• No results found

Niet-agrarische vervolgfuncties bij voormalige agrarische bedrij- bedrij-ven

In document moerdijk buitengebied (pagina 110-113)

4. Afweging sectorale wensbeelden en gebiedsvisie 79

4.4. Gebiedsvisie 1. Inleiding

5.2.5. Niet-agrarische vervolgfuncties bij voormalige agrarische bedrij- bedrij-ven

Inleiding

Gezien de te verwachten ontwikkelingen in de agrarische sector, is het waarschijnlijk dat in de loop van de planperiode een aantal agrarische bedrijven wordt beëindigd. De vrijkomende pan-den in het plangebied zijn onder andere gewild voor bewoning (woonboerderijen) en niet-agrari-sche bedrijfsactiviteiten. Deze aantrekkingskracht heeft verschillende oorzaken:

- goedkope vestigingslocatie (vergeleken met bedrijventerreinen);

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg 264.10404.00

- ligging in de directe nabijheid van rijkswegen en stedelijke agglomeraties (Rotterdam, Breda, Roosendaal);

- situering in een landschappelijke en cultuurhistorisch interessante omgeving met de moge-lijkheid van landelijk wonen;

- meer ruimte ("vrijheid") en minder milieubelemmeringen dan in stedelijke gebieden.

Gevolg is dat − wanneer adequaat beleid ter zake ontbreekt − veel functies die niet in het plan-gebied thuishoren, zich hier toch vestigen. Deze functies kunnen leiden tot de aantasting van de agrarische, landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden van het plangebied. Ook kan er sprake zijn van het aantrekken van veel verkeer over wegen die daarvoor niet geschikt zijn en van parkeer- en milieuproblemen.

Rijk en provincie voeren een terughoudend beleid ten aanzien van functies die niet gebonden zijn aan het buitengebied.

Toelaatbaarheid vervolgfuncties

Teneinde enerzijds ongewenste ontwikkelingen te voorkomen en anderzijds tegemoet te komen aan de behoefte om passende vervolgfuncties mogelijk te maken, zijn in het bestemmingsplan mogelijkheden opgenomen voor niet-agrarische vervolgfuncties na beëindiging van agrarische bedrijven. Tabel 5.5 geeft aan welke mogelijkheden in welke zone toelaatbaar worden geacht.

Deze vervolgfuncties zijn alleen mogelijk als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

- het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is aantoonbaar niet mogelijk;

- volledige sanering van de agrarische bedrijfsgebouwen kan in redelijkheid niet worden ver-langd;

- vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

- bestaande landschappelijke en natuurwaarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;

- er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeers-aantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gele-gen.

De toelaatbaarheid van opslag (in de bestaande bebouwing) is afhankelijk van de ontsluiting ter plaatse. In de voorschriften is aangegeven welke wegen als goed en welke wegen als ma-tig/slecht ontsloten zijn gekwalificeerd (zie themakaart ontsluiting).

Nadere uitwerking 109

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg 264.10404.00

Tabel 5.5 Vervolgfuncties bij agrarische bedrijven

zone ALO zone AG zone

agrarisch handels- en exportbedrijf in categorie 1 of 2 van de

Staat van Bedrijfsactiviteiten - - - - n.v.t.

agrarisch hulp- en nevenbedrijf - - - - n.v.t.

kenniscentrum, laboratorium - - - - n.v.t.

opslag en stalling van agrarische producten, goederen,

werktui-gen of materialen in de bestaande bebouwing1) W W - W n.v.t.

verkoop aan huis van streekeigen producten - - - - n.v.t.

agrarische loonbedrijven in categorie 1, 2 of 3 van de Staat van

Bedrijfsactiviteiten2) W W - - n.v.t.

veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden,

foerage-handel, paardenhandel W W - - n.v.t.

veearts W W - W n.v.t.

hoefsmederij W W - W n.v.t.

ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten

(kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) W W - W n.v.t.

niet-agrarische bedrijfsactiviteiten:

hoveniersbedrijf W W - - n.v.t.

tuincentrum W - - - n.v.t.

opslag en stalling van niet-agrarische producten, goederen, werktuigen of materialen (bijv. boten, caravans) in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bestaande bebouwing

W W - W n.v.t.

overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van

Be-drijfsactiviteiten W - - - n.v.t.

recreatieve functies:

kinderboerderij W - - - n.v.t.

paardenstalling/pensionstalling W W - W n.v.t.

manege/rijschool W - - - n.v.t.

kano-, roeiboot- of fietsenverhuur W W - W n.v.t.

kleinschalige horecagelegenheid (waaronder theetuin) - - - - n.v.t.

bed and breakfast - - - - n.v.t.

overige horeca - - - - n.v.t.

kampeerboerderij - - - - n.v.t.

kleinschalig kamperen - - - - n.v.t.

overige dienstverlening:

sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang,

zorgboerde-rij) W - - - n.v.t.

museum/tentoonstellingsruimte - - - - n.v.t.

niet-agrarisch verwante detailhandel (bijv. kunst- en antiekhandel) - - - - n.v.t.

dierenpension, hondenfokkerij W/-3) W/-3) - - n.v.t.

1) Voorzover dit meer is dan de reguliere opslag van producten ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering.

2) Categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten laten een maximaal bedrijfsoppervlak van 500 m² voor loonbedrijven toe.

Dit is onvoldoende voor een loonbedrijf als hoofdfunctie. Door (via vrijstelling) ook loonbedrijven uit categorie 3 toe te laten is een groter oppervlak van toepassing.

3) Indien gelegen in het stiltegebied niet toelaatbaar.

- Niet toelaatbaar.

W Na planwijziging toelaatbaar (onder voorwaarden).

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg 264.10404.00

Bouwmogelijkheden vervolgfuncties

Niet-agrarische vervolgfuncties dienen gevestigd te worden binnen de bouwstede/het bouwvlak in de bestaande bedrijfsgebouwen. Bij omschakeling naar een vervolgfunctie wordt de bouwste-de altijd vervangen door een bouwvlak. Maximaal 1.000 m² aan bedrijfsgebouwen mag worbouwste-den hergebruikt. Een uitzondering hierop geldt voor agrarische loonbedrijven, waar een maximaal oppervlak aan bedrijfsgebouwen van 1.250 m² mag worden hergebruikt.

De vervolgfuncties dienen voorzover relevant binnen een goede landschappelijke inpassing plaats te vinden.

Nieuwbouw ten behoeve van de in tabel 5.5 genoemde functies is in beginsel niet aan de orde.

Ingeval van planwijziging ten behoeve van niet-agrarische bedrijven geldt in afwijking hiervan de mogelijkheid voor nieuwbouw in ruil voor sanering.

Indien de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen in een bouwvallige staat verkeren of indien hiervan geen zinvol ander gebruik meer kan worden gemaakt, kan worden besloten tot sanering van de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. De sanering dient op zodanige wijze plaats te vinden dat een aanzienlijke kwaliteitsverbetering wordt bereikt. In dat geval mag de oppervlakte van de nieuw op te richten bedrijfsbebouwing maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken.

Voor de saneringsregeling ten behoeve van extra woonmogelijkheden wordt verwezen naar pa-ragraaf 5.7.5.

Hobbyboer

Na het beëindigen van het agrarisch bedrijf blijft de voormalige ondernemer vaak op de boerde-rij wonen, waarbij hobbymatig nog wat agrarische activiteiten (bijvoorbeeld het houden van die-ren) worden uitgevoerd. Bovendien combineert een toenemend aantal niet-agrariërs het "buiten wonen" met het houden van paarden of ander vee voor hobbydoeleinden. Mede om die reden betrekken zij veelal vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen. Deze ontwikkeling leidt tot kan-sen voor het noodzakelijke beheer van het agrarisch gebied omdat "hobbyboeren" hun gronden veelal extensief beheren.

Bij vrijkomende agrarische bebouwing zijn hobbymatige agrarische activiteiten te prefereren bo-ven veel andere vormen van gebruik. Om die reden wordt de hobbymatige landbouw niet uitge-sloten. Hobbyboeren worden echter niet gelijkgesteld met agrarische bedrijven. Zij krijgen een woonbestemming en zullen gebruik moeten maken van de daarbijbehorende bouwmogelijkhe-den. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 5.7. Het creëren van nieuwe bouwvlakken voor hobbymatige agrarische activiteiten is niet aan de orde.

Ingeval van het houden van paarden kan behoefte zijn aan de realisatie van paardenbakken.

Met betrekking tot paardenbakken wordt verwezen naar paragraaf 5.5.2.

In document moerdijk buitengebied (pagina 110-113)