• No results found

Bijlage 13 De invloed van weersomstandigheden op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen

3 RISICOBEOORDELING VOOR DE CONSUMENT

3.4 Ontwikkelingen in de blootstellingsberekeningen

Nieuwe wetenschappelijke inzichten ten aanzien van berekeningen naar de blootstelling kunnen niet direct opgenomen worden in wetgeving. Vaak zal eerst de wetenschappelijke discussie gevoerd moeten worden, en vervolgens zal de uitkomst inpasbaar moeten zijn in het risicomanagement. Sommige inzichten worden dan uiteindelijk wel vertaald in wetgeving, andere kunnen onvoldoende praktisch zijn of in het geheel niet toepasbaar. In het hierna volgende wordt ingegaan op enkele belangrijke nieuwe inzichten die de afgelopen jaren zijn genoemd en wellicht in de toekomst een rol kunnen spelen in de risicobeoordeling.

Sinds het eind van de jaren negentig van de vorige eeuw wordt bij de toelating expliciet rekening gehouden met mogelijke acute toxiciteit. Daarbij wordt de puntschatting gebruikt die rekent met liefhebbersconsumptie, afbraak van residu als gevolg van voedselbereiding en de zogenaamde

variabiliteitsfactor die aangeeft hoe het residu verdeeld is in het mengmonster. De puntschatting gaat in eerste instantie uit van worst-case aannames ten aanzien van voedselbereiding en variabiliteitsfactoren. De hoogte van de variabiliteitsfactor is de laatste vijf jaar een onderwerp van discussie [4,7,8]. In de toelating is het principe van voorzorg legitiem, maar in het geval van deze evaluatie gaat het om de inschatting van de werkelijke blootstelling op basis van de monitoringresultaten, werkelijke effecten van voedselbereiding, en werkelijke verdeling van het residu in het mengmonster. Elke aanname die gemaakt wordt over de variabiliteitsfactor zal de uitkomst van de puntschatting beïnvloeden. In twee opinies van de voormalig Scientific Committee of Food (SCF) staat aangegeven dat jonge baby’s extra gevoelig zouden kunnen zijn voor effecten van werkzame stoffen op het zenuwstelsel, de hormoonregulatie en de ontwikkeling van specifieke organen [9,10]. Het SCF pleitte er destijds voor om de consumptiehoeveelheden van baby’s (< 1 jaar) mee te nemen in de risicobeoordeling van blootstelling aan bestrijdingsmiddelen. De Gezondheidsraad heeft in 2004 de informatie over extra gevoeligheid van baby’s eveneens bestudeerd [11]. De Gezondheidsraad beveelt aan om, naar voorbeeld van de Amerikaanse risicobeoordeling, een extra veiligheidsfactor in te bouwen in de toxicologische grenswaarde indien onvoldoende bewezen is dat blootstelling aan bestrijdingsmiddelen op zeer jonge leeftijd geen nadelige gevolgen hebben op latere leeftijd. Tevens werd aanbevolen om ook de

consumptie door kinderen van zes maanden tot een jaar in de voedselconsumptie peilingen te betrekken en deze, waar nodig, in de risicobeoordeling te betrekken.

Bij de beoordeling van acuut toxische effecten gaat het Europese toelatingbeleid uit van blootsteling aan één werkzame stof via de consumptie van één product. Het Scientific Committee on Plants (SCP) heeft in haar opinie betreffende aldicarb aanbevolen om probabilistische technieken toe te voegen aan de beoordeling omdat daarmee wel gekeken wordt naar blootstelling via consumptie van meerdere producten [2]. In Amerika wordt deze probabilistische techniek als onderdeel van een zgn. ‘tiered approach’ gehanteerd als aanvulling op de puntschatting. De CCPR heeft recentelijk geconcludeerd dat de puntschatting geschikt is om te bepalen of de acute toxicologische grenswaarde wordt overschreden. Hierbij wordt uitgegaan van de veronderstelling dat blootstelling via het eten van meerdere

voedingsmiddelen niet vaak voorkomt, en dus verwaarloosbaar is. Deze aanname is ooit gemaakt omdat kansen op blootstelling via meerdere voedingsmiddelen in het verleden niet uitgerekend kon worden. De CODEX berekeningen zijn niet op consumptiedatabanken gebaseerd, maar op een enkel getal dat representatief staat voor de voedingsgewoonte van een heel werelddeel. Indien voldoende

voorzorgprincipe wordt ingebouwd in de puntschatting, zal de uitkomst van de puntschatting aan de veilige kant zitten. De huidige probabilistische modellering maakt het wel mogelijk om kansen op blootstelling via meer dan één voedingsmiddel uit te rekenen. Ook blijken er in Europa, maar ook wereld wijd, voldoende consumptiebestanden te bestaan. Recentelijk heeft de Europese Commissie de EFSA gevraagd om de waarde van de puntschatting opnieuw te bezien.

Uit diverse experimenten is gebleken dat effecten van sommige bestrijdingsmiddelen elkaar beïnvloeden. Het gaat om werkzame stoffen met een vergelijkbaar werkingsmechanisme zoals organofosfaten en carbamaten. De Consumentenbond en de Stichting Natuur en Milieu hebben via het rapport ‘Verliezen wij het verstand’ aandacht gevraagd voor dit fenomeen [3]. Bij de discussie rond de nieuwe Europese Verordening heeft het Europees Parlement als voorwaarde gesteld dat synergistische (of cumulatieve) effecten onderdeel moeten zijn van de MRL vaststelling. Zodra de EFSA aangegeven heeft welke methodes en modellen geschikt zijn om gesommeerde blootstelling te berekenen zal dit aspect worden meegenomen in de beoordeling. Een eerste aanzet tot deze discussie werd gegeven in het EFSA Colloquium van 28-29 november 2006.

Tot op heden wordt doorgaans een No-Observed-Advers-Effect-Level vast gesteld. Vervolgens worden de veiligheidsfactoren toegepast alvorens er een ADI of een ARfD wordt afgeleid. Daarmee wordt de uitkomst van de innamenberekeningen vergeleken. Steeds vaker wordt echter voorgesteld om de benadering om de ‘benchmark dose (of BMD)’ te gebruiken als referentiepunt. Het voordeel hiervan is dat een BMD afgeleid wordt op basis van alle waarnemingen van effecten in de toxicologische proeven die betrekking hebben op het toxische effect. De BMD valt dus in de range van waarnemingen. De BMD wordt onder andere gebruikt om de ‘Margin of Exposure’ uit te rekenen (zie 3.5).

Uiteraard moet er eerst wetenschappelijke duidelijkheid zijn over hoe nieuwe inzichten verwerkt kunnen worden in de risicobeoordeling. De Nederlandse overheid draagt, evenals de Europese Commissie via het vijfde en zesde kaderprogramma bij aan onderzoek om een aantal van deze nieuwe ontwikkelingen uit te werken. Zo zijn probabilistische modellen uitgewerkt waarmee integrale

beoordeling mogelijk wordt [12]. In een ander EU-project heeft het RIKILT consumptiedata verzameld van baby’s [13]. Ook is onderzoek gedaan naar de realiteitswaarde van probabilistische modellen en de puntschatting in vergelijking tot de werkelijk gemeten blootstelling. Probabilistische modellen kwamen hier gunstig uit.

De probabilistische modellen en data over de voedselconsumptie van baby’s zijn in Nederland op ad hoc basis gebruikt bij risicobeoordeling inzake overschrijdingen van de acute toxicologische

grenswaarde. Ook zijn modellen ontwikkeld waarmee gesommeerde blootstelling kan worden uitgerekend [3,14]. In grote lijnen is er in Nederland consensus over de methodologische aanpak voor het berekenen van de gesommeerde blootstelling, al blijven op detailpunten verbeteringen mogelijk. Op welke wijze de modellen t.a.v. gesommeerde blootstelling hun toepassing krijgen in de toelating van nieuwe bestrijdingmiddelen wordt momenteel uitgezocht in een RIVM-project, waarbij samengewerkt wordt met het CTB en het RIKILT. De discussie over de acceptatie van probabilistische modellen is uiteindelijk een Europese discussie. De Nederlandse kennisinstellingen RIKILT en RIVM zijn nadrukkelijk betrokken als het gaat over de wetenschappelijke inbreng in dit proces.