• No results found

‘Ik ben toch geen cijferfabriek?’

Interview door René Kneyber

Martin Ringenaldus is docent Duits aan de RGO Middelharnis en mede-oprichter van de Facebook-groep ‘Actief leren zonder cijfers’. Zijn school schafte het vak Duits af als examenvak voor de beroepsgerichte leerwegen, waardoor hij als docent plots alle ruimte kreeg om het curriculum en de toetsing naar zijn eigen hand te zetten. De klas- sen zijn nu veel gemotiveerder.

‘Leerlingen die op basis- of kaderniveau van het vmbo zitten, krijgen voor de bo- venbouw de keuze tussen wiskunde of Duits. Dat is eigenlijk een wat oneerlijke keus, want aan wiskunde hebben ze in het vervolgonderwijs meer. Op een of twee leerlingen na kiezen ze dat dan ook allemaal. Voor die paar leerlingen moet ik me dan toch vanaf de tweede klas al richten op het examen. Dat maakt het curriculum heel passief: veel meer lees- en luistervaardigheden, veel minder schrijf- en spreek- vaardigheden. Ik had altijd de wens om aan de lessen een meer praktische wending te geven, vooral vanwege de demotivatie bij leerlingen. Daarom besloot de school- leiding om Duits te schrappen als keuzevak voor de vierde klas, waardoor ik in de tweede en de derde een veel vrijer programma kon volgen.

Daarnaast waren we ook bezig met zoeken naar een nieuwe methode – liefst di- gitaal, omdat we ook met iPads werken. Maar wat ik aantrof, waren vooral boeken- achter-glas, en niets wat gebruikmaakte van learning analytics, terwijl we dat al ze- ven jaar gebruikten, bijvoorbeeld via Itslearning. De enige methode die wel learning analytics bood, bleek niet op tijd geleverd te kunnen worden. Uiteindelijk besloten mijn collega en ik dit jaar maar zonder methode aan de slag te gaan.’

Leerdoelenkaart als vertrekpunt

‘We baseren ons op de leerdoelenkaarten onderbouw vmbo voor Duits van de SLO. Die vond ik zelf echter nog niet ambitieus genoeg, dus ik heb er nog een aantal leer- doelen aan toegevoegd. Vervolgens zijn we samen gaan kijken welk materiaal nodig is om die leerdoelen te bereiken.

We werken vooral thematisch. Zo zijn we nu bezig met het thema ‘het maken van afspraken’. Ze hebben daarvoor de namen van de maanden en dagen nodig, de kloktijden en bijvoorbeeld allerlei activiteiten die in de weg kunnen zitten waardoor

de afspraak niet kan doorgaan. De leerlingen hebben dan een oefening waarbij de een op zijn iPad een tijd ziet verschijnen waarop hij een afspraak met een andere leerling moet maken. De andere krijgt dan, willekeurig, een activiteit te zien en of hij wel of niet kan. Vervolgens moeten ze het maken van die afspraak verder afhandelen in het Duits. En dat steeds weer bij een nieuwe leerling, dus ze lopen voortdurend door het lokaal. Dat vinden ze niet alleen leuk, maar ze leren er ook nog eens heel veel van.’

Beoordelen zonder toets

‘Uiteindelijk toets ik natuurlijk of ze het leerdoel ook gehaald hebben, maar een oefening maken vind ik ook een vorm van toetsing. Als iedereen de oefening goed doet, waarom zou ik dat nog eens apart moeten beoordelen? Zo heb ik een op- dracht waarbij ik een klok op het bord zet en zij de tijd moeten zeggen. Als ze dat allemaal kunnen, vink ik dat gewoon af. Het gaat uiteindelijk niet om de toets als ding, maar om het proces van monitoring.

Ik heb die leerdoelen allemaal heel concreet vertaald naar de leerlingen toe. Zij hebben een overzicht met wat ze allemaal moeten kunnen in het Duits: ‘Ik kan me- zelf voorstellen’, ‘Ik kan een formulier invullen’, ‘Ik kan mezelf omschrijven’ of ‘Ik kan de tijd vragen.’ Op dat overzicht kan ik twee dingen invullen voor de leerling: ‘Kan ik goed’, of ‘Kan ik bijna’; dat laatste omdat ik naar de leerlingen wil uitstralen dat ze altijd iets geleerd hebben.

Komend jaar gaan we de leerdoelen beschrijven in rubrics. We willen de huidige aanpak verbeteren, want we zijn er nog niet tevreden over. Daarbij denken we ook aan het verstrekken van zogeheten “badges”, en als de leerlingen alle badges hebben verzameld, mogen ze een ERK-niveau1 claimen.’

Resultaten

‘Het kromme is nu dat omdat we het examenprogramma hebben losgelaten, de leerlingen gemotiveerder zijn en meer leerrendement halen, waardoor ze aan het einde van de derde klas waarschijnlijk het eindniveau van klas 4 al hebben behaald. Vroeger vertikten ze het om woordenlijsten te leren en haalden ze lage cijfers. Hoe- wel we nu geen cijfers meer hebben en we dus niet kunnen vergelijken, merken we nu in maart dat ze de woorden uit september nog weten. Dat vind ik al een enorm verschil. Maar ook uit de leerlingenquêtes die we hier op school afnemen, blijkt dat leerlingen de lessen enorm waarderen.

Als je als leraar met formatief toetsen aan de slag wilt, dan moet je niet gelijk resultaat verwachten; het kan niet meteen goed gaan. Vooral je enthousiasme is van 1 Het Europees Referentiekader is een vasgesteld Europees raamwerk van niveauomschrijvingen voor moderne vreemde talen.

belang; als je het niet uitademt, als je het niet uitstraalt, als je het niet voorleeft, dan doen ze er niets mee. Zij gingen pas een liedje over de dagen van de week zingen toen ik het ook ging zingen; dan zijn het geen stoere jongens meer, maar gewoon kinderen. Het belangrijkste is dat ze zich gezien voelen.’

Parate kennis

‘Als ik mijn grammatica moet voorbereiden, kan ik nooit op deze manier werken. Op basis van de behoeften van leerlingen moet ik ineens iets anders kunnen doen. Planningen zijn niet heilig. Als een klas wat langzamer van begrip is, dan toets ik toch gewoon niet volgens het programma? Ik ben toch geen cijferfabriek?

In mijn andere klassen geef ik wel nog steeds cijfers, maar vanwege het succes van dit experiment heb ik het daar steeds moeilijker mee. Nu wil ik dit ook zo gaan doen bij mijn andere klassen, waarbij ik voortborduur op wat ik bij deze klas allemaal aan materiaal en vaardigheden heb ontwikkeld. Ook in de andere klassen hebben kinderen er recht op dat hun inspanningen worden gezien, in plaats van hun falen.’