• No results found

EVACU ATIES

In document 1939-1945 D EEL 6 eerste helft (pagina 95-99)

honderd moesten in toevluchtsoorden in Noord-Brabant opgenomen worden, onder hen ook de bewoners van het Gereformeerde Rusthuis te Middelburg:

‘Hoe smartelijk en roerend was dit vertrek! Daar waren mensen die niet meer konden lopen, anderen die nog nooit in een trein gezeten hadden, weer anderen die nimmer van het dorp o f van het eiland waren weggeweest.’1

De evacuatie had nogal overhaast plaatsgevonden. Velen trachtten, een­ maal geëvacueerd, verlof te krijgen voor een bezoek aan hun oorspronkehjke woonplaats om goederen op te halen die men vergeten o f bewust niet meegenomen had: de winterkleding bijvoorbeeld die ‘een groot aantal geëvacueerden’ achtergelaten had.2 Vóór de winter zou men immers bevrijd zijn!

De aanval op Dieppe gaf Christiansen te denken: wat daar in Noord- Frankrijk geschied was, kon elk moment in Nederland herhaald worden! Er werd toen door hem ‘begrepen’ (aldus een verslag van mededelingen welke Generalkommissar W immer enkele maanden later aan een aantal Nederlandse autoriteiten deed)

‘dat Den Haag zeer gevaarlijk ligt en dat bij een aanval op grote schaal Den Haag wel eens afgesloten kon worden. Dan zou het gehele Duitse en Nederlandse regeringsapparaat verhinderd zijn, invloed in het land uit te oefenen, hetgeen zeer nadelig zou zijn voor het (Duitse) R ijk evenals voor Nederland’3

-daarom had men, zei W immer toen, besloten, beide regeringsapparaten naar het oosten des lands over te brengen.

W ij zullen de evacuaties welke op die van Walcheren volgden, mèt de conflicten waarmee zij gepaard gingen, in een volgend hoofdstuk beschrijven. Hier willen wij er slechts op wijzen dat de overhaaste evacuatie van een deel van de Walcherse bevolking niet de enige aanwijzing vormt voor het feit dat de leiding van de Wehrmacht in ons land in augustus '42 bepaald bezorgd was dat het spoedig tot grote Geallieerde landingen op de Nederlandse kust zou komen. In september moest de P T T in de kustgemeenten vrijwel alle telefoonaansluitingen, in totaal ca. 20 000, verbreken4; de bedoeling daarvan

1 M. W. G. van der Veur: Middelburg in oorlogs- en bezettingsjaren (1939-1944) (1945), p. 58. 2 A.v., p. 83. 3J. A. Ringers: ‘Verslag van de besprekingen betr. de evacuatie der departementen, 27 november-3 december 1942’ (7 dec. 1942), p. 1 (Collectie-E.E. Menten). 4 Het resterende telefoon- alsook het gehele telegraaf-verkeer uit Zeeland werd nadien via Breda geleid waar de schakelpost door Duitse telefonistes bezet werd.

was dat het de burgers in die gemeenten niet mogelijk zou zijn, telefonische informaties door te geven aan de invasietroepen.

Men kan zich die bezorgdheid van de Wehrmachtbefehlshaher en zijn staf wel indenken. Natuurlijk zouden zij, wanneer het tot grote landingen kwam, uiteindelijk mogen rekenen op de komst van versterkingen uit Duitsland, eventueel ook uit België en Frankrijk, maar zij wisten dat Hitler verwachtte dat zij in staat zouden zijn om, zoals ook in Dieppe geschied was, met eigen krachten de Engelsen en Amerikanen tot de terugtocht te dwingen. Die krachten nu, waren bepaald niet imponerend. In de herfst van '42 stonden, van Schouwen noordwaarts (de monding van de Wester-Schelde viel nu onder de Duitse bevelhebber die de Belgische kust verdedigde) slechts twee Duitse infanterie-divisies opgesteld1 , waarvan evenwel één nog steeds niet als een volwaardige divisie beschouwd mocht worden; voorts was als reserve slechts één divisie aanwezig.2 Zeker, er bevonden zich op Nederlands gebied nog andere Duitse militaire eenheden: zes reserve-bataljons van het

Heer, een zevenduizend recruten van de Kriegsmarine, enkele opleidings-

regimenten van de Luftwaffe en ca. zes- tot zevenduizend man van de

Waffen-SS (die in geval van een Geallieerde landing een reeks punten van

Amsterdam tot Roosendaal zouden bezetten, de z.g. IJssel-Stellung3) - alles bij elkaar was dat niet veel, en in eerste instantie mocht Christiansen bij een Geallieerde landing slechts rekenen op de komst van één infanterie- regiment uit Duitsland. Daar kwam bij dat de Wehrmacht in ons land nogal krap in haar munitie zat: deze was slechts voor twaalf gevechtsdagen aanwezig.

Niet alleen door Duitse instanties in Den Haag, maar ook door instanties in Berhjn werd betwijfeld o f men het westelijk deel van Nederland met zo zwakke krachten lange tijd zou kunnen verdedigen. Amt V I van het Reichs-

sicherheitshauptamt besloot in de herfst van '42, op het landgoed ‘Park Zorg-

vlied’ tussen Den Haag en Scheveningen een school op te richten voor de opleiding van geheime agenten die, voor het geval het westehjk deel van Nederland (of andere delen van West-Europa) in Geallieerde handen zouden vallen, in de bevrijde gebieden als spionnen en saboteurs werkzaam zouden zijn. D e school (A-Schule West) kreeg de naam Seehof; Knolle, hoofd van de

Abteilung II I bij de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD , werd met het

toezicht belast, commandant werd een vroegere Nederlandse reserve-officier,

1 De 167ste en de 719de. 2 De 3 8ste. 8 Hierbij is van Duitse kant aan de Hollandse IJssel gedacht.

d e h e r f s t w a s b e g o n n e n

nu Hauptsturmführer der Waffen-SS, J. J. B . Sprey.1

Dat de vrees der Duitsers dat het tot een grote Geallieerde landing in Nederland zou komen, niet reëel was, bleek al uit hetgeen wij in het vooraf­ gaande over de verdere ontwikkeling der Geallieerde invasieplannen bericht­ ten. Die plannen waren de Duitsers evenwel onbekend en Christiansen en zijn stafofficieren meenden dat het juist voor de hand lag, aan te nemen dat de Geallieerden de Festung Europa via Nederland zouden bestormen. Duitsland was er immers het hart van en in Duitsland was het Ruhrgebied het belangrijkste centrum van de industriële productie. W elnu: ‘die zu

erwartende englisch-amerikanische Grosslandung wird mit einem Teil in den niederlandisch-belgischen Raum erfolgen, da der Weg von hier in das Ruhrgebiet nur etwa 200 Km betragt’ - aldus de conclusie die door de bevoegde officier

aan Christiansen, zijn staf en de bevelhebbers van alle in Nederland gele­ gerde eenheden meegedeeld werd.2

Het was toen 2 oktober; de herfst was begonnen.

Dat de maanden augustus en september niet de verwachte Geallieerde invasie gebracht hadden, vormde voor de meeste Nederlanders een ernstige, ja een haast niet te aanvaarden teleurstelling. Slechts weinigen waren er die zich rekenschap gaven van het uiterst gecompliceerde karakter van grootscheepse landingsoperaties o f die beseften dat Engeland alléén de grote sprong onmogelijk kon wagen en dat er geruime tijd zou moeten verstrijken voor de Amerikanen voldoende eigen strijdkrachten naar het Europese strijdtoneel overgebracht hadden.

‘De oorlog schrijdt langzaam en zijn loden tred wijkt om geen kermen af van de eigen wet’

-1 Een overeenkomstige opleidingsschool werd in Belgrado opgericht (A-Schule

Ost). Beide scholen golden als onderdelen van het in het slot Friedenthal bij Berlijn gedomicilieerde SS-Sonderverband Friedenthal z.b.V., dat een onderdeel was van de

Waffen-SS. Knolle verdween in juni '44 uit Nederland. Seehof had een soort voor­ opleiding op het landgoed ‘Oxerhof’ bij Deventer. Beide opleidingen werden in september '44 naar Duitsland verplaatst. De centrale van een van de netten van spionage-agenten die men ging opbouwen, werd gecamoufleerd als een Amster­ dams bedrijf voor de reparatie van dameskousen. Dit net werd geleid door de Nederlander J. B. van Lighten die na de oorlog spoorloos verdwenen is. 2 'Proto-

koll über die Besprecltung der Befehlshaber und Kommandeure am 2.10.1942 beim W BN ’,

ja, die strofen kon een ervaren en scherpzinnig historicus als Geyl schrijven1, maar die wet van de oorlog was de meesten onbekend. Zij snakten naar de bevrijding; dat beheerste hun denken. Er was de officiële Brits-Amerikaans- Russische mededeling ( n juni) over het accoord dat inzake het Tweede Front in '42 bereikt zou zijn; er waren de eerste nummers van een nieuw Nederlands informatief maandblad, De Wervelwind, dat door de lucht verspreid werd2 en waarin men als mededeling ‘van bevoegde zijde’ lezen kon:

‘Indien . . . invasie-operaties op til zijn, zal het Nederlandse volk tijdig worden ingelicht en wel door middel van alle Engelse radiostations. . .

Een z.g. ‘bijltjesdag’ moet tot elke prijs worden voorkomen. Onbevoegde individuele en collectieve gewelddaden zijn strafbaar.

Er zullen in Nederland mensen aanwezig zijn, die namens onze Koningin hier voorlopig het gezag zullen uitoefenen. De daartoe aan te wijzen personen en instanties zullen via alle radiozenders door onze Regering tijdig worden bekend­

gemaakt’3

-wie dit alles in mei o f juni had gelezen, had wel moeten aannemen dat zo concrete mededehngen op een spoedige bevrijding wezen! Zeker, in juni waren de Britten in Noord-Afrika tot dicht bij de Nijldelta teruggedreven en kort nadien begonnen de Duitsers aan het Oostelijk front snel op te rukken in de richting van de W olga en de Kaukasus, maar dat laatste feit maakte het, zo zag men het, eigenlijk dubbel onbegrijpelijk dat in West-Europa door de Geallieerden niets van belang ondernomen werd. In juli werd door velen smalend op de Engelsen afgegeven: die deden weer niets! ‘Stik in je clande­ stiene spek en verdwijn’, voegde van Randw ijk in Vrij Nederland ‘al die kortademige, zelf niets riskerende en mopperende toeschouwers en kouwe- grond-strategen’ toe: men moest enig geduld hebben.4 Véél geduld was niet eens nodig, want, zo schreef Vrij Nederland medio augustus: ‘Het laatste bedrijf in deze oorlog laat naar onze mening geen jaren en zelfs geen maanden op zich wachten’ 5 - weken dus. Gereserveerder uitte zich in diezelfde tijd

Het Parool: de ‘grote aanval’ zou ‘straks o f misschien op een verder verwij­

derd tijdstip’ komen6; in hetzelfde nummer werd evenwel gemeld dat er al ‘parachutisten’ uit Engeland bezig waren, a f en toe in Nederland te landen.7 In september uitte Slaet op den Trommele zich pessimistischer; het liberale

1 P. Geyl: O vrijheid. Sonnetten (1945), p. 81. 2 Het eerste nummer werd in april 1942 verspreid. 3 De Wervelwind, I, 2 (mei 1942), p. 4. 4 Vrij Nederland, II, 17 (23 juli 1942), p. 3. 5 A.v., III, 1 (19 aug. 1942), p. 3. 6 Het Parool, 42 (21 aug. 1942), p. 2. 7 A.v., p. 3.

In document 1939-1945 D EEL 6 eerste helft (pagina 95-99)