• No results found

Doelstelling en doelgroep

In document Op zoek naar de sleutel (pagina 58-61)

Amsterdam (BJAA) of de William Schrikker Groep (WSG).

Er wordt één plan van aanpak opgesteld voor het gezin dat wordt vastgesteld in

het AT.

Samenwerking tussen binnenwereld en buitenwereld wordt door de

gezinsmana-●

ger gestuurd binnen uitvoerdersoverleggen (UVO) waaraan alle partijen die betrokken zijn bij het gezin deelnemen.

Er is een escalatiemodel om op te schalen als knelpunten zich voordoen.

Doelstelling en doelgroep

Het doel van het project is de overlast, veroorzaakt door multi problem gezinnen, te verminderen of te stoppen en de opvoedingssituatie binnen het gezin te verbe te-ren. Het ontwikkelde samenwerkingsmodel dient als middel om dat doel te

berei-ken. De informatie-uitwisseling en afstemming tussen organisaties (binnenwereld en buitenwereld) dienen te zorgen voor een sluitend plan van aanpak voor het gehele gezin. BJAA en WSG hebben hiervoor een nieuwe functie gecreëerd, namelijk die van gezinsmanager. Het gezin stroomt uit als problemen zijn opgelost, dan wel tot normale proporties zijn teruggedrongen.

Een OMPG-gezin wordt gedefi nieerd als in een gezin (met minimaal één kind onder de 18) sprake is van de volgende situatie.

Er zijn problemen op verschillende gebieden en de zorg stagneert als gevolg van 1.

gebrek aan een gezamenlijke visie en/of afstemming tussen de organisaties die betrokken zijn bij het gezin. Reguliere hulp volstaat niet (meer) om de proble-men van dit gezin aan te pakken.

Er is minimaal één kind in het gezin dat onder toezicht van BJAA of de WSG is 2.

gesteld (OTS of MHS) of er is een beschermingsonderzoek aangevraagd voor de kinderen die nog niet onder toezicht staan of een jeugdreclasseringmaatregel hebben.

Overlast: één of meer leden van het gezin is/zijn lid van een problematische 3.

jeugdgroep óf bekend bij politie en Justitie of inwonende kinderen in de leeftijd 17+ zijn bekend bij Justitie of politie.

De aanpak OMPG is niet specifi ek gericht op Marokkaanse jongeren en hun ouders.

Een groot deel van de gezinnen binnen de aanpak (in de regel meer dan 55%) is wel van Marokkaanse afkomst.

Organisatie: functies, verantwoordelijkheden en competenties

BJAA en de WSG zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het gezinsmanage-ment. Twee derde van de gezinnen wordt begeleid vanuit BJAA. Bij gezinnen waar sprake is van LVG-problematiek voert WSG het gezinsmanagement uit. Bij BJAA zijn negen gezinsmanagers (grotendeels fulltime) in dienst en bij WSG vijf. Het project is begin 2010 uitgebreid met twee gezinsmanagers, (één bij BJAA en één bij de WSG) om gezinsmanagers langer te kunnen laten aanblijven als gezinsvoogd bij gezinnen waarvoor dit nodig wordt geacht.

De deelnemers aan het UVO zijn verantwoordelijk voor uitvoering van de interventies op basis van eigen professionele normen en standaards. Ze zijn verantwoordelijk voor terugkoppeling aan de gezinsmanager en vallen in het kader van de OMPG onder regie van de gezinsmanager. In het AT zijn de volgende instan-ties vertegenwoordigd.

Gemeente (OOV/DMO)

Bureau Jeugdzorg: gz-psycholoog BJAA en de inhoudelijk manager William

Schrikkergroep

Psychiatrie jeugd: de Bascule

Justitie: coördinator ketenunit

Jeugdzorg inhoudelijk: Spirit

Raad voor de Kinderbescherming

Politie

Volwassenen ggz

LVG-sector

Leden van het AT nemen deel op basis van kennis en kunde en vertegenwoordigen (gemandateerd) hun organisaties. De projectleider van OMPG coördineert het project voor BJAA en WSG, verantwoordt naar de gemeente, zit de tweewekelijkse bijeenkomst van het AT voor en bereidt de agenda voor.

Er zijn twee procesmanagers aangesteld, één voor de ‘binnenwereld’ en één voor de ‘buitenwereld’, om te bewerkstellingen dat de belangen van beide werel-den worwerel-den afgewogen en gecoördineerd. De rol van de procesmanager Buitenwe-reld is belegd bij directie Openbare Orde en Veiligheid en de rol van de procesma-nager Binnenwereld is belegd bij de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) van de gemeente Amsterdam. De procesmanagers hebben samen doorzettings-macht; zij kunnen instellingen opdracht geven tot leveren op basis van de afgespro-ken termen. Als de procesmanagers er niet uitkomen, kan ten laatste worden opgeschaald naar de burgemeester.

Strategische sturing vindt plaats in de stuurgroep, waarin alle bij het project betrokken partijen op directieniveau zijn vertegenwoordigd. Hier vindt afstemming in de keten plaats en worden de uitvoering en proceskwaliteit bewaakt. Ook wordt hier meegedacht over oplossingen voor (structurele) problemen of systeemfouten.

Competenties en professionalisering

Om het werk goed te kunnen doen, moet een gezinsmanager onder meer communi-catief vaardig en open minded zijn en vanuit de krachten en mogelijkheden van mensen denken, in plaats vanuit hun tekortkomingen. Het juridische kader goed kennen en goed kunnen omgaan met politiek beladen zaken, wordt ook essentieel geacht.

In het kader van deskundigheidsbevordering volgt elke nieuwe gezinsmanager een inwerkprogramma van twee dagen. Dit bestaat uit het bijwonen van een bijeen-komst van het AT, het bijwonen van een UVO en theorie over OMPG. Vervolgens volgt elke gezinsmanager een speciaal ontwikkeld opleidingstraject voor gezinsma-nagement. Hierin komen de voornaamste elementen van gezinsmanagement aan bod (onder andere regievoering, gezinsgericht werken en schuldhulpverlening). De gezinsmanagers worden ook getraind in Functional Family Parole Services (FFPS): ze leren om het gezin te bewegen naar een gedeelde visie op datgene wat er moet veranderen en alle gezinsleden te motiveren tot het nemen van verantwoordelijk-heid daarin. Daarnaast krijgen de gezinsmanagers wekelijks supervisie.

Uitgangspunten en theoretische onderbouwing

De aanpak OMPG is erop gericht de regie op de overlastgevende ernstige multi problem gezinnen te verbeteren en een sluitende aanpak te realiseren voor gezinnen met meervoudige problematiek. De aanpak vervangt geen bestaande

structuren, maar voegt regievoering over meervoudige gezinsproblematiek toe. Het gaat in dit verband om:

regie over interventies en processen per gezin;

uitwisseling van informatie en terugkoppeling van de status van trajecten;

verbinding tussen de buiten- en binnenwereld beleggen;

het instrumentarium slimmer gebruiken door bijvoorbeeld eerder met drang en

dwang te werken;

een gedeeld schema van escalatie of opschaling;

vergroting van de handelingssnelheid.

De werkwijze van OMPG is in tegenstelling tot de reguliere jeugdbescherming gezinsgericht: het hele gezin wordt betrokken in de aanpak, ook de ouders en de kinderen of jongvolwassenen die niet onder toezicht staan. Enerzijds wordt de zorg ten opzichte van de jeugdbescherming uitgebreid naar zorg over het gehele gezin, anderzijds wordt de zorg beperkt tot die gerelateerd aan overlast.

De deelnemende instanties hebben een leverplicht ten aanzien van capaciteit voor deelname aan besprekingen van het AT en capaciteit voor trajecten en ten aanzien van doorlooptijden en op tijd leveren.

Hoewel de theoretische onderbouwing van de OMPG aanpak nergens expliciet is vastgelegd - de OMPG aanpak is duidelijk vanuit de praktijk opgebouwd - wordt de aanpak gekenmerkt door verschillende elementen die hun werkzaamheid hebben bewezen. Het gaat om onder meer om escalatie bij stagnatie, afstemming tussen partijen, intensivering van trajectbegeleiding en de combinatie van toezicht en begeleiding.

De gehanteerde methodiek Functional Family Parole Services (FFPS) is geba-seerd op de principes van Functional Family Therapy (FFT). Dit is een erkende gezinsinterventie voor jeugdige delinquenten en hun gezinnen (Sexton & Alexander, 2002) die wordt gebruikt binnen instellingen binnen het justitiële jeugdsysteem in Nederland en is aangepast voor gebruik bij Marokkaanse gezinnen (Breuk et al., 2007).

De methodiek bouwt verder voort op werkwijzen voor gezinsmanagement zoals de Deltamethodiek voor de Jeugdbescherming en het Handboek voor de Jeugdre-classering.

BJAA is bezig een kenniswerkplaats op te richten om een wisselwerking tussen praktijk en wetenschap te bewerkstelligen en de aanpak theoretisch onderbouwd door te ontwikkelen.

In document Op zoek naar de sleutel (pagina 58-61)