen.

Art. 8. (1) Ingeval het erfpachtsrecht is afgestaan onder de voorwaarde, d a t binnen den daarbij gestelden termijn een bepaald deel van den grond in cultuur moet zijn gebracht, kan, bij niet-voldoening aan dat beding ter uitsluitende beoordeeling van den Gouverneur-Generaal, het erfpachtsrecht

•op het geheel of een deel der gronden door Hem worden vervallen verklaard.

(2) In het laatste geval wordt, ten verzoeke en na raadpleging van den

•erfpachter, van de toepassing van dien maatregel uitgezonderd een ter keuze van den Gouverneur-Generaal zooveel mogelijk aan de in cultuur gebrachte terreinen aansluitende, met die terreinen in gezamenlijke grootte ongeveer overeenstemmende uitgestrektheid grond, waaronder zooveel doenlijk te grijpen die gedeelten, welke met het oog op de instandhouding van den be-staanden aanplant of uit anderen hoofde voor de .uitoefening van zijn bedrijf voor den erfpachter inzonderheid noodig zijn.

Art. 9. (1) De vervallenverklaring geschiedt bij een aan den erfpachter

•of diens rechtverkrijgenden gerechtelijk te beteekenen en met redenen om-kleed besluit.

(2) De gewezen erfpachter of diens rechtverkrijgenden zijn gehouden om binnen acht dagen na de beteekening van het besluit het perceel te

ont-ruimen en ter vrije beschikking van de Regeering te stellen, waartoe zij met behulp van den sterken arm en op hunne kosten kunnen worden

ge-noodzaakt. • Art. 10. De in de artikelen 6, 7 en 9 bedoelde beteekeningen geschieden

met inachtneming van do bepalingen van het Reglement op de Rechtsvordering.

-Art. 11. (1) De erfpachter is voor de betaling van de tijdens den duur

Agrarische Aangelegenh. 46 Rechten en verplicht, erfpachter.

van zijn recht verschuldigd geworden pachtpenningen en van de wegens wanbetaling daarvan verbeurde boeten ook persoonlijk aansprakelijk, welke aansprakelijkheid blijft bestaan na overdracht, vervallenverklarmg of prijs-geving van zijn recht.

(2) Ingeval van overdracht van zijn erfpachtsrecht is de nieuwe pachter mede persoonlijk aansprakelijk voor de volledige betaling van de tot op het tijdstip van de overdracht verschuldigde pachtpenningen en boeten, met dien verstande dat betaling door den gewezen erfpachter den nieuwen erf-pachter bevrijdt tot het bedrag, dat voldaan is.

Art. 12. Ingeval de afstand van het erfpachtsrecht ten doel heeft verbete-ring van den titel van aankomst van een bestaand recht van dien aard of wegneming van aan dien titel klevende gebreken, zullen ten aanzien van

Art. 12. Ingeval de afstand van het erfpachtsrecht ten doel heeft verbete-ring van den titel van aankomst van een bestaand recht van dien aard of wegneming van aan dien titel klevende gebreken, zullen ten aanzien van