• No results found

Integrale benadering voedselveiligheid en Margin of Exposure

Bijlage 13 De invloed van weersomstandigheden op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen

3 RISICOBEOORDELING VOOR DE CONSUMENT

3.5 Integrale benadering voedselveiligheid en Margin of Exposure

In het Amerikaanse toelatingsbeleid worden innamenberekeningen voor bestrijdingsmiddelen

uitgevoerd in een stapsgewijs proces de zogenaamde ‘tiered approach’. Als op basis van de berekening met de puntschatting blijkt dat de acute toxicologische grenswaarde wordt overschreden, kan in tweede instantie een probabilistische berekening uitgevoerd worden. In Amerika is gekozen om het 99.9 percentiel van de blootstellingsverdeling te vergelijken met de acute toxicologische grenswaarde. In de CODEX-discussie rond de acceptatie van probabilistische modellen bleek dat het overschrijden van de acute toxicologische grenswaarde erg gevoelig ligt. Opvallend is dat dit in de huidige puntschatting impliciet wel is toegestaan. In de puntschatting wordt gerekend met liefhebbersconsumptie dat gebaseerd is op het 97,5 percentiel van consumptie.

In het huidige op voorzorg gebaseerde residubeleid is niet voor iedereen altijd even duidelijk welke veiligheidsfactoren gebruikt worden bij het vaststellen van toxicologische grenswaarde. In het Amerikaanse residubeleid is gekozen om de resultaten van probabilistische modellen eveneens uit te drukken in de ‘Margin of Exposure’. De ‘Margin of Exposure’ is de marge tussen de berekende concentratie van blootstelling bij een bepaald percentiel en de concentratie waarbij in dierproeven effecten waarneembaar zijn. De concentratie waarbij een kritisch effect nog waarneembaar is, wordt vastgesteld op basis van benchmark dose modelling. Omdat de toxicologische informatie over de dose- response niet altijd toegankelijk is of soms niet voldoende aanwezig is, wordt in het concept van de ‘Margin of Exposure’ ook wel gerefereerd aan de concentratie waarbij ‘No-Observed-Adverse-Effects’ zijn vastgesteld (de NOAEL).

In het RIVM rapport ‘Ons eten gemeten’ wordt een inschatting gemaakt van gezondheidswinst of gezondheidsverlies per categorie van risico’s of gezondheidsbevorderende maatregelen. Door het gebruik van een vergelijkbare maat, de DALY, zijnde één maat voor het aantal jaren en de ernst van ziekte in een populatie en (vroegtijdige) sterfte, wordt het mogelijk om effecten van chemische stoffen te vergelijken met microbiologische risico’s of met gezondheidsbevorderende maatregelen. De vraag hoe voor- en nadelen van consumptie van bepaalde voedingsmiddelen gekwantificeerd en daarna gewogen moeten worden stond centraal in het EFSA colloquium Risk-Benefit van 13-14 juli 2006. Een vaak aangehaald voorbeeld is het vis voorbeeld. Uit de epidemiologie blijkt dat het eten van vette vis goed is voor de gezondheid omdat dit gecorreleerd is met een reductie in de incidentie van hart- en vaatziektes. Anderzijds blijkt uit berekeningen dat met het stimuleren van vette visconsumptie de kans op overschrijding van de Toelaatbare (of Aanvaarbare) Dagelijkse Inname voor dioxinen en methylkwik kan toenemen. Het eerste effect laat zich vertalen in gezondheidswinst namelijk minder mensen

overlijden aan hart- en vaatziekte, het tweede effect laat zich niet direct vertalen in gezondheidswinst of gezondheidsverlies. Het overschrijden van een Toelaatbare Dagelijkse Inname (TDI) leidt niet direct

leidt tot waarneembaar gezondheidsverlies. Onder andere omdat in de TDI immers nog een veiligheidsfactor is ingebouwd.

In een aantal EU-projecten en beleidsondersteunende LNV projecten worden de positieve en negatieve effecten nader gekwantificeerd. Daarbij zal de marge tussen de berekende blootstelling en de

waargenomen effecten in dierproeven, de dosis-reponse relatie tussen effecten en verschillende niveaus van blootstelling, en de gezondheidswinst of gezondheidsverlies (DALY’s) een rol spelen. Voor chemische stoffen gerelateerd aan voedselveiligheid zal het echter de vraag zijn of deze

gezondheidswinst of gezondheidsverlies überhaupt te kwantificeren is. Hoe moet immers onderscheid gemaakt worden tussen gezondheidsverlies als gevolg van de toename in concentratie van de risicostof en de reductie in de gehanteerde veiligheidsfactoren. Een toename in het niveau van blootstelling aan de risicostof zal in eerste instantie vertaald worden naar een kleinere marge tussen de blootstelling van de mens en de hoogte van de blootstelling in proefdieren waarbij sprake is van nadelige effecten.

In het document ‘Harmonisation of Risk Assessment Principles’ opgesteld door het ‘EU Scientific Steering Committee’ wordt onderkend dat de risicobeoordeling voor verschillende

voedselveiligheidsaspecten niet uniform is. De wijze van beoordeling en normstelling voor bijvoorbeeld diergeneesmiddelen, milieucontaminanten, natuurlijke toxinen en/of gewasbeschermingsmiddelen zijn vaak op andere uitgangspunten gebaseerd. Dit zou verbeterd kunnen worden door in ieder geval dezelfde principes in de beoordeling te hanteren. Het ‘Margin of Exposure’ concept kan hier uitkomsten bieden. Los van het concept ‘Margin of Exposure’ staat de discussie welke veiligheidsmarge acceptabel is. Deze marge kan kleiner zijn voor onvermijdbare risico’s zoals bijvoorbeeld milieucontaminanten, die nu eenmaal in het milieu aanwezig zijn, of groter naar mate de risico’s wel vermijdbaar zijn. Risico’s ten aanzien van blootstelling aan residuen van bestrijdingsmiddelen wordt gezien als een vermijdbaar risico. Veiligheidsfactoren, compleetheid en kwaliteit van toxicologische data, kennis over extrapolatie van mens naar dier zijn enkele andere factoren die rol zullen spelen in de discussie welke marge acceptabel is.

Recentelijk hebben JECFA en EFSA het concept van de ‘Margin of Exposure’ toepasbaar gemaakt op genotoxische stoffen [15,16]. De marge tussen blootstelling en effecten waargenomen in dieren is uitgerekend voor stoffen zoals acrylamide, PAK’s en nitrosaminen. In eerste instantie is dit gedaan om prioriteiten te stellen voor de risicobeheersing. Stoffen met de kleinste marge tussen blootstelling en effecten verdienen prioriteit in aanpak.

In het EU-project SAFE FOODS1 wordt de ‘Margin of Exposure’ gebruikt om te kijken of hiermee een beter instrumentarium ontwikkeld kan worden om risico’s van verschillende stoffen met elkaar te vergelijken. Met het concept van de ‘Margin of Exposure’ zouden dan de risico’s van het gebruik van bestrijdingsmiddelen gewogen kunnen worden ten opzichte van de risico’s die verbonden zijn aan blootstelling aan mycotoxinen of acrylamide. Er kan een verband tussen beide bestaan. Het is bekend dat acrylamide gehaltes hoger kunnen zijn in biologische aardappelen omdat daar geen

bestrijdingsmiddel als loofdodingsmiddel en geen chloorprofam als ontkiemingsremmer mag worden gebruikt.