• No results found

Dit tweede deel van de reïntegratiewijzer gaat over de werkhervatting met behulp van de eigen werkgever, UWV of

2.2 Een nieuwe baan met behulp van UWV

UWV is verantwoordelijk voor uw reïntegratie wanneer uw arbeidsovereenkomst inmiddels is beëindigd en u een WAO-, WIA-, WAZ-, Wajong-, BIA-, ZW- of WW-uitkering ontvangt. In de nieuwe wet WIA is het UWV niet verantwoordelijk voor personen die recht hebben op een IVA-uitkering. De gedachtegang hierachter is dat het voor deze groep niet mogelijk is om te kunnen werken. Naast de eerdergenoemde categorieën, is het UWV ook verantwoordelijk voor:

• gewezen overheidswerknemers die arbeidsgehandicapt zijn geworden én een wachtgeld-uitkering ontvangen of loon krijgen doorbetaald tijdens ziekte of een wachtgeld-uitkering in verband met ziekte ontvangen;

• voor werknemers die voor 1 januari 2003 ziek zijn geworden en niet meer terug kunnen keren naar hun eigen werk.

Vanaf 1 juli 2004 kunnen uitkeringsgerechtigden voor de reïntegratie een beroep doen op de hulp van een arbeidsadviseur (jobcoach). Deze adviseur is onafhankelijk. De adviseur dient u, als klant, met maatwerk te ondersteunen zodat uw invloed op uw eigen reïntegratie groter wordt. De arbeidsadviseur zal te vinden zijn bij servicedesks bij het CWI en bij bedrijfsver-zamelgebouwen, waarin UWV, CWI, bedrijven en gemeenten gezamenlijk gevestigd zijn. De advisering door de werkherkansingsadviseur is bedoeld als ondersteuning, de beslissingen over het reïntegratietraject worden door UWV of de gemeente genomen.

Het initiatief tot reïntegratie kan bij UWV liggen, maar ook bij uzelf. Voor arbeidsongeschik-ten die een WAO, WIA, WAZ of WAJONG-uitkering ontvangen, biedt UWV een laagdrempelige ingang tot het reïntegratietraject. Wanneer u een van de genoemde uitkeringen ontvangt en wilt reïntegreren, kunt u bellen met de Reïntegratietelefoon (0900-9294). UWV geeft aan dat u dan binnen acht weken aan het reïntegratietraject zult kunnen beginnen.

Voor alle werklozen biedt de nieuwe sollicitatierichtlijn vanaf 1 januari 2006 meer ruimte voor maatwerk. Het UWV beoordeelt vanaf die datum, per individu, welke activiteiten de betrokkenen het snelst weer naar werk geleiden. De sleutelfiguur is de reïntegratiecoach die nieuwe WW-gerechtigen begeleiden. Dit zijn met name nieuwe WW-gerechtigden met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Op basis van een reïntegratiediagnose maakt de reïnte-gratiecoach de afweging welke activiteiten voor de uitkeringsgerechtigde het meest geschikt zijn. De reïntegratiecoach maakt met de cliënt bijvoorbeeld afspraken over het doorlopen van een opleiding of training, het volgen van een stage, het verrichten van vrijwilligerswerk of mantelzorg of het volgen van een sollicitatieworkshop.

Het UWV heeft met de nieuwe werkwijze de ruimte om WW-gerechtigden met een grotere

afstand tot de arbeidsmarkt een variabele invulling van de sollicitatieplicht te geven. De sollicitatieplicht als zodanig blijft bestaan; in deze gevallen mag UWV de cliënt niet geheel ontheffen van de sollicitatieplicht.

In dit hoofdstuk behandelen we allereerst de maatregelen die de arbeidsgehandicapte moe-ten ondersteunen om met hulp van UWV weer aan het werk te komen.

Het hebben van werk is de beste garantie voor het vinden van werk. Werkgevers nemen niet graag iemand aan die uitkeringsgerechtigd is. Ze verwachten daar allerlei problemen mee te krijgen. Vandaar dat de overheid maatregelen heeft bedacht die ervoor moeten zorgen dat werkgevers over hun bezwaren heenstappen opdat ze toch mensen gaan aannemen die arbeidsongeschikt zijn geweest of werkloos zijn. In dit hoofdstuk behandelen we daarom vervolgens ook de maatregelen die werkgevers moeten stimuleren arbeidsgehandicapten aan te nemen.

2.2.1 Reïntegratie met behulp van reïntegratiebedrijf via UWV

Om u succesvol te laten reïntegreren kan UWV een reïntegratiebedrijf inschakelen. Dit bedrijf gaat dan samen met u aan de slag om te komen tot werkhervatting. Meestal is er keuze uit enkele reïntegratiebedrijven. Het is verstandig de reïntegratiebedrijven te vergelij-ken, u kunt dan kiezen voor het bedrijf waarvan de werkwijze u het meeste aanspreekt. De kwaliteit van het reïntegratiebedrijf kunt u beoordelen aan de hand van de keurmerken

"Cliënten kwaliteitskeurmerk reïntegratie" en het keurmerk van de branche-organisatie reïntegratiebedrijven "Borea keurmerk". Breng uw eigen ideeën en wensen over de reïntegra-tie naar voren in de gesprekken met het reïntegrareïntegra-tiebedrijf.

Wanneer u nog werk heeft, maar vanwege uw arbeidsongeschiktheid niet meer aan de slag kunt, kunt u uw eigen reïntegratie regelen. U kunt bij het UWV een subsidie van € 3.360,-krijgen voor een reïntegratietraject van maximaal een jaar. U kunt met dit geld een eigen reïntegratiebedrijf kiezen en bijvoorbeeld een opleiding financieren. Vereist is wel dat u (samen met het reïntegratiebedrijf) een plan schrijft voor uw reïntegratie.

Vanaf 14 juli 2004 kunnen gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers met een uitkering ook zelf een reïntegratiebedrijf uitzoeken. Als u een alleen een WW-uitkering heeft, kan dit pas na zes maanden WW-uitkering.

Wanneer u zelf uw reïntegratie wilt regelen, kunt u met het reïntegratiebedrijf zelf een trajectplan maken voor de reïntegratie. U kunt UWV verzoeken de kosten voor het reïntegra-tietraject, inclusief de kosten van het reïntegratiebedrijf, te vergoeden. Het totale traject duurt maximaal twee jaar en bedraagt niet meer dan € 5000,-. Daarvoor dient u wel een individuele reïntegratieovereenkomst (IRO) aan te vragen bij het UWV. Bij de aanvraag moet u in ieder geval ook uw trajectplan indienen. Een IRO kan handig zijn wanneer u zelf duide-lijk een reïntegratieplan voor ogen heeft, en een reïntegratiebedrijf weet die dit plan met u wil uitvoeren. Of wanneer u behoefte heeft aan specifieke deskundigheid die de reïntegra-tiebedrijven via UWV niet kunnen bieden. Informeer bij UWV naar de voorwaarden bij een IRO.

2.2.2 Scholing en opleiding via UWV

Wilt u een opleiding of scholing volgen om uw kansen op het vinden van nieuw werk te vergroten, dan dient u toestemming te vragen aan UWV. Als u de toestemming krijgt, be-houdt tijdens de periode van scholing uw WAO/WIA-uitkering. UWV mag de hoogte van deze uitkering niet herzien op het moment dat u meer kans heeft op werk.

Voor mensen die arbeidsongeschikt zijn en na de eenmalige herbeoordeling geheel of gedeel-telijk in de WW terechtkomen, gelden in dit kader een aantal aanvullende regels. Duurt de scholing langer dan de periode van uw WW-uitkering, dan heeft u tot het einde van uw scholing recht op een WW-uitkering. Voorwaarde voor een verlengde uitkering is wel dat u al aan uw opleiding bent begonnen voordat uw gewone WW-uitkering is verstreken. Bovendien moet uw scholing opgenomen zijn in uw reïntegratieplan. Deze regeling geldt sinds 1 januari 2005, en duurt tot alle personen die daarvoor in aanmerking komen zijn herbeoordeeld en hun scholing hebben afgerond.

Het UWV kan een reïntegratietraject inzetten via een reïntegratiebedrijf. Onderdeel van dat traject kan scholing zijn. UWV subsidieert daarnaast een aantal scholingsinstituten, zoals Werkenrode, Sonneheerdt, Hoensbroek, EEGA en Heliomare. Meer informatie over de voor-waarden is beschikbaar bij UWV. Zie ook hoofdstuk 8 van dit deel 2.

2.2.3 Proefplaatsing

Als een werkgever eraan twijfelt of u wel geschikt bent voor de functie, kan worden besloten om u op proef in dienst te nemen. Zo'n proefplaatsing kan maximaal drie maanden duren.

Gedurende deze periode werkt u met behoud van uitkering. U ontvangt dus geen loon. De werkgever moet in principe bereid zijn u na de proefperiode een dienstverband van minimaal zes maanden aan te bieden, op eenzelfde arbeidsplaats als tijdens de proefplaatsing. Een garantie daarvoor wordt echter niet gegeven. Tijdens de proefplaatsing mag u niet hetzelfde werk gaan doen als u voorheen ook deed.

U kunt van een proefplaatsing gebruik maken wanneer u een WAZ-, WAO-, WIA, -of Wajong-uitkering heeft of, sinds de WIA, op individuele basis als ‘structureel functioneel beperkt’

bent aangemerkt. Ook werkloze werknemers die al zes maanden werkloos zijn, kunnen eveneens maximaal drie maanden zonder loon werken in een bedrijf. Dit heeft geen conse-quenties voor de uitkering. Tijdens deze ‘proeftijd’ zijn zij vrijgesteld van de

sollicitatieplicht.

Een proefplaatsing kan door de (nieuwe) werkgever worden aangevraagd bij UWV. Twee weken voor het einde van de proefperiode bespreekt UWV met uw werkgever de gang van zaken na de proefplaatsing.

2.2.4 Werknemersvoorzieningen

Om weer te kunnen werken, kan het nodig zijn dat uw toekomstige werkplek wordt aange-past aan uw handicap of ziekte of dat er bepaalde werkvoorzieningen getroffen worden. Uw nieuwe werkgever kan voor de kosten van aanpassingen en voorzieningen een subsidie aan-vragen bij UWV. Hij kan dit financieren door gebruik te maken van de premiekorting en/of de meerkostensubsidie. Als UWV oordeelt dat de kosten tot de normale bedrijfsvoering behoren, zal geen meerkostensubsidie worden toegekend.

Als werknemer heeft u echter zelf ook recht op bepaalde voorzieningen die u kunt aanvragen bij UWV. Het gaat dan om:

• vervoersvoorzieningen die nodig zijn om de werkplek te bereiken (bijvoorbeeld een aangepaste auto of rolstoeltaxivervoer);

• noodzakelijke persoonlijke ondersteuning op de werkplek door een jobcoach;

• communicatievoorzieningen voor doven, blinden en mensen met een motorische handi-cap;

• meeneembare voorzieningen, die afgestemd zijn op de individuele werknemer, en eventueel meegenomen kunnen worden naar een andere werkgever.

U dient deze voorzieningen zelf aan te vragen bij UWV. UWV neemt binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag een beslissing.

WELK BEDRAG KAN WORDEN AANGEVRAAGD?

Voor voorzieningen geldt een ondergrens van ongeveer € 108,-. Aanvragen die onder dat bedrag liggen, worden niet in behandeling genomen.

Wanneer het gaat om een meeneembare voorziening geldt het volgende:

• voorzieningen die een lage geldelijke waarde hebben worden als regel in eigendom verstrekt, u mag deze dus behouden;

• voorzieningen met een waarde vanaf € 2.269,- worden over het algemeen in bruikleen verstrekt. Als u het werk, waarvoor u de voorziening nodig had, beëindigt moet u de voorziening weer teruggeven aan UWV. Kan het niet meer door een ander persoon ge-bruikt worden, dan bestaat de mogelijkheid deze voorziening te kopen tegen 90% van de waarde.

Voorbeelden van meeneembare voorzieningen: brailleapparatuur, speciale werktafels, werkrolstoelen, apparatuur voor doven/slechthorenden (zoals een teksttelefoon).

JOBCOACH

Wanneer u als WAJONG’er vanwege ziekte of handicap begeleiding nodig heeft op uw nieuwe werkplek, kunt u door het UWV een jobcoach toegewezen krijgen. De jobcoach helpt met een trainings- of inwerkprogramma en individuele begeleiding op de werkplek. Als u zonder de ondersteuning van een jobcoach niet in staat bent uw werkzaamheden te verrichten, kunt u een vergoeding krijgen voor de coach. De hoogte van deze vergoeding is afhankelijk van de begeleiding.

Ondersteuning door de jobcoach kunt u samen met een jobcoachorganisatie aanvragen bij het UWV. Elk half jaar beoordeelt UWV op basis van een voortgangsrapportage van de job-coachorganisatie of de ondersteuning nog noodzakelijk is. Zie over de job coach ook paragraaf 2.8.2.

2.2.5 Handhaving uitkeringsrechten bij twijfel over duurzaamheid

werkhervatting

Soms is onduidelijk of men het werk wel kan volhouden. Twijfel aan duurzaamheid van

De regeling houdt in dat u tot een nader te bepalen datum niet wordt herbeoordeeld. Uw uitkeringspercentage blijft op papier hetzelfde als vóór uw werkhervatting. Uw uitkering wordt wel verrekend met uw loon. Blijkt binnen de afgesproken periode dat u het werk inderdaad niet aankunt, dan wordt uw oude uitkering weer uitbetaald. De regeling geldt tot maximaal drie jaar na uw eerste werkdag (maar kan bijvoorbeeld ook voor een kortere periode worden afgesproken). Voor mensen met een Wajong-uitkering kan deze regeling voor maximaal vijf jaar worden toegepast. Zodra duidelijk is dat u uw nieuwe werk blijvend kunt doen, stopt de regeling en wordt u herbeoordeeld. Vanaf dat moment bouwt u nieuwe uitkeringsrechten op.

Wanneer u op grond van de WIA een IVA-uitkering krijgt omdat u volledig en duurzaam arbeidsongeschikt bent, is een andere regel van toepassing. Alles wat u in dat geval extra bijverdient, wordt voor 70% gekort op uw uitkering. Als u meer verdient dan uw restverdien-capaciteit, maar er is twijfel aan de duurzaamheid van uw nieuwe inkomen, dan zal het UWV uw restverdiencapaciteit niet wijzigen. Als u echter twaalf maanden lang meer dan 20% van uw maatmaninkomen (uw ‘oude’ inkomen) verdient, dan zal het UWV onderzoeken of u nog voor een IVA-uitkering in aanmerking komt (art. 52 WIA).

Wanneer u op grond van de WIA een uitkering krijgt, gelden andere regels. De WGA-loongerelateerde uitkering bedraagt: 70% x ("oude" maandloon minus verdiende maandloon).

De uitkeringshoogte van de loongerelateerde WGA-uitkering is dus afgestemd op uw nieuwe inkomen.

Wanneer de periode voor de loongerelateerde WGA-uitkering is verstreken, of als u niet aan de eisen daarvoor voldeed, ontvangt u een loonaanvullings- of vervolguitkering. U heeft recht op de loonaanvullingsuitkering wanneer u erin slaagt meer dan 50% van uw resterende ver-diencapaciteit te verdienen. Deze uitkering bedraagt 70% x ("oude" maandloon minus verdiende maandloon). Deze loonaanvullingsuitkering komt bovenop uw verdiende loon, waardoor het dus loont te werken. Indien u er niet in slaagt 50% van uw resterende verdien-capaciteit te verdienen, heeft u recht op een vervolguitkering. Deze uitkering is afhankelijk van uw arbeidsongeschiktheidspercentage: een bepaald percentage (28, 35, 42, 50.75 of 70%) x het minimumloon. De hoogte van de vervolguitkering is dus niet afhankelijk van uw nieuwe inkomen.

)

Uw werkgever vraagt toepassing van artikel 44 WAO of 58 WAZ, 50 WAJONG aan bij UWV. Om uw werkgever over de streep te trekken, kan UWV de regeling zelf ook aanbieden aan uw werkgever. Uiteraard kunt u de regeling zelf ook aankaarten bij UWV en/of werkgever. Gaat u aan het werk onder toepassing van artikel 44 WAO of 58 WAZ, 50 WAJONG vergeet u dan niet dit schriftelijk vast te laten leggen.

)

Artikel 44 WAO of 58 WAZ en 50 WAJONG kunnen ook toegepast worden in het geval u een scholing of opleiding volgt die door UWV goedgekeurd is.

)

Voor werknemers in de sociale werkvoorziening (WSW) kunnen deze artikelen toegepast worden voor de duur van de aanstelling bij het werkvoorzieningschap. Deze duur kan dus in dit geval de maximale termijn van drie jaar overschrijden.

2.2.6 Loon- en inkomenssuppletie

Als u als arbeidsongeschikte weer aan het werk gaat, maar tegen een lager loon dan u op basis van de functieduiding volgens het CBBS geacht wordt te kunnen verdienen, dan kan dit negatieve inkomensgevolgen voor u hebben. Uw WAO-uitkering wordt namelijk niet aange-past aan uw daadwerkelijke verdiensten als deze lager zijn dan wat u geacht wordt te kunnen verdienen. Hetzelfde geldt voor WAZ- en Wajong-gerechtigden. Om de negatieve inkomensgevolgen enigszins te verzachten regelt de wet REA dat in een dergelijke situatie aanspraak gemaakt kan worden op een tijdelijke aanvulling op het loon van de werknemer, dan wel het inkomen van de zelfstandige (artikel 32 REA). Als u een WIA-uitkering heeft krijgt u geen loon- en inkomenssuppletie.

Om in aanmerking te komen voor loonsuppletie moet sprake zijn van een dienstbetrekking voor onbepaalde tijd of minimaal zes maanden. De aanvulling op het loon heet voor mensen die in loondienst werken 'loonsuppletie' en voor zelfstandigen 'inkomenssuppletie'. De loon- of inkomenssuppletie wordt maximaal vier jaar verstrekt, de hoogte ervan wordt in die vier jaar afgebouwd.

De hoogte van de loonsuppletie is gebaseerd op het verschil tussen uw huidige arbeidsonge-schiktheidsuitkering, gebaseerd op het geschatte loon, en de arbeidsongeschiktheidsuitkering die u zou krijgen wanneer van het loon dat u daadwerkelijk verdient zou worden uitgegaan.

In schema:

De arbeidsongeschiktheidsuitkering gebaseerd op daadwerkelijke loon - huidige arbeidsonge-schiktheidsuitkering = loon- of inkomenssuppletie. Gedurende het eerste jaar wordt dit verschil 100% uitbetaald. Gedurende het tweede, derde en vierde jaar wordt resp. 75%, 50%

en 25% van dit verschil uitbetaald. Aan de aanvulling zit een maximum van 20% van de rest-verdiencapaciteit.

De arbeidsongeschiktheidsuitkering, gebaseerd op het loon dat u daadwerkelijk verdient, wordt als volgt berekend.

maatmanloon – feitelijk loon

x 100% = arbeidsongeschiktheidspercentage maatmanloon

Het arbeidsongeschiktheidspercentage is gekoppeld aan een uitkeringspercentage. Het uitkeringspercentage x het dagloon levert de arbeidsongeschiktheidsuitkering gebaseerd op het daadwerkelijk verdiend loon op.

De inkomenssuppletie voor zelfstandigen is gebaseerd op het verschil tussen de hogere WAZ-uitkering die u zou krijgen als uw daadwerkelijke verdiensten maatstaf geweest zouden zijn voor de vaststelling van de hoogte van uw WAZ-uitkering, en de lagere WAZ-uitkering waar u nu recht op heeft. (Let op: vanaf 1 juli 2004 worden er geen nieuwe WAZ-uitkeringen meer toegekend.)

Rekenvoorbeeld

De heer Van der Hek die arbeidsongeschikt is geworden voor zijn eigen werk, kan volgens UWV nog

€ 75,- per dag verdienen. Het maatmanloon van de heer Van der Hek is € 100,- en op basis van deze twee gegevens wordt Van der Hek ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 25-35%. Op basis van deze arbeidsongeschiktheidsklasse ontvangt de heer Van der Hek een uitkering van 21% van zijn WAO-dagloon. Voor het gemak stellen we even dat het dagloon gelijk is aan het maatmanloon, dus ontvangt de heer Van der Hek 21% x € 100,- = € 21,- per dag.

De heer Van der Hek krijgt een baan aangeboden waarin hij € 50,- per dag kan verdienen. Zou hij opnieuw worden beoordeeld aan de hand van deze daadwerkelijke verdiensten dan zou hij in de arbeidsongeschiktheidsklasse 45-55% vallen en zou hij een uitkering krijgen van 35% van zijn WAO-dagloon. In plaats van € 21,- uitkering zou hij dan € 35,- uitkering ontvangen. Om dit verschil te overbruggen, krijgt de heer Van der Hek:

gedurende het eerste jaar een aanvulling van € 14,- per dag (100% van 35-21);

gedurende het tweede jaar aanvulling van € 10,50 per dag (75% van 35-21);

gedurende het derde jaar aanvulling van € 7,- per dag (50% van 35-21);

gedurende het vierde jaar aanvulling van € 5,25 per dag (25% van 35-21).

)

De loonsuppletie vraagt u aan bij UWV tot uiterlijk twee maanden na aanvang van de dienstbetrekking.

)

De loon- en inkomenssuppletie kan worden toegepast naast andere reïntegratie-instrumenten.

2.2.7 Garantieregeling voor oudere arbeidsongeschikten

Voor oudere arbeidsongeschikten bestaan er zogenaamde garantieregelingen. Deze garantie-regelingen zijn vastgelegd in artikel 61 WAO en in het Besluit dagloonregels

werknemersverzekeringen. De garantieregeling is van toepassing als u werk in loondienst gaat verrichten op of na de dag dat u 45 jaar werd, waardoor uw arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt beëindigd of verlaagd. De regeling garandeert een bescherming van uw oude WAO of WIA-dagloon in het geval dat u binnen vijf jaar na uw eerste werkdag weer arbeidsongeschikt wordt. Heeft u binnen die periode weer recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, dan wordt uw WAO of WIA-dagloon nooit lager vastgesteld dan het dagloon van uw laatst ontvan-gen loondervings- of vervolguitkering.

Ook voor werknemers ouder dan 55 jaar bestaat er een specifieke garantieregeling. Kunt u aantonen dat uw loon is verlaagd op of nadat u 55 jaar bent geworden en raakt u vervolgens arbeidsongeschikt? Ook dan wordt uw WIA/WAO-uitkering gebaseerd op uw ‘oude’ ofwel vroegere dagloon. Hier geldt wel een maximum van 90% van uw laatstverdiende dagloon.

)

Mocht uw nieuwe dagloon hoger zijn dan uw oude, dan is een nieuwe vaststelling van uw dagloon uiteraard gunstiger en wordt dat gedaan.

2.2.8 Premiekorting en meerkostensubsidie voor werkgever

Als een werkgever een arbeidsgehandicapte werknemer in dienst neemt, heeft deze recht op een premiekorting op de af te dragen premies WW en WIA/WAO voor deze werknemer. Deze kortingen bedragen in totaal maximaal € 2.042,- per jaar. De werkgever heeft gedurende drie jaar recht op deze premiekorting, mits de werknemer ook drie jaar in dienst blijft. Treedt de werknemer eerder uit dienst, dan stopt vanzelfsprekend ook het recht op de premiekorting.

De regeling is per 1 januari 2002 ingevoerd. Voor die tijd hadden werkgevers recht op een standaard plaatsingsbudget, wanneer zij een arbeidsgehandicapte werknemer in dienst namen.

Als de werkgever kan aantonen dat hij of zij meer kosten maakt dan de premiekorting ople-vert, dan kan hij tegelijkertijd met de aanvraag voor een premiekorting ook een aanvraag indienen voor de vergoeding van de meerkosten van de getroffen voorziening. Het moet daarbij wel gaan om een dienstbetrekking met een minimale duur van zes maanden. Het aanvragen van een meerkostensubsidie kan in sommige gevallen ook achteraf.

Het gaat hier om kosten die verband houden met scholing, training, noodzakelijke aanpassin-gen voor de samenstelling van de arbeid, de inrichting van de werplek, de productie en

Het gaat hier om kosten die verband houden met scholing, training, noodzakelijke aanpassin-gen voor de samenstelling van de arbeid, de inrichting van de werplek, de productie en