• No results found

Olie en motorbrandstoffen

In document Nationale Energieverkenning 2016 (pagina 124-126)

Berekeningen toekomstige ontwikkelingen elektrici teitsmarkt

4.3 Olie en motorbrandstoffen

Fossiele olie en motorbrandstoffen

CBS heeft dit jaar een overzicht gepubliceerd omtrent oliestromen in de Nederlandse economie (CBS, 2016). In dit rapport is beschreven dat de in- en uitgaande oliestromen in Nederland van zeer grote omvang zijn. In 2015 was 104 miljard kilogram aan aardoliegrondstof (hoofdzakelijk ruwe aardolie) geïmporteerd. Het grootste deel van de aardoliegrondstof komt al de nodige jaren uit een relatief beperkt

aantal landen, namelijk Noorwegen, Verenigd Koninkrijk, Saoedi- Arabië, de Russische Federatie en Nigeria. De meeste import kwam voor 2000 uit de drie eerstgenoemde landen. Sinds 2003 is Rusland de grootste leverancier. In 2014 is de import uit Rusland even gedaald, maar in 2015 is dit weer wat toegenomen (CBS 2016).

Een aanzienlijk deel van de aardoliegrondstof wordt ook weer als grondstof naar andere landen getransporteerd. Meer dan 40 miljard kilogram wordt doorgevoerd en gaat voornamelijk naar België en Duitsland via pijpleidingen. Het grootste deel wordt echter geraffineerd tot motorbrandstoffen en diverse andere aardoliepro- ducten door de Nederlandse raffinaderijen. In 2015 is er veel aardolie geraffineerd, meer dan in de voorgaande jaren. Veel van de aardoliepro- ducten worden geëxporteerd, want er wordt veel meer geproduceerd dan binnenlands verbruikt (CBS Statline).

Behalve in aardoliegrondstof wordt er ook veel gehandeld in diverse olieproducten, zowel binnen Europa als intercontinentaal. Deze handel kende het afgelopen decennium een forse volumegroei. Traditioneel vindt er veel handel plaats binnen Europa voor een scala aan olieproducten, in het bijzonder met België, Duitsland, Frankrijk en Verenigd Koninkrijk. Een van de trends hierin is dat Duitsland toenemende hoeveelheden diesel invoert en benzine weer naar Nederland uitvoert.

Nederland is een belangrijk knooppunt voor de handel in benzine, die vooral wordt doorgevoerd naar Noord-Amerika en de westkust van Afrika. Het volume van uit Rusland aangevoerde stookolie is opvallend 0 10 20 30 40 50 60 70 2014 2015 Gasimport Rusland Verenigd Koninkrijk Denemarken Duitsland Onbekend en overig Noorwegen (miljard Nm3)

toegenomen (>1% zwavel). Dit wordt verzameld met stookolie uit andere landen en vanuit Nederland gebruikt als brandstof voor de internationale scheepvaart. Maar de stookolie wordt ook uitgevoerd naar andere bestemmingen, in het bijzonder naar Singapore. Binnen Europa is de consumptie van aardolie in de afgelopen jaren gekrompen (Eurostat 2016). Ook in Nederland wordt deze trend waargenomen. De afzet van (fossiele) motorbrandstoffen, in het bijzonder in het wegverkeer, is in de afgelopen jaren gekrompen. Dat komt onder andere omdat voertuigen zuiniger zijn geworden en het instellen van de jaarverplichting voor het gebruik van hernieuwbare energie voor vervoer, wat leidt tot bijmenging van biobrandstoffen. Dit heeft invloed op de afzetmogelijkheden van aardolieproducten voor de raffinagesector. Naar verwachting zal de Noordwest-Europese raffinagesector krimpen en zal dit mogelijk ook worden gevoeld in de Nederlandse raffinagesector (IEA 2013; Plomp et al 2015; Van den Bergh 2016). Vorig jaar is een Nederlandse raffinaderij verkocht en besloten dat deze gedeeltelijk wordt gesloten (Financieel Dagblad, 8 oktober 2015 & 26 januari 2016). Aan de andere kant zijn er investeringsplannen voor bestaande Nederlandse raffinaderijen (Oil & Gas Journal 2016). De oliedoorzet in de sector zal dus naar verwachting krimpen. De aanname is dat de oliedoorzet tot 2030 met 16 tot 18 procent zal krimpen ten opzichte van de het niveau van de afgelopen jaren.

Door krimp zal het energieverbruik van de Nederlandse raffinagesector afnemen. Naast deze krimp verandert ook het productportfolio van aardolieproducten, met name omdat stookolie voor scheepvaart- bunkers door de IMO-eisen meer moeten worden ontzwaveld. De

voorgenomen ingangsdatum van deze eisen ligt in 2020, maar mogelijk wordt dit uitgesteld tot 2025. Het effect van deze nieuwe regels is deels in de projecties meegenomen. Er is namelijk ook aangenomen dat niet alle stookolie ontzwaveld zal worden. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als zeeschepen aan boord het rookgas gaan ontzwavelen met een scrubber. Het uiteindelijke scenario laat zien dat de CO2-emissies van de sector langzaam krimpen tot ongeveer 10 megaton in 2035 en nog verder afnemen op de nog langere termijn.

Hernieuwbare olie en motorbrandstoffen

Het beleid voor biobrandstoffen wordt vrijwel volledig bepaald door de invulling van de jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer en dit is beschreven voor de transportsector in paragraaf 5.2.3. De Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) rapporteert jaarlijks over deze verplichting en uit het rapport voor het boekjaar 2014 blijkt dat 104 Nederlandse bedrijven een biobrandstoffenbalans hebben ingediend (NEa 2015). De brandstof (benzine en diesel) die door de doelgroep geleverd is aan de Nederlandse markt voor vervoer bestond in 2014 voor gemiddeld 5,5 procent uit hernieuwbare energie (inclusief dubbeltellende brandstoffen en administratief overgedragen hoeveelheid uit 2013). Bij benzine bedroeg het gemiddelde aandeel hernieuwbare energie 4,1 procent en bij diesel was dit 6,4 procent (NEa 2015).

In Nederland staan fabrieken voor de productie van biobrandstoffen. Vooral in het Rotterdam staan enkele grote fabrieken. De productie van biodiesel in Nederland is al jaren veel groter dan het verbruik (CBS, StatLine). Net als bij de aardolieproducten wordt dus een groot deel van de in Nederland geproduceerde biodiesel geëxporteerd.

De invloed van dubbeltelling neemt toe

De hernieuwbare energie die in 2014 in Nederland is geleverd aan vervoer bestond voor 68 procent uit dubbeltellende biobrandstoffen, die afvalstoffen en residuen als basis hadden. Dit is een toename ten opzichte van de inzet van 60 procent in 2013, 51 procent in 2012 en 40 procent in 2011. De fysieke inzet (feitelijke energie-inhoud) van de dubbeltellende biobrandstoffen voor naleving was 52 procent in 2014 (NEa 2015).

Grondstoffen voor biobrandstofproductie grotendeels uit Europa afkomstig

De rapportage van de NEa bevat informatie over de aard, herkomst en gehanteerde duurzaamheidssystemen van de biobrandstoffen die in 2014 fysiek zijn geleverd aan de Nederlandse vervoersmarkt. Voor de productie van geleverde benzinevervangende biobrandstoffen zijn suiker- en zetmeelhoudende gewassen (onder andere granen) gebruikt, voor de productie van geleverde dieselvervangende biobrandstoffen vormen oliehoudende gewassen en oliën of vetten de grondstof en voor de productie van biogas werd stedelijk afval gebruikt. In het gebruik van benzinevervangers zijn lichte verschuivingen zichtbaar. Suikerriet en tarwestro worden bijvoorbeeld minder gebruikten suikerbiet en tarwe weer meer. Bij het produceren van dieselver- vangers wordt UCO (gebruikt frituurvet) steeds vaker gebruikt in plaats van dierlijk vet, een ontwikkeling die ook in 2014 te zien was. Industriële vetzuren vormen een nieuwe grondstofcategorie voor de productie van biodiesel. De grondstoffen hiervoor zijn voor 15 procent afkomstig uit Nederland, een lichte afname ten opzichte van 2011 tot en met 2013. Het deel van de grondstoffen dat afkomstig is uit West- en

Oost-Europa bedraagt ruim 50 procent en is daarmee vergelijkbaar met 2013. Steeds meer grondstoffen komen uit Zuidoost-Azië en deze groei zet door. In 2014 kwam 11 procent van de grondstoffen uit deze regio (2013: 3 procent). De positie van ISCC EU als meest toegepaste duur- zaamheidssysteem voor biobrandstoffen in Nederland is iets verzwakt. In 2014 is het licht afgenomen in vergelijking met 2013. Het systeem wordt voor ongeveer 90 procent van de biobrandstoffen toegepast.

In document Nationale Energieverkenning 2016 (pagina 124-126)