• No results found

Natuur en landschap

In document moerdijk buitengebied (pagina 113-118)

4. Afweging sectorale wensbeelden en gebiedsvisie 79

5.3. Natuur en landschap

5.3.1. Bestaande natuurgebieden

Op perceelsniveau zijn de aanwezige natuur- en bosgebieden en het reservaatgebied, waarvan de gronden in bezit zijn bij een natuurbeherende instantie, voorzien van de bestemming Na-tuurdoeleinden.

5.3.2. Nieuwe natuur

Beheersgebied

De beheergebieden zijn en blijven in agrarisch gebruik (grondgebonden veehouderij). Hier kan op vrijwillige basis door het afsluiten van beheersovereenkomsten worden bijgedragen aan het realiseren van natuurwaarden. Omdat het hoofdgebruik van de beheersgebieden agrarisch blijft, vallen deze gronden niet binnen de zone NLR, maar binnen de zones ALO en ARWN.

Ecologische verbindingszones

In het plan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de realisatie van ecologische verbin-dingszones. Hieraan kan toepassing worden gegeven indien de betreffende gronden voor ge-noemde doeleinden (op vrijwillige basis) zijn verworven.

Nadere uitwerking 111

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg 264.10404.00

De ecologische verbindingszones dienen een doorgaande verbinding tot stand te brengen in de vorm van bijvoorbeeld natuurlijke oeverzones, houtsingels en bosjes. De aanleg van deze ge-noemde elementen ten behoeve van ecologische verbindingen zal uitsluitend plaatsvinden op vrijwillige basis, in overleg met de betreffende grondeigenaren.

De wijzigingsbevoegdheid strekt zich uit over een breedte van 25 m ter weerszijden van de op de kaart aangegeven aanduiding. Gegeven de aard van de te nemen maatregelen en de kop-peling van ecologische verbindingszones aan aanwezige waterbegingen, wordt geoordeeld dat binnen deze zone voldoende ruimtelijke mogelijkheden aanwezig zijn om een robuuste ecologi-sche verbinding te realiseren. Dat kan zowel in de vorm van aaneengesloten zones als van zo-genaamde "stepping stones", die tezamen een kralenketting van natuurelementen vormen. Een uitzondering op de genoemde breedte vormt de Mark-Dintelzone. De wijzigingsbevoegdheid voor realisatie van ecologische verbindingszones geldt voor het gehele ARWN-gebied.

Binnen de gebieden met een wijzigingsbevoegdheid voor een ecologische verbindingszone worden geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten die het functioneren van de ecologische verbin-dingszone kunnen belemmeren. Nieuwvestiging van agrarische bedrijven is hier niet toege-staan. Overschrijding van bouwvlakken/vergroting van bouwsteden en de bouw van schuilgele-genheden voor vee zijn hier evenmin toegestaan.

Nieuwe landschapselementen

In het hele plangebied kunnen, onder afweging van bepaalde voorwaarden, gebiedskenmer-kende landschapselementen worden aangelegd. Dit ten behoeve van biotoopverbetering en ontwikkeling of verbetering van de ecologische en landschappelijke hoofdstructuur.

Als nieuwe landschapselementen op gronden in particulier worden aangelegd, vindt er geen planwijziging plaats en zal er ook geen zwaarder planologisch regime gaan gelden ("nieuw groen is vrij groen"). Indien nieuwe landschapselementen worden gerealiseerd op gronden in eigendom van een (natuur)terreinbeherende instantie, kan wel een bestemmingswijziging plaatsvinden (bijvoorbeeld naar een bestemming "landschapselement").

Er is voor gekozen om de inventarisatiekaart bij het Landschapsbeleidsplan als nulsituatie voor nieuw groen te hanteren. Landschapselementen, aangelegd na 1 september 2001, worden der-halve als nieuw groen beschouwd.

Als het gaat om landschappelijke inpassing van bijvoorbeeld bebouwingselementen, gaat de gemeente in het algemeen uit van realisatie van groensingels van minimaal 10 m breed, die be-staan uit inheemse, streekeigen beplanting. Ook hiervoor geldt "nieuw groen is vrij groen".

Landgoederen en buitenplaatsen

De aanleg van nieuwe buitenplaatsen in Moerdijk is uitgesloten, omdat het provinciale beleid voorschrijft dat deze in een stedelijke omgeving dienen te worden gerealiseerd.

De gemeente kiest er vooralsnog voor om geen concrete zoeklocaties aan te wijzen voor de re-alisering van nieuwe landgoederen. Concrete aanvragen zullen aan het nieuwe provinciale be-leid, dat in ontwikkeling is, worden getoetst (maatwerk). Om de realisering van landgoederen mogelijk te maken, is in het bestemmingsplan wel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. In paragraag 5.7.5 wordt hier nader op ingegaan.

5.3.3. Aanlegvergunningen

Algemeen

Behoud en bescherming van waardevolle ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten is een belangrijk speerpunt in het ruimtelijk beleid van provincie en gemeente. In het streekplan is aangegeven welke gebieden en landschapselementen een specifieke bescher-ming behoeven. Voor het buitengebied van de gemeente Moerdijk betreft dit onder andere wei-devogelgebieden, stiltegebieden, kreekrestanten, historische groenstructuren en schootsvelden.

Daarnaast is in het streekplan aangegeven dat in bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden met het realiseren van de ecologische verbindingszones. Rondom verzuringsgevoe-lige natuurgebieden dient volgens het streekplan uitstoot van ammoniak door intensieve vee-houderijen te worden voorkomen.

Aan het behoud en de bescherming van de aanwezige en geprojecteerde ecologische, land-schappelijke en cultuurhistorische waarden wordt in dit bestemmingsplan op verschillende wijze inhoud gegeven.

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg 264.10404.00

Natuurgebieden die reeds bij natuurbeherende instanties in eigendom en beheer zijn, zijn voor Natuurdoeleinden (N) bestemd. In een aantal gevallen is agrarisch en/of recreatief medegebruik mogelijk.

Open water en watergangen die van betekenis zijn voor de waterhuishouding, maar daarnaast ook in landschappelijk, ecologisch en cultuurhistorisch opzicht waardevol zijn, zijn bestemd als Water (W).

In het plangebied is door de provincie een aantal verzuringsgevoelige natuurgebieden aange-wezen die bescherming behoeven tegen de uitstoot van ammoniak van intensieve veehouderij-bedrijven. Het gemeentelijk beleid is erop gericht om in de toekomst intensieve veehouderij al-leen mogelijk te maken op zogenaamde duurzame projectlocaties. In geval van concrete aan-vragen hiertoe zal in het kader van een planherziening verkend worden waar mogelijkheden aanwezig zijn. Daarbij wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van de verzuringsgevoe-lige gebieden. Ook intensieve veehouderij als nieuwe neventak is alleen mogelijk in het kader van een planherziening. Bestaande intensieve veehouderijbedrijven zijn als zodanig bestemd.

Landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden die samenvallen met gronden die agrarisch of anderszins in gebruik zijn, worden beschermd door het opnemen van een toepas-selijk aanlegvergunningenstelsel (zie artikel 35). Om te voorkomen dat deze waarden worden aangetast door het uitvoeren van werken en werkzaamheden die samenhangen met het agra-risch of andere gebruik, is per te beschermen gebied en/of landschapselement bepaald dat met name genoemde werken en werkzaamheden alleen mogen worden uitgevoerd als hiervoor een aanlegvergunning is verkregen.

Bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de beoogde ingreep worden de belangen die met de ingreep zijn gediend (veelal het agrarisch belang) en de aan de orde zijnde belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie onderling gewogen. Bezien wordt of de ingreep leidt tot onevenredige schade of dat door het stellen van nadere voorwaarden voorkomen kan worden dat schade wordt toegebracht. Ter zake kunnen burgemeester en wethouders zich zonodig la-ten adviseren.

Een aanlegvergunning is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking heb-ben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming. Dit bete-kent dat de reguliere agrarische bedrijfsvoering niet belemmerd wordt door het van toepassing zijnde aanlegvergunningenstelsel. Alleen voor met name genoemde werken en werkzaamhe-den die geen deel uitmaken van normaal beheer en onderhoud geldt het aanlegvergunningstel-sel.

Regeling

Het volgende aanlegvergunningenstelsel is in het bestemmingsplan opgenomen.

Nadere uitwerking 113

6. Graven van

watergan-gen/vijvers A A A A A A A A ja

7. Verwijderen opgaande beplanting, vellen/rooien houtopstanden

A ja A A nee A A A ja

8. Aanbrengen opgaande beplanting (geen

1) Tevens aanlegvergunningplichtig op niet in de tabel genoemde gronden binnen de zones ALO, AG en ARWN.

Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen:

- aanlegvergunning vereist: A;

- activiteit rechtstreeks toegestaan: ja;

- activiteit verboden: nee;

- activiteit niet van toepassing (reeds op basis van doeleindenomschrijving binnen bestem-ming verboden): n.v.t.

Een aanlegvergunningplicht of gebruiksverbod geldt niet voor activiteiten die plaatsvinden bin-nen bouwvlakken of binbin-nen een afstand van 100 m vanaf het hart van de op een bouwstede aanwezige gebouwen. Om de aanwezige natuurwaarden voldoende te beschermen is het stel-sel van aanlegvergunningen altijd van toepassing voor gronden met de bestemming Gebied met verweving van natuur-, recreatie- en landschapswaarden (NRL) en Gebied met verweving van landbouw, recreatie, water en natuur (ARWN). Om de mogelijk aanwezige archeologische waarden niet te vernietigen, is een aanlegvergunning verplicht gesteld voor werken of werk-zaamheden ter plaatse van gronden met de bestemming Archeologische waardevol gebied.

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg 264.10404.00

Op kaartblad 11 (Gebiedsbestemmingen) zijn gebiedsdelen aangegeven met specifieke kwets-baarheden, waarnaar in de tabel wordt verwezen.

Ter toelichting is nog het volgende van belang.

"Nieuw groen"

De gemeente wil het beginsel van "nieuw groen is vrij groen" (zie paragraaf 5.3.2) toepassen om te voorkomen dat hierop een onnodig zware planologische bescherming van toepassing wordt. Nieuw groen maakt daarom geen deel uit van het aanlegvergunningstelsel.

Water

Ingrepen die uitsluitend te maken hebben met waterhuishoudkundige aspecten zijn niet opge-nomen in het aanlegvergunningenstelsel. De regeling via de Keur voorziet hierin. Ingrepen die behalve waterhuishoudkundig ook ruimtelijk relevant zijn, omdat zij bijvoorbeeld landschappe-lijke waarden beïnvloeden, zijn wel in het aanlegvergunningenstelsel opgenomen.

Graven, dempen en verruimen van sloten

Het graven en dempen van sloten kan leiden tot onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische, natuurlijke of (bij het graven van sloten) van archeologi-sche waarden.

In de zone NRL is het beleid onder meer gericht op behoud en ontwikkeling van de natuur. Hier zijn geen (landbouwkundige) redenen aanwezig voor het graven of dempen van sloten. In de zone NRL is dit dan ook uitgesloten.

Buiten de zone NRL kunnen, naast agrarische belangen, ook andere belangen (natuur, land-schap, cultuurhistorie) spelen. Daarom is voor een aantal bijzondere gebieden een aanlegver-gunningvereiste opgenomen.

Overigens is bij ingrepen in de waterhuishouding, ongeacht het bestemmingsplanbeleid, altijd instemming van de waterbeheerder noodzakelijk.

Het dempen van sloten en kreken is op basis van de Keur van het waterschap in principe niet mogelijk.

De aanleg van dammen

Het aanleggen van dammen kan vanuit landbouwkundig oogpunt gewenst zijn, vanuit het oog-punt van duurzaam waterbeheer en natuurbehoud is dit echter mogelijk ongewenst. Om alle belangen die hierbij spelen af te kunnen wegen, is in een aantal gevallen een aanlegvergunning vereist. Voor de aanleg van dammen moet de waterbeheerder eveneens goedkeuring geven.

Aanleg van verhardingen

Om de grondgebonden landbouw optimale ontwikkelingsmogelijkheden te bieden, worden op dit punt zo min mogelijk beperkingen opgenomen. Uiteraard geldt wel dat de aanleg van ver-hardingen noodzakelijk moet zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. De aanleg van kavelpaden is zomin mogelijk aan banden gelegd. De aanleg van kavelpaden is kostbaar en agrariërs zullen derhalve niet meer paden aanleggen dan bedrijfseconomisch verantwoord is. Bovendien zijn kavelpaden uit een oogpunt van natuurbehoud wenselijk en − soms − zelfs noodzakelijk om "vertrappingschade" te voorkomen. Een minimale afstand van 2 m tot sloot-kanten is van belang om oevers met waardevolle vegetatie te beschermen.

5.3.4. Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en Flora- en faunawet

Vogelrichtlijn

De aanwijzing van het Hollandsch Diep als Vogelrichtlijngebied betekent dat een aantal hande-lingen, waarbij de (leefgebieden van) de kwalificerende vogelsoorten (zie paragraaf 3.5) nadelig wordt beïnvloedt, moet worden voorkomen. Dit heeft de volgende consequenties:

- uitsluiting van verstoring van de leefgebieden door een te grote recreatieve druk of andere verstorende activiteiten;

- handhaven en verbeteren van de huidige kwaliteit van de leefgebieden door het continue-ren van het huidig grondgebruik en het zeer terughoudend omgaan met uitbreiding van functies in de beschermingszone die niet aan de bescherming van de betreffende vogel-soorten bijdragen.

Nadere uitwerking 115

Adviesbureau RBOI

Rotterdam / Middelburg 264.10404.00

Naleving van de Vogelrichtlijn vergt maatwerk. Elke handeling die mogelijk kan leiden tot nade-liger leefomstandigheden voor de te beschermen vogelsoorten, zal moeten worden getoetst op het daadwerkelijke effect. In het kader van het toepassen van vrijstellings- en wijzigingsbe-voegdheden door burgemeester en wethouders, alsmede bij voorschriften met betrekking tot aanlegvergunningen die direct of via de externe werking betrekking hebben op het Vogelricht-lijngebied, zal deze toets moeten plaatsvinden.

Habitatrichtlijn

Het Volkerak is aangewezen als Habitatrichtlijn-gebied. Door deze aanwijzing is er sprake van een zogenaamde "externe werking". Dit betekent dat in de omgeving van het Volkerak geen ac-tiviteiten mogen plaatsvinden die de kwaliteiten van dit gebied doen afnemen.

In het bestemmingsplan worden deze activiteiten binnen de zone NRL dan ook uitgesloten.

Bij het toepassen van vrijstellings- of wijzigingsbevoegdheden of bij het aanvragen van aanleg-vergunningen, in zowel de zone NRL als in de zone ALO, zal telkens worden getoetst op de ef-fecten op het Habitatrichtlijn-gebied.

Flora- en faunawet

Het bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard. Er wordt bijvoorbeeld geen ruimte geboden voor grootschalige nieuwbouw of er vinden geen ingrijpende wijzigingen plaats van het agrarische grondgebruik. Een normaal agrarisch gebruik blijft mogelijk. De natuurwaarden die op dit moment aanwezig zijn, zijn voor een belangrijk deel gerelateerd aan het agrarisch gebruik van de grond. Formeel dient echter voor alle nieuwe (bouw)werkzaamheden (bijvoorbeeld sloot-demping, nieuwe agrarische bebouwing) vrijstelling te worden aangevraagd op grond van de Flora- en faunawet. Op welke soorten deze aanvraag betrekking heeft hangt af van de situatie ter plaatse en dient direct voorafgaand aan de ingreep te worden vastgesteld.

In document moerdijk buitengebied (pagina 113-118)