• No results found

Nationaal Front

In document 1939-1945 D E E L (pagina 41-46)

W ij willen over Nationaal Front als beweging kort zijn. De belangrijkste gegevens vermeldden wij trouwens al in ons vorige deel.

Am old Meyer bezat in de lente van '41 misschien twaalfduizend volge­ lingen, van wie vermoedehjk zeven-tiende woonachtig was in Limburg en Noord-Brabant. D e beweging hing als los zand aan elkaar, chronisch geldgebrek kon alleen opgeheven worden door Meyers bedelbezoeken aan rijke sympathisanten die hoofdzakelijk in katholieke zakenmilieus te vinden waren.

LENTE

' 4 1

ogen van zijn volgelingen maar ook in zijn eigen ogen was hij ‘de leider’ die, als het er op aankwam, uit eigen kracht en in eenzaamheid de koers diende te bepalen. Nationaal Front kende een ‘Politieke Raad’, maar dit adviserend college werd, na een aanlooptijd, in de hier behandelde periode door Meyer nauwelijks meer geraadpleegd. Dat hing, dunkt ons, niet alleen met Meyers zelfoverschatting samen maar ook met het feit dat hij eigenlijk niet wist wat hij zijn adviseurs te vertellen had; hij volgde een innerlijk tegenstrijdig beleid: overtuigd als hij was van Duitslands overwinning, zag hij de Duitsers als de vormgevers van het toekomstig Europa waarin ook hij een rol wilde spelen en trachtte hij dus bij hen in het gevlij te komen; ‘anderzijds had hij’, zo schreven wij in ons vorig deel, ‘een instinctieve afkeer van het Derde R ijk en brachten die afkeer plus de behoefte, zich duidelijk van de N S B te distantiëren, hem er toe, aansluiting te zoeken bij het anti-Duitse, ‘nationa­ listische’ element in de Nederlandse publieke opinie.’ Hij zwalkte dus en zij die zwalken, kunnen geen koers aangeven; soms weten zij niet eens uit welke hoek de wind waait. ‘W ij leefden als het ware in een luchtledig’, zei Meyer op 2 1 juni tegen de leden van zijn Politieke Raad die bijna drie maanden lang niets van hem gehoord hadden. ‘De aspecten wisselden met de dag en wat ik ’s morgens had kunnen vaststellen, was vaak in de namiddag reeds weer gewijzigd.’1 Meyer had, anders gezegd, in het jegens hem gevoer­ de beleid geen enkele lijn kunnen ontwaren; "s morgens’ had hij gemeend dat hij zich in de gunst der Duitsers ging verheugen en ‘in de namiddag’ kwam er weer een koude douche. Dat het één zowel als het ander een tactisch middel was om hem in het gewenste spoor te krijgen, was niet tot hem doorge­ drongen; wèl had hij meer en meer het onbehagehjke gevoel gekregen dat op de Duitsers geen staat te maken viel.

Begin februari '41 was Meyer het eindelijk weer toegestane verlof om op publieke vergaderingen te spreken kwijtgeraakt doordat hij tijdens een redevoering in Den Haag gerept had van de Ruyters tocht naar Chatham, daar ‘volkomen spontaan’ aan toevoegend: ‘W ie heeft ons dat tot heden nagedaan?’ - ‘Hitler niet!’ dachten zijn toehoorders en een minutenlang applaus was gevolgd. Meyer werd op het matje geroepen bij Schmidt als­ mede bij de Ahteilung Sicherheitsdienst van de staf van Harster, de Befehlshaber

der Sicherheitspolizei und des S D ; hij sprak daar met het afdelingshoofd,

Knolle. Jegens deze ontkende Meyer ‘zeer pertinent’ dat hij zich ‘anti-Duits’

1 Nationaal Front, Politieke Raad: Notulen, 21 juni 1941 (Rijksarchief Noord- Brabant, archief Arnold Meyer, 186). W ij geven in dit deel, zoals ook al in deel 4 het geval was, bij de stukken uit het persoonlijke archief van Meyer de voorlopige inventarisnummers weer die door het genoemde Rijksarchief aangebracht zijn.

A R N O L D MEYER

uitgelaten had en het gesprek kwam vervolgens op de N S B waar Knolle weinig en op de Unie waar hij niets mee op had. Meyer sprak a f dat hij Knolle voortaan wekelijks zou ontmoeten. Uit het gesprek met Schmidt concludeerde hij, ‘dat men ook aan Duitse zijde het hart niet meer zó sterk aan de N S B verpand h eeft. . . De Nederlandse Unie heeft afgedaan . . . zij wordt beschouwd als volkomen onbetekenend negativisme.’ 1 Rees zijn ster? Neen: op 12 maart repte Seyss-Inquart in zijn toespraak in het Amster­ damse Concertgebouw met geen woord van Nationaal Front. De zin:

‘mit uns oder gegen uns, ein Drittes gibt es nicht mehr’, liet overigens aan

duidelijkheid niets te wensen. Een dag later, op 13 maart dus, gaf de bezetter, ditmaal in de persoon van de Generalkommissar für Venvaltung und

Justiz, W immer, Meyer een stille wenk: in een gesprek met een vooraan­

staand lid van Nationaal Front zei Wimmer ‘tot driemaal toe’2 dat de bezetter ‘onmogelijk enig vertrouwen kon stellen in Mussert, echter wèl in de persoon van Arnold Meyer.’ ‘Gewenst werd echter’ , zo rapporteerde Meyer op 20 maart aan zijn Politieke Raad, ‘dat Nationaal Front zich duide­ lijker en openlijker uit zou spreken vóór het nationaal-socialisme, dat de volkse idee sterker zou worden benadrukt, dat de volksschool onvoorwaarde­ lijk zou worden aanvaard’ (afschaffing dus van het confessionele onderwijs) 'en dat de Groot-Nederlandse gedachte niet meer naar voren zou worden geschoven als politiek begrip.’ Meyer noemde dit alles heel aannemelijk, zelfs voor ‘de volksschool’ kon wel een formule gevonden worden die met de Duitse wensen rekening hield, maar zijn volgeling die met W immer gespro­ ken had, zette een domper op de feestvreugde door op te merken dat men aan Duitse kant ‘niet overtuigd was van de oprechtheid van de Leider in diens streven naar een hechte Duits-Nederlandse samenwerking. In dit opzicht had men wellicht nog meer vertrouwen in Linthorst Homan, alhoewel men het program en de doelstellingen van de Unie belachehjk noemde.’ Bedacht moest ook worden dat, aldus die volgeling, ‘de kwestie van de volksschool’ ‘een zaak (was) van to be or not to be’ - een zaak, anders gezegd, die niet zo een­ voudig met een formule opgelost kon worden.3

N og op diezelfde 20ste maart kwam weer een ander hooggeplaatst Nationaal Fronter, dr. J. B . van Heutsz, een acht-en-vijftigjarige arts, zoon van de vroegere gouverneur-generaal van Nederlands-Indië en een voorman van de pro-Duitse groep die zich in Nationaal Front was gaan aftekenen, een verleidelijk Duits aanbod overbrengen: Meyer zou zes weken naar

1 A.v., 6 maart 1941 (a.v.). 2 A. Meyer: Alles voor het vaderland (1946), p. 218. 3 Nationaal Front, Politieke Raad: Notulen, 20 maart 1941 (archief Amold Meyer, 186 en 1556).

LENTE

' 4 1

Duitsland mogen gaan, in die zes weken zou Nationaal Front door een ander lid geleid worden - een lid van de pro-Duitse groep. ‘Alle Duitse autoriteiten, incluis S S en Generalk. Schmit zouden dit wensen’, noteerde Meyer in zijn dagaantekeningen. ‘Keuze ofwel ten onder gaan ofwel de figuur worden . . . Finantiën etc. zou allemaal in orde komen.’1 De figuur worden! Meyer had er wel oren naar. Hij zette zijn contacten met de bezetter dus voort en richtte op 2 april een uitvoerige brief tot Schmidt. Daarin verklaarde hij zich in beginsel bereid, met de N S B samen te werken (maar dan moest het wel uit zijn met de polemieken tegen Nationaal Front in de NSB-pers en in het antisemietische weekblad De Misthoorn!); hij drong er op aan dat enkele le­ den van Nationaal Front belangrijke posities kregen in het overheidsapparaat en dat Nationaal Front weer openbare vergaderingen zou mogen houden; hij brak voorts opnieuw een lans voor ‘Dietsland’ en hij suggereerde tenslotte dat de bezetter de Nederlandse Unie zou ophefFen en maatregelen treffen opdat de leden van de Unie zich bij Nationaal Front zouden aansluiten.2

Schmidt liet Meyer bijna drie weken op antwoord wachten. Maandag­ ochtend 2 1 april ontving hij hem. Hij zei Meyer toen dat hij bereid was, aldus het Duitse verslag van deze bespreking3, ‘den Vorschlag Meyers,

einen Burgfrieden zwischen N S B und Nationaal Front zustande zu bringcn, zu unterstützen’ ; hatehjke kritiek in de NSB-pers kon gestopt worden, ook in De Misthoorn, die overigens, zei Schmidt, geen NSB-blad was, maar wel

‘noodzakelijk’ - aldus het Nederlandse verslag.4 Hoe ver zich die samen­ werking met de N SB zou ontwikkelen, diende men a f te wachten. Meyer voelde niets voor ‘fusie’ en een van Schmidts medewerkers merkte op dat de N S B niet eens voor ‘samenwerking’ zou voelen. Schmidt wuifde dat w e g : ‘Op den duur zou er toch samenwerking tussen de nationaal-socialistische groepen moeten komen en dan zou er zo nodig van zijn zijde dwang worden uitgeoefend. . . De N S N A P beschouwde hij in dit verband als van geen belang.’ O ok het probleem van ‘Dietsland’ zag Schmidt al heel eenvoudig: Hitler zou er wel voor zorgen, ‘dass auch im Westen Europas genügend Lebens-

raum für alle Germanen geschaffen werde. Darnit gehe die gross-dietsche Idee in eine höhere a u f - Meyer moest daar geen moeilijkheden over blijven maken.

Bovendien diende hij zich, zei Schmidt, duidelijker los te maken van de katholieke kerk. En wat nu zijn voorstel ten aanzien van de Nederlandse Unie betrof: hier voelde Schmidt niet voor; hij zou de Unie niet het plezier

1 A. M eyer: Dagaantekeningen, 20 maart 1941 (a.v., 1543). 2 Die beide laatste, even kwalijke als absurde suggesties zijn door Meyer in zijn memoires (Alles voor

het vaderland) zorgvuldig verzwegen. 3 Verslag, 25 april 1941 (GKzbV, HA Politischer Aufbau, 9 a). 1 Verslag, 21 april 1941 (archief Arnold Meyer, 65).

V E R D E E L D H E ID IN N A T IO N A A L FR O N T

doen, haar te verbieden, en bovendien: ‘het nut van de Unie achtte hij nog steeds dat zij grote groepen van illegale acties afhield.’ Meyers verzoek, Nationaal Fronters vooraanstaande posities te geven, had Seyss-Inquart in overweging genomen1, maar van openbare vergaderingen kon voorlopig geen sprake zijn. ‘ Schmidt erkldrte sich schliesslich damit einverstanden dass

Meyer eine Informationsreise durch Deutschland mache, wünschte aber, diese nicht langer ausgedehnt zu wissen als acht Tage.’

Het was een mager resultaat - en dat was niet de enige teleurstelling die Meyer op de 21ste april te verwerken kreeg. Hij had al enige tijd lang het vage gevoel dat vooraanstaande leden van zijn beweging die blijkbaar van mening waren dat hun carrière schade leed door zijn aarzelingen, achter zijn rug om contacten met de Duitsers onderhielden - op de avond van de 21ste ging hij, door een employé gewaarschuwd, het bureau van de directeur van de uitgeverij van Nationaal Front, G. J. Zwertbroek, doorzoeken; hij trof er brieven in aan waaruit hem bleek dat Zwertbroek samen met andere Nationaal Fronters in een nauwe relatie stond tot medewerkers van Schmidt. En hij, de Leider, wist daar niets van af! D e gehele pro-Duitse groep werd door hem geroyeerd, waarna Zwertbroek zich, vermoedelijk op advies van Schmidt, bij de N S N A P aansloot. Deze desertie nam Meyer als aanleiding om de staf te breken over het annexionistische streven van van Rappard en de zijnen. ‘De Nederlandse Nationalist’ zo schreef hij in het dagblad van Nationaal Front, het Nederlands Dagblad (een neveneditie van De Residentie­

bode), ‘kan slechts walging voelen bij het aanschouwen van dit krankzinnig

en tot mislukking gedoemd misdadig spel!’2 Dat kon Schmidt die de N S N A P protegeerde, niet op zich laten zitten: het Nederlands Dagblad werd op 27 mei voor de periode van een volle maand verboden. N o g zette Meyer zijn actie voort, waarbij hij op besloten vergaderingen bleef aandringen op aanvaarding van de Nieuwe Orde en zich in besprekingen, ook met Duit­ sers, opnieuw bereid verklaarde tot samenwerking met Mussert; onder­ schikking aan deze wees hij af. ‘Is het begrijpelijk’, schreef hij na de oorlog, ‘dat in de enkele ogenblikken dat ik geheel alleen was, ik wel eens zozeer walgde van al dat geïntrigeer, dat er soms een neiging in mij opkwam om de boel er bij neer te smijten? Maar dat mocht ik niet, want zulks zou juist in de kaart van de Duitsers spelen zijn. Het spel, al was het een onaangenaam spel, waarbij ik wist dat de tegenpartij vals speelde, moest ik verder spelen, in het belang van ons volk. Opgeven zou vrij baan betekenen voor de N SB.’3

1 Kort nadien werd een Nationaal Fronter tot burgemeester van Harderwijk benoemd; daar bleef het voorlopig bij. 2 Nederlands Dagblad, 20 mei 1941. 3 A. Meyer: Alles voor het vaderland, p. 230.

L E N T E ’

4

X

Volhouden dus (Duitsland zou immers de oorlog winnen) - èn volhouden met geforceerd optimisme. ‘Kameraden, hebt geduld en uithoudingsver­ mogen’ , betoogde Meyer op 2 1 juni tegen de leden van zijn Politieke Raad, ‘en laat u niet imponeren. W ij zullen winnen!’1

Absurde grootspraak was dat.

Enkele weken tevoren had een vooraanstaande fascist, drs. W . Haighton, de spijker op de kop geslagen toen hij er in de brief waarmee hij als lid van Nationaal Front bedankte, Meyer op wees dat deze bij zijn beleid ‘steeds op twee gedachten gehinkt (had), enerzijds wilde u de steun en de medewerking der bezettingsautoriteiten behouden’ (vandaar de pro-Duitse uitlatingen die voor de bezetter niet ver genoeg gingen) ‘en anderzijds wilde u . . . dingen naar de gunst der massa’ (vandaar de anti-Duitse die voor de massa niet fel genoeg waren). ‘Z o zakte u tussen twee stoelen. De anti-Duitse massa kreeg u niet mee, want die zat in de Unie en moest van u als antisemiet niets hebben, de gunst van de Duitse autoriteiten verspeelde u.’2

Met die analyse (en ze vergde waarlijk niet zoveel scherpzinnigheid) hield Meyer geen rekening: hij zette door - en stevende daarmee recht op zijn grootste politieke blunder af.

In document 1939-1945 D E E L (pagina 41-46)