• No results found

Het Duitse spel

In document 1939-1945 D E E L (pagina 38-41)

Voor wij het beleid gaan beschrijven dat in de periode tussen de Februari­ staking en de Duitse invasie van de Sowjet-Unie (22 juni '41) gevoerd werd door de leiding enerzijds van de N S B (op de zoveel kleinere Nationaal- Socialistische Nederlandse Arbeiderspartij, o f N SN A P , komen wij eerst later terug) en anderzijds van Nationaal Front en van de Nederlandse Unie, lijkt het ons wenselijk, te schetsen wat de bezetter met en via deze vier formaties wenste te bereiken. Spreken wij hier van ‘de bezetter’ , dan bedoe­ len wij in het bijzonder Reichskomtnissar Seyss-Inquart en zijn naaste mede­ werker voor Nederlandse binnenlandse politiek, Generalkommissar zur

besotideren Verwendung Schmidt. Rauter, Generalkommissar für das Sicher- heitswesen en Höherer S S - und Polizeifiihrer, speelde in deze periode op

politiek gebied een minder belangrijke rol maar vormde als vertegenwoor­ diger van Himmler toch wel een factor waarmee Seyss-Inquart rekening moest houden.

W ij gaan van Seyss-Inquarts politieke opdracht uit.

Die opdracht was, Nederland in nationaal-socialistische zin te hervormen en het daardoor rijp te maken voor de een o f andere vorm van nauwe aan­ sluiting bij o f opgaan in het Grossdeutsche Reich. Ten aanzien van de wense­ lijkheid van dat doel bestonden er tussen hem, Schmidt en Rauter geen meningsverschillen; gedrieën waren zij er bovendien van overtuigd dat Duitslands overwinning slechts een kwestie was van tijd: uiteindehjk zou Duitsland dus bepalen wat er in en met Nederland te geschieden stond. Meningsverschillen kwamen eerst naar voren als men zich rekenschap ging geven, hoe dat politieke doel bereikt moest worden. Op dat gebied was men het overigens aan Duitse kant weer eens ten aanzien van een belangrijk punt: de wenselijkheid om de organisatievormen die in het Nederlandse maat­ schappelijke leven een rol speelden (bij arbeiders, werkgevers, boeren, journalisten, kunstenaars, artsen, jongeren enz. enz.), een nationaal-socia- listische inhoud te geven; de gedachten liepen evenwel uiteen wanneer men voor de niet minder belangrijke vraag kwam te staan, welke Nederlandse politieke groepering de dragende kracht moest worden in deze gehele ontwikkeling.

SE Y S S -IN Q U A R T S O P ZE T

Schmidt, die in de N S D A P carrière gemaakt had, was een typische

Partei-man: in zijn visie moest er, liefst onder zijn leiding, een groepering

komen die met de Duitse Nazipartij te vergehjken was. Seyss-Inquart had daarentegen slechts zwakke bindingen met de N S D A P (hij had met die lieden al last genoeg gehad in Oostenrijk voor en na de Anschluss!) en Rauter was niet eens partijlid. Rauter zag mèt zijn idool, de Reichsfiihrer-SS Himmler, niet de tot Duitsland, althans tot Rijksduitsers beperkte N S D A P maar de zich ook tot niet-Duitsers richtende S S als het bindende element in het toekomstige Grossgermanische Reich waarin ook Nederland zou opgaan; hij had er dus geen behoefte aan, in Nederland een aparte nationaal-socialistische ‘partij’ te protegeren, laat staan de N S B die hem veel te eng, te ‘Nederlands’ dacht. Seyss-Inquart beschouwde de zaken ruimer: bij de nationaal-socialis- tische omvorming van Duitsland en Oostenrijk had de N S D A P een belang­ rijke rol gespeeld, en nu mocht het wel waar zijn dat de invloed van de SS als aparte formatie in Gross-Deutschland snel groeiende was (en niet tot Seyss-Inquarts ongenoegen: hij had zich in die formatie tot generaal,

SS-Obergruppenführer, laten benoemen), maar hij kon in de S S toch niet

meer zien dan een elite, een keurbende, die dan wel bij uitstek verknocht mocht zijn aan de nationaal-socialistische ideologie, doch zulks maakte het feit niet ongedaan dat die ideologie in de N S D A P haar breedste organisato­ rische neerslag had gevonden; een elite was wenselijk, maar een massa­ beweging essentieel: zonder zulk een beweging kwam, aldus Seyss-Inquart, elke elite in de lucht te hangen.

In de zomer van '40 was Seyss-Inquarts houding jegens de N S B er een geweest van grote gereserveerdheid, samenhangend met zijn constatering dat Mussert een politieke persoonlijkheid van de tweede, zo niet van de derde rang was. Seyss-Inquart had gehoopt dat de zes grote democratische politieke partijen (rooms-katholieken, anti-revolutionairen, christelijk- historischen, liberalen, vrijzinnig-democraten en sociaal-democraten) op grondslag van de aanvaarding van Duitslands bhjvende suprematie tot een vorm van onderlinge samenwerking, en samenwerking met hèm, zouden komen; zij hadden evenwel gemeenschappelijk geweigerd, zich op die basis weer in de volle openbaarheid te begeven. Die basis was wèl aanvaard door het Driemanschap van de Nederlandse Unie (Einthoven, Linthorst Homan, de Quay) maar in dezelfde weken waarin de Unie zich, in strijd met de bedoelingen althans van Homan en de Quay, tot een tegen de Duitsers gerichte beweging begon te ontwikkelen, had Seyss-Inquart zich, min o f meer tegen eigen beter inzicht in, door Himmler en Schmidt er toe laten torceren om goed te vinden dat Mussert een zekere voorkeurspositie zou krijgen: Mussert had begin september '40 Hitlers leiderschap erkend en was

L E N T E

' 4 1

later in die maand door de Führer ontvangen. De leider van de N S B had daar belangrijke concessies voor moeten doen: hij had goedgekeurd dat binnen de N S B een SS opgericht zou worden onder leiding van de door hem, Mussert, gewantrouwde Feldmeijer; hij had de niet minder, eerder nog méér gewantrouwde Rost van Tonningen tot tweede plaatsvervangend leider van de N S B benoemd; óók had hij zich bereid verklaard, het openlijk onderstrepen van het ‘Groot-Nederlandse’ , ‘Dietse’ ideaal (Hitler voelde er niets voor, Vlaanderen aan Nederland toe te voegen) na te laten alsmede de Joodse leden uit de N S B te royeren. De eerste aanstellingen van N S B ’ers op hoge posten in het overheidsapparaat waren een van de beloningen geweest die Mussert ontving; een tweede beloning werd gevormd door het feit dat de Reichskommissar van 1 januari '41 a f de N S B een subsidie g a f dat meer dan tienmaal zo groot was als alle bedragen die door leden en sym­ pathisanten opgebracht werden. Nadien zat de N S B met zilveren koorden aan de bezetter vastgesnoerd.

Men mag hier niet een exclusief opteren in zien ten gunste van de N SB - zeker niet ten gunste van de N S B zoals die zich in de tweede helft van '40 aan Seyss-Inquart en Schmidt voordeed. Zij moest nationaal-socialistischer, men zou ook kunnen zeggen: meer pro-Duits, minder ‘Nederlands’ worden. Om dat te bevorderen maakte de bezetter aanvankelijk gebruik van twee kleine groeperingen die het rechtstreeks opgaan van Nederland in Duitsland propageerden: de N SN A P -K ru yt en de N SN A P-van Rappard - later besloot hij, die twee tot één te reduceren. De N SN A P-K ruyt, de kleinste van de twee, kreeg eind '40 aanzegging, zich te ontbinden en deed dat na een maand o f v ijf waarin overigens van haar niets meer was uitgegaan. De N SN A P-van Rappard ontving daarentegen belangrijke steun van de be­ zetter: flinke subsidies (wij kennen geen cijfers) en politieke adviezen die Schmidt van januari '4 1 a f regelmatig het verstrekken via de Kreisleiter van de

N S D A P in Den Haag, Schümann. Voor Seyss-Inquart en Schmidt stond

overigens vast dat ook de N SN A P-van Rappard uiteindelijk opgeheven moest worden; zij diende dan op te gaan hetzij in de N SB , hetzij in een bredere nationaal-socialistische formatie die inmiddels ontstaan zou zijn.

W ant op dat laatste bleven Seyss-Inquart en Schmidt toch hopen. Die hoop bepaalde hun beleid ten aanzien van Nationaal Front en Nederlandse Unie. Beide bewegingen werden getolereerd niet om wat zij waren maar om wat zij moesten worden: zij dienden naar de nationaal-socialistische kant op te schuiven. Daarvan werden, zoals ook ten aanzien van Mussert het geval geweest was, tastbare bewijzen verlangd: de publieke erkenning van Duitslands suprematie, uiteindelijk ook de erkenning van Hitlers leiderschap, het openlijk loslaten van ‘Groot-Nederlandse’ , ‘Dietse’ denkbeelden en de

S E Y S S - I N Q U A R T S O PZE T

volledige aanvaarding van de Duitse standpunten op het gebied van de Jodenvervolging. Het was Schmidt wel toevertrouwd om in zijn contacten met Homan en Am old Meyer in die richting te werken met lokmiddelen en dreigementen; nu eens liet hij doorschemeren dat de bezetter, zodra zich andere perspectieven openden, aan Musserts bevoorrechte positie graag een einde zou maken, dan weer dreigde hij met verbodsbepalingen als men halsstarrig bleef - en bij dat alles drong hij er op aan, zo nauw mogehjk met de N S B samen te werken. Kw am die samenwerking tot stand, dan zou (aldus Schmidts berekening) de N S B uit haar isolement verlost worden, wellicht zou ook in en door die samenwerking een nieuwe groepering ont­ staan, sterker dan de N S B en representatiever voor het Nederlandse volk.

Dat Am old M eyer op wezenlijke punten zou toegeven, werd in de lente van ’4 1 door Seyss-Inquart en Schmidt niet verwacht, eerder hadden zij iets van hoop gevestigd op Homan die immers eind januari al bijna op het punt gestaan had, zonder Einthoven en de Quay geheel alleen voort te gaan met een van anti-Duitse elementen gezuiverde Nederlandse Unie. Helaas, Homan had (zo zagen Seyss-Inquart en Schmidt het), toen het er op aan­ kwam, niet doorgezet; nadien was hun hoop dat met de Unie o f met een rest-Unie nog iets te bereiken viel, belangrijk verzwakt.

Ziedaar de Duitse opzet.

Die opzet was volstrekt onoprecht. Want in de maanden waarin er op toegewerkt werd, zagen Seyss-Inquart en Schmidt noch Mussert, noch Homan, noch Am old Meyer als de figuur die uiteindehjk in een nationaal- socialistisch Nederland de representant zou zijn van de Führer aller Germanen, A d o lf Hitler. W ie die figuur zou worden, leek een open vraag; Mussert, Homan en Meyer mochten hem hoogstens het pad effenen.

In document 1939-1945 D E E L (pagina 38-41)