• No results found

Professionalisering en competenties

In document Op zoek naar de sleutel (pagina 136-140)

Binnen de aanpak OMPG wordt er steeds gewerkt aan professionalisering van de gezinsmanagers. De methodiek en het trainingsaanbod binnen de interne leerlijn zijn steeds in ontwikkeling. Het format voor het plan van aanpak is frequent aangepast en het handboek voor de gezinsmanagers wordt steeds bijgeschaafd.

Bij binnenkomst is er volgens de gezinsmanagers een goed introductieprogram-ma. Er wordt wel opgemerkt dat een beginnend gezinsmanager al snel een volle caseload krijgt, omdat de teams waar de gezinsmanagers deel van uitmaken niet worden gecompenseerd voor opleidingen of inwerken.

Het gezinsmanagement vergt specifi eke competenties (zie 3.7.3), die de huidige gezinsmanagers volgens de betrokkenen allemaal in huis hebben. Volgens de betrokken professionals zou het goed zijn als er meer mensen met een Marokkaanse achtergrond werkzaam zouden zijn in het hulpverleningscircuit. De taalbarrière, de eerste hobbel, is dan al genomen in het leggen van contact. En als ouders en kinderen onderling een andere taal spreken, loopt een gezinsmanager toch een deel van het gesprek mis. Daarnaast wordt gewezen op de rolmodelfunctie die vooral voor Marokkaanse jongens van belang zou zijn: ‘Ze zien dan een Marokkaan die iets gemaakt heeft van zijn leven, maar die aan de andere kant toch stoer is.’

De gezinsmanagers nemen bij taalproblemen altijd een tolk mee. De geïnter-viewde gezinsmanagers hebben niet het idee dat het gebruik van een tolk de communicatie beïnvloedt.

De gezinsmanagers worden niet toegewezen aan gezinnen op grond van hun eigen achtergrond. Er zijn ook geen Marokkaanse gezinsmanagers in dienst bij BJAA en WSG. Het maakt de geïnterviewde ouders en jongeren in de regel niet uit of de gezinsmanager dezelfde etnische achtergrond heeft als zijzelf.

Een Marokkaanse ouder die door een gezinsmanager met een Surinaamse achtergrond wordt begeleid, zegt hierover:

‘Het maakt mij eigenlijk niks uit. Ik heb er niks tegen als iemand Nederlands is.

Maar als we iemand zouden krijgen die de cultuur begrijpt, dan is dat ook wel goed. Het zou dan wel mooi zijn als die persoon wel goed geïntegreerd is, dus ook goed de Nederlandse cultuur kent en daarnaast ook goed de Marokkaanse, dan vinden wij dat ook goed. Maar over het algemeen hebben wij geen bezwaar tegen Nederlands, Surinaams of Marokkaans. Het zijn allemaal mensen. Het maakt niks uit. Karakters van mensen verschillen, dat staat los van hun afkomst.’

Een jongen bij wie het gezinsmanagement onlangs is afgesloten geeft aan dat als hij nog langer een gezinsmanager zou moeten hebben, hij wel liever een Marokkaanse gezinsmanager zou hebben: ‘Bijvoorbeeld een Marokkaanse jonge gozer zeg maar, iemand die me beter begrijpt.’

Of ze door een man of vrouw worden begeleid, maakt ze ook niet uit; het gaat om de persoon van de gezinsmanager. Een vader geeft wel aan juist blij te zijn met een vrouwelijke gezinsmanager omdat hij beter met vrouwen kan opschieten.

Volgens een zus van twee overlastgevende, criminele jongens maakt het niet veel

uit of het een man of vrouw is. Haar broers hebben volgens haar ongeacht het geslacht van de gezinsmanager toch alle vertrouwen in hulpverlening verloren. Ze zouden misschien in gesprekken meer respect hebben voor een Marokkaanse begeleider, maar er vervolgens toch geen gehoor aan geven.

De uitvoeringsoverleggen vormen een belangrijk bestanddeel van de OMPG-aanpak. De professioneel betrokkenen vinden ze van groot belang voor de afstem-ming tussen instanties die betrokken zijn bij een gezin. De overleggen dienen om actuele informatie uit te wisselen over wat er in en rond een gezin gebeurt. Hier worden de binnen- en de buitenwereld met elkaar verbonden. De verantwoordelijk-heden tussen de instanties worden hier verdeeld en de instanties krijgen door de overleggen ook meer begrip te krijgen voor wat de andere instanties kunnen en niet kunnen. De partijen samen om de tafel brengen biedt een mogelijkheid om de verantwoordelijkheid te delen en gezamenlijk tot een aanpak te komen waar iedereen achter staat. Een gezinsmanager illustreert dit:

‘Je merkt vaak dat een gezin zo veel problemen heeft, dat veel instanties wel klaar zijn met het gezin. Er is weinig draagvlak om nog iets positiefs te doen. Als je dan met elkaar om de tafel zit, merk je dat je weer draagvlak krijgt en mensen mee kunt krijgen om weer iets te doen. Ook als organisaties vanuit het verleden boos op elkaar zijn, merk je dat je om de tafel de verantwoordelijkheid weer gaat delen. Zij gaan ook weer wat doen.’

Volgens de gezinsmanagers en de deelnemers van het AT wisselen de opkomst en de betrokkenheid van de andere partijen binnen de uitvoeringsoverleggen sterk.

De positie en rol van het Analyseteam (AT) zijn net als de gehele aanpak in de afgelopen jaren geëvolueerd. Het AT kan de gezinsmanagers consulten geven en ze doen dit met een bindend advies. Door regie te voeren op de aanpak en knelpunten op een hoger niveau op te lossen of aan te kaarten, kan het AT de positie van de gezinsmanagers verstevigen en hen ondersteunen.

Via het AT hebben de gezinsmanagers korte lijnen met organisaties die van belang zijn om de problematiek van de gezinnen aan te pakken. Een gezinsmanager zegt hierover:

‘Dat is echt nieuw. Als ik nu wil weten of iemand bekend is bij de politie, is één telefoontje genoeg. De contactpersoon kent ons en kent vanuit het AT ook het gezin, daardoor heb je die informatie heel snel. Voorheen was dat niet zo makke-lijk. Via het AT is er meer mogelijk’.

Een andere gezinsmanager noemt in dit verband dat toen ze voor een jongen geen mogelijkheden zag, ze met twee leden van het AT om de tafel is gaan zitten om een passend traject te vinden.

Het AT zet zich in om de OMPG-aanpak bij andere relevante instanties bekend te maken. Onlangs is bijvoorbeeld bij de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente een vaste contactpersoon aangesteld. De gezinsmanagers hebben hier in hun dagelijkse werk profi jt van:

‘Ik heb maandag in een dag met woningbouw en DWI een aantal dingen geregeld.

Meestal kost dat weken en is het een erg bureaucratisch traject. Nu had ik het gezin binnen een dag in een schuldsaneringstraject en de gegevens van de andere dienst geleverd gekregen. Zo kun je tot snelle actie komen en snel interveniëren en daar gaat het ook om.’

Met de invulling van de consultfunctie van het AT hebben sommige gezinsmana-gers aanvankelijk moeite gehad. Ze hadden meer het gevoel dat ze zich moesten verdedigen als ze een plan van aanpak of een probleem waar ze tegen aan liepen voorlegden, dan dat er constructief werd meegedacht over wat het beste voor het gezin zou zijn. Leden van het AT geven aan dit zeker niet de bedoeling is maar dat dit, omdat adviezen van het AT bindend zijn, wel zo gevoeld kan worden.

Ten slotte wordt erop gewezen dat de verwachtingen van wat er door tussenkomst van het AT bewerkstelligd zou kunnen worden voor de gezinnen en de individuele leden aanvankelijk wellicht ook te hooggespannen waren.

Resultaten

Het voornaamste doel van de aanpak is de overlast rondom een gezin te doen afnemen. Van Burik et al., (2010) hebben 35 cases die vanaf het begin van de aanpak tot eind 2009 zijn begeleid geëvalueerd. Zij concluderen dat als de OMPG-aanpak (bijna) wordt afgesloten, de overlast bij tweederde van de gezinnen nagenoeg is verdwenen volgens de gezinsmanagers. Bij de overige gezinnen is de overlast niet opgelost, wel verminderd of weer teruggekomen na afsluiting van de OMPG-aanpak.

Een vertegenwoordiger van de politie uit het AT geeft aan dat de overlast in de stad fors is afgenomen: ‘We hebben het gevoel dat we vat op het criminaliteitsni-veau hebben gekregen, we zitten ze meer op de huid.’

De resultaten van de aanpak kunnen voor de gezinnen echter op veel verschil-lende vlakken liggen. Naast afname van overlast kan het bijvoorbeeld gaan om een verbeterde sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind, maar ook om verbeterde communicatie tussen gezinsleden of een verbeterde relatie tussen ouders en kinderen. Zoals in 4.7.1 te lezen is, wordt binnen het gezinsmanagement voor de gezinnen als geheel en voor de individuele kinderen een groot aantal

andere interventies ingezet die ook van grote invloed zijn op de situatie in en rond een gezin.

De resultaten met betrekking tot de gezinnen zijn voor de professioneel betrokke-nen moeilijk hard te maken. Ze kunbetrokke-nen niet los worden gezien van de problematiek van de doelgroep. Het gaat vaak om kleine stapjes vooruit voor een gezin. Bij sommige gezinnen is binnenkomen bijvoorbeeld al een succes:

‘Ik had een familie waar het heel lang niemand lukte om binnen te komen. Afspra-ken werden steeds weer afgezegd. Nu ben ik binnengekomen, gaan afspraAfspra-ken door en zeggen ze: ‘We hebben er wel wat aan’. Dat is dan zo’n overwinning!’

Een andere gezinsmanager geeft ook een voorbeeld: ‘Ik begeleid een Marokkaans gezin al twee jaar. Het was een chaos, armoede, er was schuldenproblematiek.

Alles werd onder de bank geschoven. Er was veel te veel hulpverlening. Het heeft een hele tijd geduurd voordat we eindelijk inzichtelijk hadden wat er allemaal speelde. Nu staan ze open voor hulp en voor budgetbeheer en maken ze geen schulden meer.’

Uit de evaluatie van Van Burik et al., (2010) komt naar voren dat de gezinsmanagers over 46% van de 35 onderzochte cases positief zijn over de resultaten die behaald zijn. Over 22% is men niet tevreden en over de overige cases (32%) vinden de gezinsmanagers het lastig een oordeel te vellen over de bereikte resultaten.

Grote en kleine successen worden ook vaak gedefi nieerd in termen van wat er voor de kinderen in het gezin is gerealiseerd: een dochter in een naschoolse dagbehandeling gekregen, een zoon in een geschikte woonvoorziening, eindelijk een juiste diagnose voor een kind, et cetera.

Binnen de aanpak moet volgens de professioneel betrokkenen, vanwege de com-plexe problematiek in de gezinnen, altijd rekening worden gehouden met terugval.

De toekomst van de nog niet problematische kinderen in het gezin vinden ze in het kader van resultaten ook heel belangrijk:

‘Bij resultaten moet je ook bedenken wat er zou gebeuren als je niets doet. Kijk, de schommelingen blijven wel in dat soort gezinnen. Maar als je niks doet, dan geef je de kinderen in het gezin op. Je hebt een taak, een verantwoordelijkheid voor die kinderen.’

De aanpak heeft niet alleen resultaten op gezinsniveau, maar ook op een hoger niveau in de samenwerking en afstemming tussen (jeugd)zorg, hulpverlening en Justitie:

‘De systeemgerichte aanpak is een enorme winst, zowel voor de aanpak binnen de gezinnen als voor het systeem als geheel. We steken niet meer onder stoelen en banken hoe ingewikkeld het systeem in elkaar zit en krijgen door de samenwerking ook meer begrip voor elkaar’, aldus een procesmanager.

Door de aanpak is volgens deelnemers van het AT de samenwerking tussen instanties verbeterd. Zorg zou sneller en integraler kunnen worden ingezet. De opzet van de aanpak biedt volgens hen de mogelijkheid om vanuit het veld belang-rijke knelpunten snel boven te laten drijven. Doordat instanties zich aan de aanpak hebben gecommitteerd en zich ervoor inzetten, is er vaak snel draagvlak en vanuit het AT en de procesmanagers daadkracht om oplossingen te zoeken. De deelnemen-de partijen beseffen ook dat niet alle knelpunten op te lossen zijn.

Door de samenwerking tot op strategisch niveau kunnen onderwerpen ook hoger op de agenda komen te staan bij andere instanties. Ondertoezichtstelling voor gezinnen in plaats van enkel voor kinderen zou bijvoorbeeld mede door de OMPG-aanpak nu hoger op de agenda staan van de Rechtbank.

Over de resultaten zijn twee van de geïnterviewde ouders en de geïnterviewde jongeren positief: er is in hun ogen veel bereikt, er zijn veel zaken geregeld en er is volgens hen geen sprake meer van overlast. Een jongere zegt van de gezinsmanager geleerd te hebben hoe belangrijk het is om naar school te gaan. Eerdere voogden

hadden dit ook wel gezegd, maar deze gezinsmanager deed het volgens haar op de juiste manier. In de serieuze gesprekken die ze met elkaar hadden is ze van het belang doordrongen geraakt.

Een dochter uit een Marokkaans gezin omschrijft de behaalde resultaten binnen het gezin als volgt:

‘We zijn natuurlijk nog wel hetzelfde, maar we hebben zeker vooruitgang geboekt.

We praten nu meer met onze ouders. We vertellen meer aan ze. Voorheen als ik of mijn broers laat thuis kwamen, dan dekten we elkaar meestal. Maar nu doen we dat niet echt meer. We zijn wat closer geworden met onze ouders.’

Een jongen die twee keer in een jeugdgevangenis heeft gezeten en één keer in een behandelgroep, zegt over wat hij heeft geleerd tijdens zijn traject binnen de aanpak OMPG: ‘Ehhm, vroeger was ik zeg maar heel brutaal. En nu ben ik niet meer brutaal. Ik ben niet meer met de politie in aanraking gekomen en dat gebeurde vroeger heel vaak. Ik doe geen slechte dingen meer. Ik ben eigenlijk best wel veranderd.’

Hij wijt dit vooral aan de behandelgroep waarin hij heeft gezeten. Bij de jeugdge-vangenis hadden ze volgens hem veel te strenge regels.

In document Op zoek naar de sleutel (pagina 136-140)