• No results found

Conclusie: aansluiting interventies bij diversiteit en achtergronden5.5

In document Op zoek naar de sleutel (pagina 165-168)

De interventies bieden jongeren een aanbod van (ondersteunende) activiteiten en coaching. Dit geldt in ieder geval voor Halt, Begeleiding tussen voorgeleiding en schorsing en Intensieve aanpak jongvolwassenen. Of de aard en inhoud van de ondersteuning en coaching voldoende tegemoet komen aan de behoeften van jongeren, is niet goed uit de beschikbare gegevens op te maken. Bij Halt is de pedagogische invulling vooral beperkt tot ‘aanspreken op’ gedrag en lijkt er minder sprake te zijn van pedagogische ondersteuning gericht op empowerment. Verder zijn alle interventies gericht op individuele jongeren. De belangrijke socialisatie-context van de peergroup wordt in geen van de interventies geadresseerd, voor zover bekend ook niet in de Intensieve aanpak Jongvolwassenen die blijkens de doelstellingen wel de aansluiting van jongeren bij positieve groepen beoogt te ondersteunen.

Alle interventies benaderen jongeren in de context van belangrijke sferen waarin zij opgroeien, in ieder geval het gezin. In mindere mate komen ook school en werk in het vizier, terwijl de context van de peergroup - die juist voor alloch-tone jongeren een belangrijke socialisatiecontext vormt - weinig in beeld is.

Binnen de aanpak OMPG wordt ouders ondersteuning geboden bij de opvoeding.

Halt-huisbezoeken en de gezinsbezoeken van SAOA bieden enige ondersteuning bij de opvoeding, vooral op één van de belangrijke terreinen waar bij hen behoeften liggen, namelijk die van disciplinering en toezicht. Belangrijke andere behoeften blijven bij een deel van de interventies onderbelicht, zoals ondersteuning bij het bieden van steun aan en communicatie met kinderen, morele opvoeding en begelei-ding van kinderen bij ervaren stigmatisering. Ouders worden binnen deze interven-ties eerder ‘aangesproken op’ hun verantwoordelijkheid als opvoeder dan dat ze daarin vanuit hun eigen vragen en behoeften de hand krijgen gereikt. Vooral ook de vader-zoonrelatie zou blijkens de literatuur meer aandacht behoeven.

Toeleiding van ouders naar of verbetering van hun betrekkingen met voorzienin-gen voor steun en zorg staat op het programma van Halt-huisbezoeken, SAOA-ge-zinsbezoeken en de aanpak OMPG. In de laatstgenoemde interventie ligt hierop een sterk accent. De gezinsmanager neemt hierin de regie. In de andere twee interven-ties geschiedt dit altijd vanuit doorverwijzing met warme overdracht in (Halt-huis-bezoeken) en indirect via het stadsdeel. Niettemin lijken de professionals bij veel interventies de ‘linking pin’ te blijven tussen het gezin en de instituties rondom het gezin, terwijl juist ook de overbrugging van de afstand tussen de gezinnen en andere instituties ondersteuning verdient.

Het betrekken van de jeugdigen en ouders, sleutelpersonen en zelforganisaties, in de zin van aandacht voor hun percepties, raadpleging of inspraak over aard en inhoud van de interventies, is weinig aan de orde. Bij interventies in de justitiële sfeer, dat wil zeggen in een gedwongen kader, zijn daar uiteraard ook grenzen aan.

Jeugdigen en ouders zijn in die zin bij de interventies betrokken dat ze er het

doelwit van zijn. Uitzondering vormt de aanpak OMPG die mede is afgestemd op behoeften van de gezinsleden. Wel ervaren de uitvoerenden het vinden van de balans tussen het betrekken van de gezinsleden en het dwangkader als lastig. De aanpak OMPG laat zien dat in dit kader responsiviteit voor de verwachtingen en behoeften van betrokkenen van belang is. Aansluiting bij de leefwereld van de doelgroep vormt een belangrijke voorwaarde voor succes en kan wellicht meer worden nagestreefd. Daarbij kan ook de expertise van sleutelfi guren of organisaties uit de gemeenschappen beter worden benut.

Ook de Gezinsbezoeken van SAOA en de Halt-huisbezoeken zijn mede gericht op het in kaart brengen van zorgbehoeften in het gezin en vervolgens doorgeleiding naar de geëigende voorzieningen. De doorgeleiding geschiedt door tussenkomst van het stadsdeel.

Voor zover bekend vond bij geen van de interventies behoefteonderzoek of raadpleging vooraf plaats. Bij twee interventies (Halt-huisbezoeken en SAOA-gezins-bezoeken) zijn er wel professionele ervaringsdeskundigen uit de eigen etnische kring direct bij de vormgeving en uitvoering betrokken.

Alle interventies hanteren een aanpak die voldoet aan belangrijke voorwaarden voor het bereiken en vasthouden van cliënten: ze zijn outreachend en/of gericht op een persoonlijke aanpak en het leveren van maatwerk staat voorop. Er worden zo nodig specifi eke inspanningen verricht om cliënten te interesseren voor en vast te houden in de interventie. De interventies voldoen daarmee aan belangrijke voor-waarden voor het bereiken en motiveren van jongeren en ouders en voor preventie van drop-out.

Op welke manieren hieraan in detail wordt gewerkt, bijvoorbeeld aan het winnen en behouden van vertrouwen, kan verschillen. Wel signaleren we op dit punt enkele risico’s: bij twee van de interventies, Intensieve aanpak JOVO en in mindere mate bij Begeleiding tussen voorgeleiding en schorsing, speelt een gebrek aan tijd, terwijl tijd een belangrijke voorwaarde is voor het winnen en behouden van doelgroepen die op afstand van voorzieningen staan en voor responsiviteit en maatwerk. Verder zou ook een uitnodiging per brief, zoals bij de Taakstrafzittingen, beter vervangen kunnen worden door een persoonlijker benadering.

De communicatie gericht op de doelgroep krijgt op verschillende manieren aan-dacht binnen de interventies. De huisbezoeken en gezinsbezoeken zijn door de inzet van uitvoerenden van Marokkaanse afkomst geheel ingesteld op meertaligheid en inzet van de moedertaal waar nodig.

Bij de andere interventies is een beperkte minderheid van de medewerkers van Marokkaanse afkomst. Begeleiding tussen voorgeleiding en schorsing, Aanpak OMPG en Intensieve aanpak Jongvolwassenen beschikken over één respectievelijk enkele medewerkers van Marokkaanse afkomst, maar deze zijn wel steeds in de minder-heid. Vanuit OMPG wordt aangegeven dat hun aantal, vooral ook vanwege het rolmodel dat ze kunnen bieden, verhoogd zou moeten worden. Bij deze interventies kunnen indien nodig tolken worden ingezet, al lukt het bij Taakstrafzittingen niet

altijd deze tijdig in te schakelen, mede vanwege beperkte prioriteit en het ontbre-ken van informatie vooraf over een eventuele taalbarrière.

Binnen de interventies loopt men nogal eens aan tegen een laag intelligentieni-veau van jongeren, hetgeen tot aangepast taalgebruik noopt. Geen van de geïnter-viewde jongeren en ouders heeft echter uitlatingen gedaan die wijzen op proble-men met het begrijpen van de boodschappen van de professionals, of zij nu van Marokkaanse origine waren of niet. De tevredenheid over de hulpverlening van deze beide groepen professionals loopt weinig uiteen.

Afgaand op de beschikbare gegevens lijkt de communicatie ook in andere opzichten geen obstakel, maar uitspraken hierover zijn feitelijk alleen te doen op basis van diepgaander observatie- en interactieonderzoek.

Binnen dit onderzoek is niet goed na te gaan of de uitvoerende professionals over voldoende diversiteitcompetenties beschikken. Wel is nagegaan of hieraan wordt gewerkt met behulp van bijvoorbeeld training of (na)scholing. De personeels-bezetting bij de Halt-huisbezoeken en de SAOA-gezinsbezoeken past qua taal en achtergrond bij de doelgroep. Hiermee lijken deze interventies aan het criterium van diversiteitgevoeligheid te voldoen. Overigens is dit niet vanzelfsprekend, omdat ook professionals uit de doelgroepen blinde vlekken kunnen hebben en omdat de beroepsopleidingen nog weinig voorbereiden op de multi-etnische context (Berger et al., 2010; Naber & Bijvoets, 2011). Dit blijkt ook uit de reactie van een Marok-kaanse jongere op de MarokMarok-kaanse gezinsbezoekers. De vier andere interventies beschikken slechts beperkt over uitvoerenden uit de doelgroep. Bij meerdere interventies volgen medewerkers geen training in culturele sensitiviteit of is beschikbare training niet verplicht. Hiermee is overigens niet gezegd dat er geen aandacht wordt besteed aan professionalisering. In alle interventies wordt werk gemaakt van deskundigheidsbevordering gericht op de specifi eke eigen taakinhoud.

Bij Begeleiding tussen voorgeleiding en schorsing en Intensieve aanpak Jongvolwas-senen leeft de behoefte aan verdergaande deskundigheidsbevordering op het punt van advisering aan de Rechtbank, respectievelijk het omgaan met licht verstande-lijk gehandicapten. Overigens moet wat betreft na- en bijscholing in culturele sensitiviteit ook goed worden nagedacht over de inhoud en vorm. Uit evaluatie van diversiteittrainingen blijkt dat deze om doel te treffen scherp moeten inspelen op de specifi eke beroepsvereisten van de betrokken professionals (zie bijvoorbeeld Pels et al., 2009).

Verwey-Jonker Instituut

In document Op zoek naar de sleutel (pagina 165-168)