• No results found

Duidelijkheid geeft meer ruimte voor creativiteit’

Interview door René Kneyber

Nicolette Terhaag is coördinator kunstvakken op De Theaterhavo/vwo in Rotterdam. Haar school houdt zich al twee jaar bezig met het opstellen, verduidelijken en com- municeren van leerdoelen binnen de kunstvakken. De school kent drie aparte kunst- richtingen: theater (spel-zang-dans), film en vormgeving.

‘Bij kunstvakken is het aan ouders en leerlingen soms moeilijk uit te leggen waarom een leerling een bepaald cijfer heeft gekregen. Wij proberen daarom helderheid te verschaffen door middel van het uitwerken van leerdoelen en kwaliteitscriteria. Kunstvakken hebben soms het imago dat ze mysterieus en mystiek zijn, maar dat zijn ze niet. We kunnen best zeggen waarom iets goed is of niet. En we willen dat een leerling van tevoren inzicht krijgt in wat er wat de kunstvakken betreft ver- wacht wordt.

Dat doen wij ten eerste door een helder leerplan te schrijven en verder door rubrics op te stellen, die gebaseerd zijn op het leerplan van het desbetreffende jaar. Wij maken daarin een onderscheid tussen proces en resultaat. Vooral technische re- sultaten zijn goed te verwerken in een rubric. Iemand zingt zuiver of niet. We kun- nen dan aanwijzen en omschrijven wanneer iets onvoldoende, voldoende, goed of excellent is. Het proces gaat meer over hóé een leerling werkt. In het procesgedeelte heeft de rubric een reflecterend karakter, tenzij er procesonderdelen in de beoorde- ling zitten; die tellen dan ook mee bij de technische punten.

Soms is het ingewikkelder. Als acteerwerk goed is, heeft dat ook iets met de per- soonlijkheid van de leerling zelf te maken, en met een samenhang van veel verschil- lende factoren. Het is daarom moeilijk om strak te omschrijven wat de minimumeis is waaraan een leerling moet voldoen. Wat bijvoorbeeld lastig is, is dat wanneer de concentratie van een leerling minder is, dat dan bijvoorbeeld ook de transformatie, de actualiteit en de tekstbehandeling beïnvloedt. Als je het uit elkaar gaat rafelen, lijkt de essentie en de samenhang verdwenen. Daarom blijft het noodzakelijk om met de rubric als basis een gesprek met leerlingen te voeren.’

Continue feedback

‘Een van de doelen bijvoorbeeld van het vak “spel”, oftewel toneelspelen, is dat de leerling volledig getransformeerd kan spelen; hij doet alsof hij helemaal iemand anders is. Terwijl de leerling aan het spelen is, krijgt hij daar ook voortdurend, en direct, reflectie, feedback en sturing op: “Daar viel je uit je rol”, “Pas je fysiek aan”, “Zorg dat je de geschiedenis van het personage kent.”

Leerlingen laten in elke les een (deel)product zien. Dat is niet alleen zo bij to- neelspelen, maar ook bij zingen, dansen, filmen en vormgeven. Maar hoewel feed- back een heel normaal onderdeel is van wat wij doen, is die feedback niet erg gefor- maliseerd, terwijl dat wel voordelen zou hebben. De meerwaarde van rubrics is dat we veel explicieter kunnen reflecteren op bepaalde onderdelen.

De sectie “dans” is als eerste begonnen met het uitwerken van die kwaliteitscri- teria: wat bedoelen we precies met “focus”, en wat met “energie”? De leerlingen zijn daar heel enthousiast over, omdat ze nu beter begrijpen wat de bedoeling is. Vooral de geschreven evaluatie – dit is wat je moet bereiken en dit zijn de stappen die je daarnaartoe hebt gezet – vinden ze heel prettig en verhelderend. Omdat de vakken van zichzelf in woorden best abstract zijn, geven de helder omschreven doelen meer duidelijkheid, en daardoor juist meer vrijheid om creatief te zijn; leerlingen durven meer zelf te ontdekken. Bovendien levert het meer feedback op richting de docent, omdat leerlingen actief gaan vragen naar de manier waarop een beoordeling tot stand is gekomen in relatie tot de rubric. En de rubrics die de leerling over zichzelf invult, geeft de docent veel informatie over de leerling en zijn proces.

Zo zijn we ook bezig met een rubric voor presenteren. Wat opvalt, is dat ook daar proces en resultaat in de beoordeling door elkaar neigen te lopen. Die twee willen we toch uit elkaar trekken, want de echte beoordeling van een presentatie gebeurt op het moment dat de leerling de presentatie geeft: duidelijk sprekend, met behulp van beeldend materiaal, of juist met de handen in de zakken. Daar worden leerlingen, terecht, op beoordeeld, ongeacht het proces. Interessant is dat het ver- band tussen proces en prestatie in de evaluatie gelegd kan worden met behulp van de rubric.’

Procesdoelen

‘Soms hebben we helemaal geen resultaatdoelen. Tijdens het Kunstlab werken de leerlingen vijf weken lang aan kunstonderzoek. Het kenmerkende daaraan is dat er juist geen vastomlijnd eindproduct is waar ze naartoe werken en waar ze een eindbeoordeling voor krijgen. Ze krijgen in het begin workshops in verschillende vakken, en daar destilleren ze zelf een leervraag uit. “Wat vind ik interessant? Wat wil ik onderzoeken? Wat heb ik ontdekt? Hoe ga ik dat vervolgens presenteren?” Daar kijken ze met behulp van een rubric creativiteit op terug en formuleren een doelstelling: wat wil ik ontwikkelen en hoe ga ik dat doen?

eigen manier om ideeën te ontwikkelen, daar kunnen we natuurlijk nooit een nor- mering aan koppelen. Daarom hebben we ervoor gekozen om op dit soort proce- saspecten ruimte te bieden voor zelfreflectie. “Hoe heb ik gewerkt? Hoe ging dat? Waar loop ik tegenaan?” Interessant wordt het om te kijken waar de leerling dan bijvoorbeeld in technische zin tekortschiet, en hoe dat vanuit het proces ernaartoe te verklaren is. Dat is een interessante combinatie om op te reflecteren.’

Digitaal portfolio

‘Momenteel zijn we bezig met de ontwikkeling van een digitaal portfolio waarin onder andere de rubrics, verslagen van kunstbezoeken en opdrachten uit de men- torles bij elkaar worden gebracht. We willen zelf iets ontwikkelen met software zo- als Moodle. Dat moet uiteindelijk iets opleveren wat voor docenten en leerlingen makkelijk toegankelijk is en door de leerlingen zelf kan worden vormgegeven. De ontwikkeling wat betreft kunst, persoonlijk en loopbaan is dan inzichtelijk. En voor de leerling is het handig, stel ik me voor; die kan met zo’n portfolio naar een vervolgopleiding stappen en zeggen: “Kijk, dit ben ik!”’