• No results found

PUBLIEKE OPINIE

In document 1939-1945 D EEL 6 eerste helft (pagina 99-102)

illegale blad durfde toen niet verder te gaan dan te schrijven dat ‘de moge­ lijkheid . . . nog niet (kon) worden uitgesloten’ dat het Geallieerde offensief ‘voor de winter’ zou worden ingezet.1

Anderen wisten wel beter!

Johan D oom had al in augustus '42 in De Oranjekrant geschreven dat het ‘natuurlijk onzin’ was, te beweren, ‘dat Engeland nog niet klaar is voor ’n invasie’ ; de Sowjet-Unie was ‘de grootste ‘vijand’ van de ‘Anglo-Ameri- kaanse miljardairs’ ; daarom moest ‘ten koste van miljoenen levens’ ‘eerst Rusland zijn uitgeput, zo uitgeput dat het geen gewicht meer in de schaal kan leggen bij de politieke herconstructie van Europa. Engeland slaat dan twee vliegen in één klap.’ 2 Niet anders oordeelde Paul de Groot in De

Waarheid: in Engeland stonden, schreef hij in september, ‘reeds jaren

miljoenen goedgeoefende en bewapende Engelse soldaten kringetjes te spugen.’ O m het lijden der volkeren bekommerden Churchill en Roosevelt zich niet en ‘de Engelse grootkapitalisten’ evenmin

-‘en dan komen er Engelse sociaal-democraten om dit goed te praten . . . Hoeveel ellende en rampen heeft de sociaal-democratie niet reeds op haar geweten . . . De Nederlandse arbeiders . . . moeten weten dat zij hun ellende van thans voor een groot deel aan de Engelse sociaal-democratie te danken hebben . . . Zij handelt daarbij als altijd en overal als handlangster van het grootkapitaal.’3

Herfst dus - en geen invasie.

Het was, schreven wij, ‘een haast niet te aanvaarden teleurstelling’ voor de brede massa. Maar die teleurstelling was zeker niet geringer voor de kleine minderheid die zich met hart en ziel aan het illegale werk gaf. Haar rijen, telkens aangevuld, werden telkens opnieuw gedund en de problemen waarmee zij geconfronteerd werd, waren met name in de zomer van '42 een veel acuter karakter gaan aannemen: de Jodendeportaties hadden, om slechts dat ene punt te noemen, een ongekende vraag doen ontstaan naar valse persoonsbewijzen en bonkaarten voor levensmiddelen.

1 Slaet op den Trommele, 23 (sept. 1942), p. 2. 2 De Oranjekrant, 12 (aug. 1942), p. 5. 3 De Waarheid, sept. 1942, p. 2.

De illegaliteit

Dat de illegale actie in de periode die wij thans behandelen (juli '42 - mei '43), aanzienlijk breder van opzet was dan in die welke wij in het voorafgaande deel aan de orde stelden (maart '4 1 - juli '42), kan reeds blijken uit de cijfers omtrent de aantallen Nederlanders die wegens verboden activiteit gearres­ teerd werden. W ij kennen helaas geen detailcijfers betreffende de arrestanten omstreeks juli '42; wèl bezitten wij een overzicht d.d. 8 november '421 en het is wellicht nuttig, die cijfers te vergelijken met de overeenkomstige cijfers d.d. 14 december '4 1 die ook bewaard gebleven zijn.2 W ij kunnen de lijn nog iets doortrekken: de cijfers d.d. 2 mei 1943 (waar diegenen die in verband met de April-Meistakingen gearresteerd werden, nog niet in verwerkt waren) zijn eveneens bekend.3

Welnu, op 14 december '41 bevonden zich in Nederlandse gevangenissen 1805 gevangenen ‘zur Vorbereitung eines Strafverfahrens’, op 8 november '42 3 773, op 2 mei 1943 5 057.4 Niet al die gevangenen waren illegale werkers. Een nadere indeling van de bedoelde groep bezitten wij slechts voor de laatstgenoemde datum: 2 mei 1943, en die indeling (die niet allen omvat) toont aan dat tegen 52 personen een proces voorbereid werd wegens clandestein slachten en zwarte handel en tegen 1 032 wegens diefstal ten nadele van de Wehrmacht en wegens overeenkomstige delicten; 1 541 personen zaten gevangen wegens ‘ Verstoss gegen die Judenverordnungen’ (dit waren Joden alsmede niet-Joden die aan de vervolgden hulp geboden hadden) en 2 152 wegens ‘ Widerstandsorganisationen, C PN , Abhören englischer

Sender, Spionage, Sabotage, Beleidigung der Wehrmacht’ - een nogal gemengd

geheel, zoals men ziet.

Voorts bevonden zich op grond van een Schutzhaftbefehl op 14 december '41 1 104 Nederlanders in een concentratiekamp in Duitsland, op 8 november '42 1 461, op 2 mei '43 2 2 8 1.

1 'Meldungen aus den Niederlanden’, 119 (10 nov. 1942), Anlage 1. 2 A.v., 74 (16 dec. 1941), Anlage. 3 A.v., 142 (4 mei 1943), p. 25. 4 Dit waren de gevangenen van de Sicherheitspolizei. Er konden met hen drie dingen gebeuren: vrijlating, transport naar een concentratiekamp krachtens een Schutzhaftbefehl, en overdracht aan een Duitse rechtbank; in dat laatste geval werden zij Untersuchungshaftlinge en de aantallen van deze groep werden in de aangehaalde cijfers niet vermeld.

I N D E L I N G V A N HET H O O F D S T U K

A l die cijfers vormen momentopnamen. Men treft er, wat de Duitse concentratiekampen betreft, niet diegenen in aan die daar gestorven o f geliquideerd, c.q. (dat deed zich soms voor) er uit ontslagen waren. Ook geven die cijfers niet weer, hoeveel Nederlanders op de genoemde data na veroordeling door een Duitse rechtbank in Duitse gevangenissen opgesloten zaten; van hen zijn de precieze aantallen niet bekend. En tenslotte blijkt uit de cijfers niet hoeveel Nederlanders tussen de data die wij weergaven, gearres­ teerd werden maar vóór de datum van het overzicht weer vrijgelaten. Het overzicht van 8 november '42 doet zien dat op die datum 5 234 Nederlandse gevangenen (een overzicht van 3 januari '43 vermeldt er 6 181) hetzij op hun eventueel proces wachtten, hetzij in een concentratiekamp opgesloten zaten. W ij weten evenwel dat in het gehele jaar 1942 in totaal 10 069 Nederlanders door de Sicherheitspolizei gearresteerd werden1 , als volgt onderverdeeld: ‘wegen Zugehörigkeit und Betdtigung in nationalen Wider­

standsorganisationen : 891; ‘ wegen Betdtigung im marxistischen und kommunis- tischen Sinne’ : 950; ‘wegen sonstiger reichsfeindlicher Betdtigung, z.B. unbefugter Waffenbesitz, Feindbegünstigung, Beleidigung und tatliche Angriffe auf Deutsche, Abhören und Verbreitung der Nachrichten auslandischer Sender usw’ : 8 228. Van

die 8 228 waren 309 wegens spionage ter dood o f tot lange gevangenis­ straffen veroordeeld, zulks op grond van onderzoekingen door de Sicher­

heitspolizei; tot hoeveel vonnissen overeenkomstige onderzoekingen door

de Abwehr geleid hebben, weten wij niet.

Men ziet: het materiaal is niet vrij van lacunes. Het toont intussen w el aan dat de leden van illegale groeperingen in steeds grotere aantallen gearresteerd werden; in de acht weken tussen 8 november '42 en 3 januari '43 steeg bijvoorbeeld, zoals wij weergaven, het aantal gevangenen met 947: gemid­ deld met bijna 120 per week. Dat waren niet allen leden van illegale groepen, hetgeen voor die leden overigens slechts een schrale troost betekende. Van diegenen die in het illegale werk zaten, mag men stellen dat geen maand voorbijging waarin zij niet vernamen dat ergens in hun eigen organisatie o f in een verder verwijderde kring nieuwe arrestaties plaatsgevonden hadden. De pers had in het gehele jaar 1941 melding gemaakt van 39 doodvonnissen; in '42 waren het er 23 8 geworden. Elke illegale werker wist dat hem hetzelfde lot kon wachten.

*

Wanneer wij dan nu voor de periode die door dit deel bestreken wordt, het werk van de illegale organisaties gaan behandelen (wij zijn er overigens van overtuigd dat er heel wat illegaal werk bedreven is dat geen enkel spoor in het documentatiemateriaal nagelaten heeft, bijvoorbeeld sabotage, door individuele personen o f kleine groepjes gepleegd), dan willen wij beginnen met de eerste falsificatiegroepen en andere activiteiten ten bate van onder­ duikers, hetgeen ons brengen zal tot de eerste z.g. verzorgingsgroepen waaronder de grootste: de al eerder genoemde Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers. Vervolgens komen wij bij de illegale pers waarbij de oprichting van Trouw gememoreerd zal worden (de voortzetting van

Je Maintiendrai waarin personen uit de Nederlandse Unie een dominerende

rol gingen spelen, behandelden wij reeds in hoofdstuk 3 van ons vorige deel). Van de illegale pers komen wij bij de spionagegroepen en de verbindings­ wegen, in welk kader wij natuurlijk weer aandacht zullen besteden aan de activiteiten van Londen. Dan komt de sabotage aan de orde en zij zal, evenals in ons vorige deel het geval was, een logische overgang vormen naar de illegale C P N die immers op sabotagegebied bijzonder actief was. Wij eindigen het hoofdstuk, zoals wij ook met het aan de illegaliteit gewijde hoofdstuk in deel 5 deden, met de beschrijving van wat men ‘de strijd om de macht’ zou kunnen noemen: strijd tussen de Ordedienst die van de zomer van '42 a f opnieuw opgebouwd werd, en het Grootburgercomité (met zijn uitvoerend orgaan: het Nationaal Comité) dat zich in januari '42 officieel geconstitueerd had.

In document 1939-1945 D EEL 6 eerste helft (pagina 99-102)