• No results found

2. DE CONTEXT VAN GODSDIENSTIG LEVEN EN OPVOEDEN

2.4. Modernisering van het familieleven

2.4.2. Mesoniveau: individualisering van het gezin

2.4.2.1. Het ontstaan van het kerngezin

De verschuivingen in de functies van het familieleven, gaan in de periode van de indu-striële moderniteit gepaard met het ontstaan van het kerngezin443

als dominante vorm van huiselijk leven. De moderne huishoudens gaan bestaan uit ouders en hun ongehuwde kinderen. Grootouders, ongehuwde verwanten, kostgangers of personeel maken er geen deel meer van uit.444 Een belangrijk kenmerk van het moderne kerngezin is de verzelf-standiging in materieel en moreel opzicht ten opzichte van familie, buurt en sociale laag; er is van ‘gezinsindividualisering445 sprake. Deze verzelfstandiging van het gezin ten

bewuste besluitvorming over de vraag: wel of geen kinderen: Zwaan (1993) pag. 284-287. Een en ander neemt niet weg, dat ook vroeger het krijgen van kinderen met ambivalente gevoelens gepaard kon gaan, bijvoorbeeld vanwege de hoge sterfte van kraamvrouwen en zuigelingen, of vanwege economische motieven (een nieuwe mond te vullen).

439 Daarbij valt te denken aan het pleeggezin en adoptie, maar ook aan spermadonorschap en draagmoeder-schap, dat via de lijn van persoonlijke dan wel commerciële netwerken tot stand komt.

440 Daarbij valt te denken aan kortstondige seksuele betrekkingen en aan de commercialisering van de seksuali-teit, onder meer in de seksindustrie of de zogenaamde ‘breezerseks’.

441 Zwaan (1993) pag. 353-354. Deze relatief grote nadruk op affectie in het moderne huwelijk betekent geens-zins, dat vroegere huwelijken naar verhouding liefdelozer zouden zijn geweest. Het verschil tussen een traditi-oneel huwelijk en een modern huwelijk op dit punt is, dat in het moderne huwelijk de onderlinge liefde een voorwaarde is voor het aangaan en voor het bestendigen van het huwelijk.

442 Maas en Ziebertz (1997) pag. 387, Zwaan (1993) pag. 241 en Brinkgreve (2004) pag. 26.

443 Zwaan wijst erop dat het hier gaat om een ideaaltype dat breed is nagestreefd en benaderd, en minder breed in zuivere vorm is gerealiseerd. Zwaan (1993) pag. 240.

444 De Regt (1993) pag. 218 en 233.

445

aanzien van deze ‘nabije en bekende banden’ gaat gepaard met een toename van de afhankelijkheid van grotere en meer anonieme ontwikkelingen (economie, media) of instituties (rijksoverheid, politiek).446

Deze ontwikkeling is niet zonder slag of stoot verlopen.447 Diverse groepen hebben aan de vormgeving ervan bijgedragen, onder anderen de rooms-katholieke kerk. De beteke-nis van het gezin en de verwevenheid tussen huwelijk en voortplanting die vanuit (onder meer) de kerk wordt beklemtoond,448 krijgt vorm in het bevorderen van een godsdienstig-ideologische en organisatorische inbedding van het katholieke gezinsleven.449

Het gezinsleven van katholieken krijgt een katholieke inbedding in de zuil. De verzuiling maakt, dat diverse sociale lagen die in een zuil worden verenigd, op een en dezelfde moraal worden aangesproken, ook op het vlak van het huwelijks- en gezinsleven. Zo vindt de katholieke opvatting rondom huwelijk, seksualiteit, gezinsvorming en opvoe-ding zijn beslag in de volksgezondheid (katholieke artsen), vakbeweging (afwijzing van vrouwenarbeid, gezinsinkomen en kostwinnersprincipe), jongens- en

446 Zwaan (1993) pag. 295-296.

447 Zo wordt binnen een deel van de socialistische beweging de legitimiteit van het huwelijk ter discussie gesteld. In liberale kringen wordt de mogelijkheid nagestreefd van een meer individuele vormgeving van de intieme betrekkingen, en feministische groepen bepleiten een grotere gelijkheid tussen de seksen, ook in het huwelijk. Het neo-maltusianisme tenslotte bepleit de mogelijkheid om geboortebeperkende middelen te ge-bruiken. Zie De Regt (1993) pag. 235-239.

448 Ik noemde dit reeds eerder. Zie De Regt (1993) pag. 235-239.

449 Deze aandacht wordt gemarkeerd door de invoering van het Feest van de Heilige Familie in 1921. Dit feest, dat al vanaf de 17de eeuw gevierd wordt in verschillende bisdommen, wordt in 1921 voor heel de kerk inge-voerd. Het eenheidsideaal van de twee generaties omvattende Heilige Familie, moet een tegenwicht en een katholiek antwoord bieden op de maatschappelijke verschuivingen die het gezins- en familieleven in de indu-striële tijd raken, en die maken dat de betekenis van het gezin en de familie als godsdienstige ruimte niet meer vanzelf spreekt. Zie Schmitt (1999) pag. 202. Schmitt stelt dat de Heilige Familie het voorbeeld wordt voor een gezinsleven waar de man aan het hoofd staat, waar veel kinderen worden geboren en waar deze met de vrouw aan de man gehoorzamen. Ik vraag mij af, of voor zo’n door de kerk gepropageerd beeld van de gezinsverhou-dingen, de Heilige Familie inderdaad model staat. Dat de verhouding tussen man en vrouw er een is waarbij de man gezag uitoefent over de vrouw, wordt gesteld in het “Handboekje voor het katholieke meisje” en het “Handboekje voor de katholieke vrouw en moeder”. Zo beveelt Pater Fabianus o.f.m. (1950) in zijn “Hand-boekje voor de Katholieke Vrouw en Moeder” aan: “ Dat de vrouwen aan haar mannen onderworpen zijn”. pag. 10. Het is echter opvallend dat niet naar de Heilige Familie wordt verwezen. Efese 5, 23-24 wordt aangehaald. Mijn vermoeden dat de Heilige Familie niet model heeft gestaan voor vrouwelijke onderworpenheid in de huwelijksrelatie en voor kinderrijke gezinnen, wordt gevoed door het besef dat de Heilige Familie, zoals die bijvoorbeeld in de kunstgeschiedenis is verbeeld, zelf niet beantwoordt aan het ideaal van mannelijk gezag, vrouwelijke onderworpenheid en veel gehoorzame kinderen. Thema’s die een rol spelen in de verbeelding van de Heilige Familie zijn bijvoorbeeld de geboorte van Jezus, de vlucht naar Egypte en het vredige huiselijke bestaan van het timmermansgezin. Jozef komt daar vooral in beeld als beschermer; niet als iemand die zaamheid afdwingt. Gehoorzaamheid is een associatie die Maria en ook Jezus oproepen, maar deze gehoor-zaamheid is vrij van de onderworpenheid die in katholieke gezinnen wordt verwacht. Ook komt de Heilige Familie qua kindertal zelf niet overeen met het katholieke gezinsideaal waar het model voor staat. Het is kortom een weerbarstig model dat eerder associaties van huiselijke bescherming, liefde en intimiteit oproept, dan van onderworpenheid en huwelijksplicht.

De onlosmakelijke verbondenheid tussen huwelijk en voortplanting die de rooms-katholieke kerk benadrukt, wordt ook uitgedrukt in de oprichting van de ‘RK Bond voor Groote Gezinnen’ in 1917. Nederland staat daarin niet alleen; in België en Frankrijk zijn vergelijkbare bewegingen actief. In Nederland telt de Bond in de bloei-tijd van het Interbellum gemiddeld 20.000-25.000 leden. Naast de behartiging van de materiële belangen van grote gezinnen (bijvoorbeeld kinderbijslag, goedkope woningen, belastingverlaging voor grote gezinnen) maakt de Bond zich vooral ook sterk voor het verhelderen van het zedelijk belang dat grote gezinnen hebben voor de maatschappij. De sterke afwijzing van geboortebeperking, die in grote gezinnen vorm krijgt, is tevens een afwijzing van de ‘geest van gemakzucht, hovaardij en genotzucht’, waarvan de neo-malthusiaanse bewe-ging als ergste uitwas gold. Zie Van Hasselt en Cats (2001).

gen, vrouwenorganisaties, etc. De verzuiling brengt daarnaast met zich mee dat het hu-welijks- en gezinsleven in een wijdvertakt weefsel is ingebed en van daaruit richting en ondersteuning krijgt. Dat geldt ook voor de opvoeding van de jeugd: de cruciale rol van het gezin wordt benadrukt. In de eerste helft van de twintigste eeuw staat het gezin daar echter niet alleen in; de rol van het gezin en de moraal hieromtrent, is ingebed in een weefsel van de structuren van parochie, onderwijs, gezondheidszorg, verenigingsleven.450

Hoewel de rol van het gezin de belangrijkste is, geeft het weefsel als geheel vorm aan katholiek leven en katholieke opvoeding.

In de geavanceerde moderniteit treedt flexibilisering van deze vormgeving van binding op: de ontkerkelijking en ontzuiling radicaliseren de al ingezette verzelfstandiging van het gezin, die daarnaast ook ten aanzien van de andere traditionele banden (familie, buurt en sociale laag) verder toeneemt.

2.4.2.2. Individualisering van de partnerrelatie

De flexibilisering is ook waarneembaar in de formele interne betrekkingen binnen het gezin, in de eerste plaats tussen man en vrouw.

Vanaf de jaren vijftig verandert de aard van de huwelijksbinding. Het onverbrekelijke karakter maakt plaats voor voorwaardelijkheid: de band kan heroverwogen en eventueel verbroken worden. Het verschijnsel echtscheiding raakt ‘ingeburgerd’,451 ook als er kin-deren in het spel zijn.452 Er ontstaan andere samenlevingsvormen en betrekkingen, waarin liefde en seksualiteit een plaats hebben, al dan niet met kinderen. De eenoudergezinnen laten gezinsvorming zonder partnerschap zien, en ook het huwelijk is niet meer per definitie gericht op gezinsvorming.453

2.4.2.3. Individualisering van de ouder-kind relatie

Niet alleen de band tussen man en vrouw, maar ook die tussen ouders en kinderen ver-schuift. Dat gebeurt in de eerste plaats in het verlengde van het meer tijdelijke karakter van het huwelijk. Volwassenen, ook volwassenen die kinderen hebben, bevinden zich

450

Zo ondersteunt bijvoorbeeld het katholieke jeugdwerk de ouderlijke taak. Zie Derks (1992) pag. 282.

451 De groei van echtscheiding is nauw verbonden met het affectieve motief om te trouwen. Zowel de externe maatschappelijke, institutionele druk om gehuwd te blijven neemt af (echtscheiding is juridisch, sociaal en economisch meer mogelijk geworden), maar ook de interne druk neemt af. Anders dan vroeger, spreekt het niet meer vanzelf dat echtelieden getrouwd blijven, als het huwelijk niet brengt wat de partners ervan hadden gehoopt. Overspel, tekortschietende communicatie, verschillen in karakter, uit elkaar groeien, seksuele pro-blemen en lichamelijk geweld zijn de belangrijkste redenen om te scheiden. Paarvorming krijgt een meer tijdelijk karakter; de zogenaamde seriële monogamie en ‘samengestelde gezinnen’ nemen toe. Zwaan (1993) pag. 288-293.

452 Dat de aanwezigheid van kinderen minder dan vroeger een rem is op echtscheiding, kan erop wijzen dat kinderen een minder prominente plaats in het leven van ouders in zijn gaan nemen. Zwaan (1993) pag. 294. Zie ook Brinkgreve (2004) pag. 58-59, die constateert dat ouders kinderen een belangrijke stem geven in relatief onbelangrijke besluiten als vakantiebestemming, eten, uitgaan, uitstapjes in het weekend etc., maar dat de stem van kinderen beduidend minder gewicht in de schaal legt bij ingrijpender beslissingen als een verhuizing of een echtscheiding. Een en ander kan kinderen de onterechte indruk geven dat zij in het centrum van de wereld van hun ouders staan. De keuze om te scheiden kan overigens ook worden genomen met het belang van het kind voor ogen, bijvoorbeeld in geval van geweld, verwaarlozing of misbruik.

453 In dat opzicht is de tendens interessant van paren die trouwen na met elkaar samengewoond te hebben, omdat er een kind komt. Hier wordt het verband tussen huwelijk en voortplanting omgekeerd gelegd: eerst een kind/kinderwens, dan trouwen. Zie Zwaan (1993) pag. 255. Voortplanting en huwelijk worden op een nieuwe wijze met elkaar verbonden.

over meer periodes van het leven op de relatiemarkt. Dat brengt een vervaging van het onderscheid tussen de wereld van ouders en die van kinderen en jongeren met zich mee en van een verminderde vanzelfsprekendheid van de voorbeeldrol van ouders. De ver-houding tussen ouders en kinderen verschuift; kinderen komen meer in de zijlijn van het ouderlijke bestaan terecht en worden een steunpilaar voor hulpbehoevende ouders.454

Hun onderlinge band moet opnieuw vorm krijgen en kinderen krijgen met eventuele nieuwe partners van de ouders te maken, met de ouders daarvan en met kinderen die deze nieuwe partners meebrengen uit eerdere relaties. Zo krijgen zij met samengestelde gezinnen en families te maken. Ook de verhouding van het kind ten aanzien van de maatschappij verandert; zij worden meer op hun eigen vermogens aangesproken om zich los van de zorg door de ouders, staande te houden.455

Een ander vlak waar de band tussen ouders en hun kinderen flexibiliseert, is de loop-baanontwikkeling van kinderen.456

Onder meer door de differentiatie op de arbeidsmarkt, het gestegen onderwijspeil en de grotere toegankelijkheid van onderwijs voor brede groepen, gaan kinderen kiezen voor een arbeidsloopbaan die past bij hun eigen interesse, verlangens en kwaliteiten.457 Deze ontwikkeling gaat gepaard met sociale mobiliteit; kinderen gaan maatschappelijke posities en rollen bekleden die voor hun ouders onbe-kend of buiten bereik zijn. Het spreekt minder vanzelf, dat ouderlijke en familiegebon-den inzichten en voorbeelfamiliegebon-den betekenis houfamiliegebon-den. Dat niet alleen kinderen en jongeren, maar ook ouders met de maatschappelijke verwachting geconfronteerd worden om via her- en bijscholing, trainingen en cursussen, hun eigen kwaliteiten te optimaliseren, versterkt deze tendens van de verminderde betekenis van de familie en van ouders als voorbeeld.

Daarnaast werkt de verzelfstandiging van het gezin door in de opvoeding: ouders voeden meer dan voorheen het geval was, als individueel ouderpaar hun kinderen op. De van-zelfsprekende inbedding en ondersteuning door traditionele nabije banden van familie, sociale laag of politieke of godsdienstige zuil vervalt. Dat pakt op tweeërlei wijzen uit.

454

Brinkgreve (2004) geeft op basis van interviews met jongeren aan, dat kinderen en jongeren zich voor hun ouders verantwoordelijk voelen bij een scheiding. Ze hebben het idee dat zij voor hun ouders moeten zorgen, praktisch en/of emotioneel. Voor het gevoel van kinderen vallen zij uit de kindertijd in een staat van volwassen verantwoordelijkheden, waarmee van rolwisseling sprake is; kinderen zorgen voor hun ouders. Daarin drukt zich ‘parentificatie’ uit (de term is van Nagy): de vergaande en niet altijd zichtbare loyaliteit van kinderen voor hun ouders (pag. 65-70 en 78).

455 Het perspectief van de individualisering drukt zich ook uit in de verschuiving van het gezichtspunt van waaruit onderzoek naar kinderen van gescheiden ouders wordt gedaan. Zulk onderzoek, dat veelal kwantitatief was, zoomde in de regel in op het onderscheid tussen kinderen uit ‘gewone’ gezinnen en kinderen uit ‘gebro-ken gezinnen’ en verhaalde dan over negatieve gevolgen van echtscheiding voor kinderen. Huidig onderzoek binnen diverse vakgebieden tendeert ernaar om kinderen minder als slachtoffer van omstandigheden (gezinsre-laties, armoede) te benaderen en meer aandacht te hebben voor hun veerkracht en hun creativiteit. Niet zo-zeer/alleen waar het kind aan lijdt, maar wat het kán krijgt de aandacht. De onderzoeksfocus is aan het ver-schuiven: van kwetsbaarheid naar weerbaarheid; een tendens die past in een klimaat dat meer waarde hecht aan de individuele verantwoordelijkheid en maakbaarheid, dan aan afhankelijkheid en bepaaldheid. Brinkgreve (2004) pag. 76-79.

456 Dat deze invloed niet weg is, wordt duidelijk in het gegeven dat kinderen van ouders met een lagere oplei-dingsniveau naar verhouding meer naar het VMBO gaan, en daarmee sneller van school en blijvend aan het werk gaan, vergeleken met kinderen van ouders met een hogere opleiding. Sociale laag blijft van invloed op het carrièreperspectief.

457

De in de eigen huiselijke opvoeding meegekregen waarden, houdingen en praktijken, kunnen een richtinggevende rol spelen in de opvoeding die ouders aan hun eigen kinde-ren meegeven. Dat hoeft echter niet het geval te zijn: ouders kiezen voor houdingen die variëren van een voortzetting van het ouderlijke patroon, tot aan een breuk ermee.458 De (van huis uit meegekregen) sociale erfenissen betreffen niet alleen de waarden, houdin-gen en praktijken, maar ook de sociale netwerken; met name daarin speelt de familie blijvend een grote rol. Die rol is des te prominenter naarmate een gezin over een minder omvangrijk sociaal netwerk beschikt.459

Tot slot treedt flexibilisering op in het meer egalitaire karakter dat de verhouding tussen ouders en kinderen gaat kenmerken. De band tussen ouders en kinderen wordt meer door overleg en onderhandeling gekenmerkt; de vroegere bevelshuishouding maakt plaats voor een onderhandelingshuishouden. Kinderen en jongeren zijn meer dan vroeger ‘partners’ van de ouders en medebewoners van een gezamenlijke huishouding. Besluiten over gezinsaangelegenheden worden meer in overleg genomen en er wordt naar com-promissen gezocht om aan de individuele wensen tegemoet te komen.460 Het moderne gezin biedt meer ruimte voor de individualisering van haar eigen leden, zowel in de zin van een eigen ‘privacy’ binnen het gezin voor de afzonderlijke gezinsleden, alsook in de zin van ruimte voor de individuele emotionele ontwikkeling. Daarbij verdienen een paar aspecten de aandacht.

Het eerste is dat het onderhandelen vanuit het perspectief van de ouders enerzijds een positieve keuze is, maar ook uit onmacht voort kan komen.461

458 Bolt (2000) pag. 186-203. Ook ingeval van de keuze om met het ouderlijke voorbeeld te breken blijft het gesitueerde van de keuze een feit; ouders kunnen niet kiezen voor navolging van voorbeelden die ze niet zelf hebben gehad.

459 Bolt (2000) pag. 183-185, onderscheidt twee opvoedingsnetwerken: familienetwerken en gemengde net-werken. Deze laatste omvatten naast familie ook vrienden en kennissen. Bij alle door haar onderzochte ouders maakt familie deel uit van het opvoedingsnetwerk. Het is met name bij hoger opgeleide ouders, dat de onder-steuning door familie aangevuld wordt door onderonder-steuning door vrienden en kennissen via de gemengde netwerken. Dat komt, omdat hoger opgeleiden over het algemeen een groter netwerk hebben; daar kunnen zij ook qua opvoeding een beroep op doen. Het netwerk van hoger opgeleiden is daarnaast gedifferentieerder. Terwijl in het familienetwerk één en dezelfde persoon (de moeder, de zus of de tante: alle netwerken bestaan overwegend uit vrouwen) een rol heeft, zowel in de praktische ondersteuning, alsook in de emotionele opvang en tevens in sociale activiteiten, wordt in het gemengde netwerk deze diversiteit in ondersteuning over meer verschillende mensen verdeeld. Bolt meent dat het opvoedingsnetwerk uitdrukking geeft aan het sociale kapitaal van de ouders.

460

Du Bois-Reymond, Peters en Ravesloot (1990) pag. 69-70. Zie ook Zwaan (1993). Aspect hiervan is, dat de ouders, voor zover zij zelf op zijn gevoed in een gezin waarin bevel en gehoorzaamheid vanzelf spraken, als ‘schakelgeneratie’ via de weg van het onderhandelen de overgang tussen een vaststaande levensloop en een keuzebiografie realiseren.

461 Als positieve keuze komt het besef voor, dat de opvoeding hun kinderen moet voorbereiden op een zelf te kiezen leven in de maatschappij. Onderhandelen is een manier om de individuele verbale en reflexieve vermo-gens van kinderen te stimuleren. Zie Du Bois-Reymond (1991) pag. 78-79. De reflexiviteit die met een onder-handelingshuishouden gepaard gaat, is daarnaast ook een manier van ouders zelf om met de eigen meegekre-gen opvoeding om te gaan, ook en met name als deze opvoeding in het kader stond van een voorgegeven levensloop. Zie Du Bois-Reymond (1991) pag. 55-88. Voor de ‘schakelgeneratie’ die moet bemiddelen tussen vaste levensloop en keuzebiografie, is reflectie een manier om beide polen recht te doen. Zie Du Bois-Reymond, Peters en Ravesloot (1990) pag. 85-86. Zie ook Du Bois-Reymond (1991) pag. 78-79. Daarnaast kan de onderhandelingsstructuur en de afname van de bevelstructuur het aspect van onmacht omvatten; ouders realiseren zich dat hun kinderen zich minder aan hen gelegen laten liggen, hun eigen gang gaan en zich aan het ‘onderhandelingsregime’ onttrekken. Hier is niet zozeer van onderhandeling sprake, als wel van het ophouden de ouderlijke macht te laten gelden. Zie Du Bois-Reymond, Peters en Ravesloot (1990) pag. 71. Zie ook

Een tweede aandachtspunt is dat de betrokkenheid van ouders bij het leven en de opvoe-ding van de kinderen per levensterrein verschilt. Met name het onderwijs is een terrein waar de ouderlijke betrokkenheid zich sterk in manifesteert.462 Daarbij is het opvallend dat naast de ‘onderhandelingscode’, ook de ‘bevelscode’ hoog scoort; ouders onderhan-delen met hun kinderen door intens met hen over het belang van een goede opleiding in discussie te gaan, maar zij oefenen ook dwingend druk uit.463

Rondom de vrije tijd en de omgang met leeftijdsgenoten hebben ouders de minste zeggingskracht.464

Een derde aandachtpunt is de seksespecifieke arbeidsdeling in de opvoeding. Moeders bieden hun kinderen de meeste ondersteuning in de context van persoonlijke relaties,