• No results found

Aad Richter (Engels) & Janneke Sleenhof (Nederlands)

‘De diagnostische tussentijdse toets:

een toets om van te leren’

Interviews door Maartje Nix

De diagnostische tussentijdse toets: er is veel over gesproken. Komt hij er wel of komt hij er niet? Inmiddels is besloten dat de toets verder wordt ontwikkeld, maar niet verplicht wordt gesteld. 280 scholen hebben meegedaan met een pilot van de toets. Docenten Jan- neke Sleenhof (Nederlands) en Aad Richter (Engels) vertellen hoe de toets past binnen het toetsbeleid van hun school.

De diagnostische tussentijdse toets (DTT) is een digitale adaptieve toets voor de kernvakken Nederlands, Engels en wiskunde, die aan het einde van de onderbouw van het voortgezet onderwijs wordt afgenomen. Alle leerlingen krijgen na de DTT een diagnose waarin staat wat hun sterke punten zijn en waar ze zich nog in kunnen ontwikkelen. De DTT helpt docenten met het bieden van onderwijs op maat: ze krijgen meer inzicht in de punten waar bij individuele leerlingen leergroei mogelijk is, zodat zij het onderwijs hierop kunnen afstemmen.

‘De DTT kost veel tijd, maar levert ook veel op’

Aad Richter, docent Engels op het Calvijn in Hardinxveld-Giessendam

‘Wanneer leerlingen worden beoordeeld met een cijfer, betekent een voldoende “ik snap het” en een onvoldoende “ik snap het niet”; een gedetailleerder inzicht is niet mogelijk. Met formatief toetsen willen we bereiken dat leerlingen méér inzicht krij- gen in hun leerproces en zichzelf kunnen bijsturen. De diagnostische tussentijdse toets sluit daarbij aan. Alle informatie die je over leerlingen krijgt, is meegenomen om een beter beeld te krijgen. Daarom doet onze school mee aan de pilot van de DTT. Differentiëren, opbrengstgericht werken, formatief toetsen, gepersonaliseerd leren: al die dingen hangen met elkaar samen. Wanneer je een goed beeld hebt van je leerlingen, kun je veel gerichter lesgeven.

De DTT kost veel tijd, maar levert ook veel op. Doordat we minder cijfers geven, hebben we meer ruimte voor deze toets en voor formatieve toetsen. Onze schoolleider staat daarvoor open en is betrokken. Daardoor krijgen wij met de deel- nemende secties de ruimte om te experimenteren met formatief toetsen, maar ook om ons toetsbeleid daarop aan te passen.

De uitslag van de DTT sluit aardig aan bij het beeld dat ik van mijn leerlingen heb. Ik zie de DTT als een hulpmiddel bij het differentiëren wat betreft het niveau waar mijn leerlingen op zitten. Maar ook wanneer blijkt dat een leerling onder zijn niveau zit te werken, moeten we kijken of hij kan opstromen. Hij moet dan wel les- stof inhalen. Wat dat betreft is het makkelijker om een leerling te laten afstromen! We zijn erover aan het nadenken wat we doen met leerlingen die al jaren een bepaalde werkhouding hebben. Een leerling wil misschien wel anders, maar weet niet hoe. Ik heb eens een 3-havo-leerling gehad die onder de maat ging werken omdat hij naar 4-vmbo wilde. Tegen hem hebben we gezegd dat we zijn gedrag niet gingen belonen en dat hij zou blijven zitten als hij niet aan het werk ging. Die jongen is als een gek gaan werken en ging gewoon over naar 4-havo. Als team kun je dit alleen met overtuiging doen wanneer je een goed beeld hebt van een leerling. Nu heb ik een leerling die lage cijfers haalt en moeilijk gedrag vertoont, maar bij de DTT boven zijn niveau presteert. Misschien is hij wel een onderpresteerder die veel meer kan …

Ook zijn we aan het experimenteren met feedback geven. In een repetitie on- derstrepen we de fouten alleen en laten de leerlingen er nog eens naar kijken. Pas daarna geven we een beoordeling en zien we of ze van hun fouten geleerd hebben.

Voordat de leerlingen aan een toets beginnen, krijgen ze een reflectieformulier. Daarop geven ze aan hoe ze zich hebben voorbereid en schatten in welk cijfer ze zullen halen. Ook na de toets krijgen ze een reflectieformulier, waarop ze schrijven wat goed en minder goed ging, en ook nu mogen ze weer hun cijfer inschatten. Op basis van de reflectieverslagen bepalen we samen waaraan ze gaan werken om hun resultaten te verbeteren. Dat geldt voor iedereen, ook voor leerlingen met een 7 of 8. Inmiddels raken leerlingen getraind en zien ze het verband tussen hun voorbe- reiding en het resultaat.’

‘Wij willen meer formatief toetsen; de DTT sluit daar goed bij aan’

Janneke Sleenhof, docent Nederlands op het Sint-Joriscollege in Eindhoven

‘Wij doen voor het tweede jaar mee aan de pilot van de DTT voor Nederlands, En- gels en wiskunde. We wilden op het Sint-Joriscollege meer formatief gaan toetsen, de DTT sluit daar goed bij aan. De SLO begeleidt ons dit schooljaar, omdat we de toets willen inbedden in ons totale toetsbeleid en de resultaten ook daadwerkelijk willen gebruiken voor het uit te zetten beleid. Met de informatie die de DTT ons geeft, willen we het leerproces van onze leerlingen ondersteunen en hierin meer inzicht verkrijgen.

DTT is voor ons een middel binnen het geheel aan formatieve toetsen. We zijn ook bezig met het opstarten van feed-up en feedforward. We passen onder andere strategieën toe uit het boek Cijfers geven werkt niet van Dylan Wiliam.

Op een andere manier bezig zijn met toetsen is een bewustwordingsproces. Daarom stellen we onszelf in de sectie vragen als: hebben we onze leerlijnen in beeld? Weten we wat onze doelen zijn? Waarom toetsen we eigenlijk? Is het wel no-

dig om een cijfer te geven? En wat heeft de leerling eraan? Het is goed om daarover met elkaar te discussiëren. De invoering van de DTT draagt bij aan deze discussie.

We zijn al langer bezig met toetsbeleid. We werken bijvoorbeeld op basis van RTTI. De verschillende thema’s waarmee we bezig zijn rond toetsing moeten wel met elkaar in een lijn liggen; we proberen ervoor te zorgen dat het geen losstaande ontwikkelingen zijn, maar allemaal passen in het totale beleid. Binnenkort gaan we met de schoolleiding in gesprek over het toetsbeleid, want ook zij zijn hiermee be- zig. We willen de boel opengooien. Wat zien we als ideaal? Willen we bijvoorbeeld überhaupt nog wel toetsweken?

Dit jaar hebben we voor het eerst resultaten van de DTT per leerling binnen. We hebben een lesprogramma opgesteld om samen met de leerlingen naar de resulta- ten te kijken. De leerlingen hebben de opdracht gekregen een betoog te schrijven. Daarbij komen verschillende deelonderwerpen aan bod. De beoordelingscriteria voor de betogen hebben we samen met de leerlingen opgesteld. Ze moesten dus van tevoren nadenken over de criteria waaraan hun betoog moet voldoen en wat hun sterke en minder sterke punten hierin zijn. Voordat ze de opdracht terugkrijgen, moeten ze opschrijven wat zij denken dat ze goed hebben gedaan en wat minder goed. Pas daarna krijgen ze de feedback terug. Komt die overeen met hoe zij zichzelf hebben ingeschat? Daarna leggen ze de uitslag van het betoog naast de DTT-uitslag. Komen de resultaten overeen? Op deze manier gaan leerlingen meer nadenken over hun eigen leerdoelen en ontwikkeling. Ze maken ook zelf een plan om de punten waar zij minder op scoren te verbeteren.

Wij hebben het toetsproces omgedraaid. Voorheen oefenden alle leerlingen alles, en kregen daarna een toets en een cijfer. Nu laten we leerlingen een diagnostische toets maken, zodat ze weten waaraan ze moeten werken. Als een leerling op een diagnostische toets spelling alleen slecht scoort op werkwoordspelling, dan gaat hij daarmee oefenen. Zo levert een toets echt iets op, in plaats van slechts een cijfer op een rapport.’