• No results found

LODO VAN HAMEL

In document 1939-1945 D E E L (pagina 87-93)

‘Daar was nog een Duitser bij en er stonden Duitsers in de poort. W e hadden geen kans. W e zijn naar binnen geslagen.’1

Begin april '4 1 vond in het gebouw van de Hoge Raad het proces plaats. ‘ Op weg naar het Plein zaten w e’, aldus Hers,

‘in de auto midden tussen de soldaten en er reden soldaten op zijspan naast ons. Ik zat tegenover Lodo. Hij gaf ons even een blik die zei: zullen we proberen, toch onder het zeil weg te duiken ? Een soldaat zag het en we kregen met de kolf een slag tegen onze knie. In de wachtkamer zei van Hamel tegen Allers dat het hem zo speet dat ze door hem er bij betrokken waren. De aanklager was ge­ schikt. Haubrock kreeg enorm op zijn donder dat hij bij het onderzoek zo weinig te weten was gekomen. Lodo maakte bij het proces een enorme indruk. Hij stond kaarsrecht voor zijn rechters. Voor de aanklager de eis stelde, werd aan Lodo opnieuw gevraagd o f hij wilde zeggen wat zijn opdracht was, hoe zijn code in elkaar zat, enzovoort. Hij weigerde pertinent. ‘Als goed Nederlands officier’, zei hij, ‘eis ik het recht op, datgene niet aan de vijand mee te delen wat het land kan schaden.’ Je kon een speld horen vallen.’ 2

Van Hamel kreeg de doodstraf, Hers en van den Hout levenslange tucht­ huisstraf, de oude Allers tien jaar, Mesritz drie jaar. Baas Becking en mevrouw Smit werden vrijgesproken, de twee dochters van Allers naar het

Frauenkonzentrationslager Ravensbrück overgebracht. Allers en Mesritz

stierven in gevangenschap.

D oor te zwijgen had van Hamel tientallen het leven gered: drie inlich- tingengroepen had hij opgericht; hun financiering had hij via de bankier mr. E. E. Menten gewaarborgd. Maar geen naam, geen adres had hij prijsgege­ ven.

Zijn vader, prof. mr. J. A . van Hamel, deed na het doodvonnis een beroep op de voorzitter van het college van secretarissen-generaal, jhr. mr. A . M. Snouck Hurgronje: kon het college wellicht op gratie aandringen? Snouck voelde daar niet veel voor. ‘ Spionage is iets heel ergs’, zou hij gezegd hebben.3 De Nederlandse regering te Londen, ingelicht via de Zweedse die in Berlijn de Nederlandse belangen waarnam, gaf zich samen met de Engelse grote moeite, haar eerste agent uitgewisseld te krijgen tegen een Duitse agent die in Engeland gearresteerd was.

De onderhandelingen werden door het Führerbefehl doorkruist.

1 J. F. Ph. Hers, 1 1 maart 1959. Dit type bronvermelding betekent dat de vermelde gegevens o f de aangehaalde woorden ontleend zijn aan de aantekeningen van het gesprek dat met de betrokkene op de genoemde datum gevoerd is. 2 A.v. 3 J. A. van Hamel, 27 maart 1958.

L E N T E

'41

Enkele dagen na zijn zes-en-twintigste verjaardag, op een middag om twee uur, werd aan van Hamel meegedeeld dat hij drie uur later gefusilleerd zou worden. O m kwart over twee begon hij aan zijn afscheidsbrief aan ‘M ijn Lieve, Lieve Ouders’ :

‘ . . . Ik heb alles gedaan wat een mens doen kon. . . . U kunt gerust zijn. Er is bitterheid noch haat in mijn hart. Gods wil geschiedt en zal altijd geschieden en wij zijn slechts Zijn werktuig. Daarvoor moeten wij Hem dankbaar zijn en dat ben ik ook.

Dat besef zal u wellicht boven de smart doen uitleven en de kracht geven om deze mijn laatste brief te lezen, en even goed te begrijpen als u mij altijd hebt begrepen.

Dag Lieve Moeder, Dag Lieve Vader, de band die mij met u en uw kinderen bindt wordt niet verbroken doch is sterker dan ooit. Heel innig omhelst u, uw liefhebbende en gehoorzame zoon.’

Dan de naam: ‘Lodo’.

Enkele dagen later verschenen in De Telegraaf en het Algemeen Handelsblad de advertenties waarmee de ouders berichtten dat hun zoon ‘het leven heeft moeten laten . . . Geen rouwbeklag’ . Daar stond in De Telegraaf een trotse streep onder. D e Nieuwe Rotterdamse Courant had, toen zij de advertentie ontving, bij de Duitsers geïnformeerd o f deze wel in de haak was; ze mocht niet opgenomen worden.

Van Hamel was op 16 juni gefusilleerd.

Eén dag later ging van het Oberkommando der Wehrmacht de definitieve instructie uit: Fall Barbarossa, 22 juni, half vier ’s morgens.

Stalin, de Russische dictator, was gewaarschuwd; hij was dat al maanden­ lang.

De Duitsers waren zich bewust geweest dat het feit dat zij zoveel strijd­ krachten naar Oost-Europa overbrachten, niet onopgemerkt zou blijven. Teneinde de tegenstander in verwarring te brengen, hadden zij door ver­ scheidene kanalen het bericht verspreid dat die concentraties een rookgordijn

S T A L I N W I L Z A K E N D O E N

vormden waarachter in werkelijkheid een grootscheepse aanval op Engeland voorbereid werd. In de Völkische Beobachter, het grootste partijblad, schreef Goebbels op 1 6 juni een artikel, ‘Kreta als Beispiel’ - en dat nummer werd opeens in heel Berlijn in beslag genomen alsof er een hoogst belangrijke indiscretie in stond. Die manoeuvres hadden niet veel effect. Washington had al in januari '41 vernomen dat Hitler tot de invasie van de Sowjet-Unie besloten had. Enkele weken later werd de Russische ambassade in de Ameri­ kaanse hoofdstad ingelicht, toen er via kanalen van de in Londen gevestigde Tsjechische regering een duidehjke bevestiging gekomen was uit Praag.1 In het al eerder gememoreerde gesprek met prins Paul, de regent van Joego­ slavië, zei Hitler begin maart dat hij in juni o f juli de Sowjet-Unie zou aan­ vallen; een desbetreffend bericht uit Belgrado leidde er toe dat Churchill begin april Stalin in een persoonlijke brief waarschuwde. In diezelfde tijd was men er bij de Russische ambassade in Berhjn volstrekt zeker van dat Duitsland zou aanvallen. Dat werd aan Moskou bericht. Voorts kwamen daar reeksen waarschuwingen binnen van communistische inlichtingen­ diensten en geheime agenten uit het gehele gebied tussen Finland en R o e­ menië, ook uit Duitsland. Van Tokio uit wist een van de belangrijkste Russische spionnen, de Duitser Richard Sorge, in maart te berichten dat tot de aanval besloten was; in mei gaf hij de sterkte van de Duitse strijdkrachten op, op 15 juni de voorlopig vastgestelde aanvalsdatum: 22 juni.2

Stalin legde al die waarschuwingen naast zich neer; beter gezegd: hij plaatste ze in een ander perspectief. Waarschuwingen van ‘imperialistische mogendheden’ als de Verenigde Staten en Engeland golden voor hem als verdacht: die waren er, meende hij, slechts op uit, oorlog tussen de Sowjet- Unie en Duitsland te provoceren. Hij zou niet aanvallen - maar dat Hitler dat wèl zou doen vóór deze Engeland verslagen had, leek Stalin zo absurd dat hij alle berichten over Duitse troepenconcentraties in Oost-Europa en ook die concentraties zelf als aanwijzingen zag dat Hitler voornemens was,

1 Aan die bevestiging lag een bericht ten grondslag van de Abwehr-officicr Paul Thümmel van wie wij in deel 2 vermeldden dat hij sinds begin '36 in contact stond met de Tsjechische geheime dienst. 2 Sorge was in 1895 bij Bakoe geboren waar zijn vader ingenieur was bij een aardolie-maatschappij; zijn moeder was Russische. Hij werd in 1919 lid van de Kommunistische Partei Deutschlands, ging in '25 naar Moskou en bouwde nadien in Sjanghai een Russisch spionagenet op. Hij kreeg naam als kenner van het Verre Oosten, poseerde als sympathisant met het nationaal- socialisme en wist van '33 af in Tokio als correspondent van de Frankfurter Zeitung een nieuwe spionagegroep te vormen. Hij werd volledig vertrouwd door de Duitse ambassade. Zijn spionage-activiteiten werden in de herfst van '41 ontdekt; in novem­ ber '44 werd hij, na een proces, in Tokio opgehangen.

L E N T E

'41

een toenemende pressie uit te oefenen teneinde met de Sowjet-Unie tot een nieuw accoord te komen; dat accoord zou Duitsland de nodige rugdekking geven bij een grootscheeps offensief tegen Engeland.

Tot het afsluiten van zulk een accoord was Stalin bereid.

Die bereidheid toonde hij met een reeks maatregelen die men als opval­ lende politieke signalen mag kwalificeren.1

Voor de grondstoffenleveranties aan Duitsland uit en via de Sowjet-Unie (een deel van die grondstoffen kwam uit Frans Indo-China en werd via Wladiwostok aangevoerd) werden expresse-goederentreinen ingelegd; eind april erkende Stalin het Vichy-bewind, begin mei Het hij de gezanten van Joegoslavië, Noorwegen en België (Nederland onderhield geen diplo­ matieke betrekkingen met de Sowjet-Unie) uit Moskou uitwijzen, begin juni, na de val van Kreta, de Griekse gezant; daarentegen werd in mei het pro-Duitse bewind in Irak (dat zich slechts enkele weken handhaafde) onmiddellijk door hem erkend. Het meest sprekend was misschien wel het met nadruk onderstreepte bericht (6 mei) dat hij persoonlijk de leiding van de regering ter hand genomen had (men kon dus zaken met hem doen), en veel pleit er voor dat hij er voor zorgde dat de Duitse ambassade te Moskou begin juni vernam dat hij op 5 mei in een vertrouwelijke toespraak voor alle eindexaminandi der militaire academies van het R od e Leger betoogd had dat de Sowjet-Unie niet sterk genoeg was om een grote oorlog te voeren en dat dus een nieuw compromis met Duitsland geboden kon zijn waarbij de Sowjet-Unie, aldus Stalin, zich bescheidener diende op te stellen dan in het verleden.

Medio juni: weer een duidehjk signaal.

D e burgers van de Sowjet-Unie die sinds het Duits-Russisch niet-aanvals- verdrag van eind augustus '39 in hun pers vrijwel geen artikel meer aange­ troffen hadden dat men anti-Duits zou kunnen noemen, vernamen op de 14de uit een bericht van het officiële persbureau Tass dat niet alleen de Sowjet-Unie maar ook Duitsland zich stipt hield aan de bepalingen van het verdrag en dat ‘naar de opvatting van Sowjet-Russische kringen de geruch­ ten als zou Duitsland de bedoeling hebben, het verdrag te annuleren en een overval op de Sowjet-Unie te ondernemen, van alle grond ontbloot’ waren.2 W èl was het zo dat Stalin de troepen die aan de westelijke grens van de

1 In Engelse regeringskringen hield men zozeer rekening met de mogelijkheid dat Stalin zich tot nieuwe, nog grotere leveranties van de Sowjet-Unie verplichten zou, dat voorbereidingen getroffen werden om de Russische aardolie-installaties bij de Kaspische Zee (de aardolie-voorziening beschouwde men als de Achilleshiel van de Duitse oorlogseconomie) van Irak uit te bombarderen. 2 Geschichte des grossen

S T A L I N W I L Z A K E N D O E N

Sowjet-Unie opgesteld waren, van begin '41 a f versterkte. Hitler wilde druk uitoefenen voor de komende onderhandelingen - hij, Stalin, kon het ook. Voor alle zekerheid werden bovendien medio juni uit Estland, Letland en Litauen ca. vijf-en-vijftigduizendpersonendieals potentiële tegenstanders van het communistisch bewind beschouwd werden, gedeporteerd naar Siberië waar zich al bijna honderdveertigduizend gedeporteerden uit de Baltische republieken bevonden.

Hoe sterk was de Sowjet-Unie?

Er was onder de impuls van het communistisch bewind met name sinds het einde van de jaren '20 een omvangrijke zware industrie opgebouwd; de ontwikkeling van landbouw en veeteelt was daar ver bij achter gebleven. Die zware industrie had in de eerste plaats de grondslag gevormd voor een moderne bewapening. Aan de strijdkrachten was in hun politieke scholing voordurend voorgehouden dat de Sowjet-Unie vroeg o f laat met ‘de kapi­ talistische buitenwereld’ in gewapend conflict zou geraken, maar ‘die

Erziehung zum Hass gegen den wahrscheinlichsten Gegner, den deutschen Faschis- mus, war’, aldus de auteurs van de Geschichte des grossen Vaterlandischen Krieges der Sowjet-Union, ‘eingeschrdnkt worden.’1

D e Sowjet-Unie telde in '41 ca. 9 miljoen beroepsmilitairen en dienst­ plichtigen. Van hen bevonden zich in juni 4.7 miljoen onder de wapenen: 1 miljoen in het Verre Oosten (tegen Japan), 2.5 miljoen aan de westelijke grens, 1.2 miljoen in het binnenland en aan de overige grenzen. De vloot was voldoende voor verdedigingsoperaties tegen niet te sterke tegen­ standers. De Russische luchtmacht was grotendeels verouderd, zij het dat in de eerste helft van '41 meer dan 2 500 moderne toestellen afgeleverd werden, hoofdzakelijk jagers; ook bij die moderne toestellen was evenwel de radio-apparatuur zo slecht dat de bemanningen er maar zelden gebruik van maakten. O ok de meeste tanks waren verouderd; daarentegen kwamen van twee nieuwe types die krachtiger waren dan de beste Duitse tanks, in '40 en in de eerste helft van '4 1 tweeduizend exemplaren gereed. De Rus­ sische infanterie bezat goede geweren, maar met de productie van de lichtere en vaak effectievere machinepistolen was nog geen begin gemaakt. De mortieren, voor de infanterie een belangrijk eigen hulpmiddel bij aanval

L E N T E

'41

en verdediging, vuurden een granaat a f die slechts een geringe uitwerking bezat. Kwalitatief het ook de artillerie veel te wensen over; de productie was trouwens in '40 en '4 1 dalende en er was nog steeds een groot tekort aan munitie. Tank- en luchtafweerkanonnen waren er te weinig. A l die kanon­ nen waren ook te weinig mobiel: tractoren (grotendeels dezelfde tractoren die bij de landbouw gebruikt werden; veel trekkracht hadden zij niet) waren er slechts voor één vijfde van alle batterijen. Gebrekkig waren vooral de verbindingen: het R od e Leger bezat daar geen eigen hulpmiddelen voor, het maakte gebruik van het normale telefoon- en telegraafnet.

Niettemin: hoeveel er kwalitatief ook aan de Russische strijdkrachten ontbrak, zij hadden de Duitsers op de 22ste juni en volgende dagen een warme ontvangst kunnen bereiden als zij daarop ingesteld waren geweest. Dat laatste was niet het geval. De Duitse aanval werd door niemand ver­ wacht. Dat bleek ook uit de troependisposities. Van de twee-en-een-half miljoen militairen die, gelijk gezegd, achter de westelijke grens opgesteld stonden, bevond zich één derde op ca. 500 km afstand van de grens; deze troepen zouden per trein westwaarts vervoerd moeten worden. Er waren evenwel slechts weinig spoorwegen en als regel zouden de troepen mèt al hun uitrusting op 100 tot 150 km van de grens uitgeladen moeten worden: dan veranderde de spoorbreedte en voor het resterende traject was er geen rollend materieel. De troepen die dichter bij de grens lagen, waren ook al in de diepte opgesteld en w el over een afstand van 100 tot 150 km. Aan de grens zelf stonden slechts delen van 40 infanterie- en 2 cavalerie-divisies die gemiddeld vijftig kilometer grens te bewaken hadden. Zij waren primi­ tief gehuisvest, hun officieren woonden in boerenhoeven, vaak op 10 km afstand van de onder hen ressorterende militairen. Bij die grenstroepen waren tankformaties ingedeeld waarvan vele tankchauffeurs niet meer dan twee uur rij-ervaring bezaten. Achter het aanleggen van de nodige verdedigings­ linies had men niet veel haast gezet; projecten voor de bouw van grens- versperringen waren maar voor een vierde deel uitgevoerd. Men was wèl bezig, de bestaande vliegvelden uit te breiden en nieuwe aan te leggen, maar daar was uit voortgevloeid dat de in het westen aanwezige jagers en bommen­ werpers op een gering aantal vliegvelden geconcentreerd stonden; aan de camouflage was daar maar weinig gedaan. De meeste luchtafweerkanonnen waren trouwens onbemand, want een groot deel van het kader van de lucht­ afweer alsook van de veldartillerie bevond zich in juni voor oefeningen ergens in W it-Rusland. Er was, tenslotte, geen enkel operatieplan dat met de mogelijkheid van een krachtige aanval uit het westen rekening hield en onder de kaders hadden, aan het eind van de jaren '30, de ‘zuiveringen’ dermate huisgehouden dat kundige figuren schaars geworden waren.

In document 1939-1945 D E E L (pagina 87-93)