• No results found

Voor elke lijn zijn de lijninstellingen bij de PSM gelijk aan de systeeminstellingen bij de PLM. Het toevoegen van een lijninstelling bij de PSM staat gelijk aan het plaatsen van een vinkje om een instelling te activeren bij de systeeminstellingen in de PLM. Om een lijn aan de PLM toe te wijzen moet de PLM naar de lijn worden gescha-keld (zie de bedieningshandleiding van de PLM). De lijninstellingen die bij de PSM zijn gedaan, worden dirext toegepast op de PLM-systeeminstellingen van een lijn. Omgekeerd zullen ook alle instellingen bij de PLM-sys-teeminstellingen direct op de PSM-lijninstellingen toegepast.

PCE Site Manager - PSM Standard 1.17 - Handleiding - Documentversie A 37 / 144

7.7.1 Lijninstellingen toevoegen

Voer de volgende stappen uit om lijninstellingen aan een lijn toe te voegen:

1 Selecteer een lijn bij het scherm Lijnen bewerken (zie het hoofdstuk [Scherm Lijnen bewerken   pagi-na 30]). Het volgende venster verschijnt:

Beheer > Lijnbeheer > Lijnen bewerken > selecteer lijn

2 Open de Lijninstellingen en klik op Toevoegen. Het volgende venster verschijnt:

Beheer > Lijnbeheer > Lijnen bewerken > selecteer lijn > Lijninstellingen > Toevoegen

3 Selecteer de lijninstelling die u wilt toevoegen bij het vervolgkeuzemenu naast Lijninstellingen.

4 Vul de waarde voor de lijninstelling in bij het veld naast Waarde.

5 Klik Toevoegen om de lijninstelling naast de lijn toe te voegen.

7.7.2 Lijninstellingen bewerken

In dit hoofdstuk staat beschreven hoe u:

De naam van een lijninstelling wijzigt

Voer de volgende stappen uit om de lijninstellingen te bewerken:

1 Selecteer een lijn in het scherm Lijnen bewerken ([Scherm Lijnen bewerken   pagina 30]). Het volgende venster verschijnt:

Beheer > Lijnbeheer > Lijnen bewerken > selecteer lijn

2 Klik op de potlood- knop bij het frame Lijninstellingen in de kolom Bewerken van de instelling die u wilt bewerken.

PCE Site Manager - PSM Standard 1.17 - Handleiding - Documentversie A 39 / 144

Het scherm ziet er als volgt uit:

Beheer > Lijnbeheer > Lijnen bewerken > selecteer lijn > klik 3 Vul de nieuwe waarde in bij het veld in de kolom Waarde.

4 Klik op het vinkje om de bewerkingsdialoog af te sluiten.

Klik op Opslaan om het venster te sluiten en de wijziging van de waarde op te slaan.

7.7.3 Lijninstellingen verwijderen

Voer de volgende stappen uit om een lijninstelling van een lijn te verwijderen:

1 Selecteer een lijn bij het scherm Lijnen bewerken (zie het hoofdstuk [Scherm Lijnen bewerken   pagi-na 30]). Het volgende venster verschijnt:

Beheer > Lijnbeheer > Lijnen bewerken > selecteer lijn > selecteer lijninstelling 2 Selecteer de lijn die u wilt verwijderen.

3 Klik op Verwijderen om de lijninstelling te verwijderen.

Nadat u op Verwijderen klikt wordt de lijninstelling van de lijn verwijderd.

PCE Site Manager - PSM Standard 1.17 - Handleiding - Documentversie A 41 / 144

8 AI Beheer

8.1 AI's bewerken

We raden aan om de instellingen van vooraf gedefinieerde AI's te bewaren omdat die corresponderen met de vooraf gedefinieerde apparaatopmaken bij de PLM.

Indien gewenst kunt u ook AI's 91 tot 99 gebruiken (gelabeld als bedrijfsinterne informatie) voor uw eigen klantspecifieke inhoud. Houd er echter rekening mee dat bij productie voor de Russische Federatie, AI’s 91 en 92 gebruikt worden voor Russische CTC’s - de cryptocode en sleutel. AI's 91 en 92 zijn daarom geblok-keerd en mogen niet hergebruikt worden als "Russische" productie doet.

Bovendien mag u AI's die beginnen met X (gelabeld als Aangepaste inhoud) voor uw eigen doeleinden ge-bruiken.

Voer de volgende stappen uit om AI's te bewerken:

1 Klik AI's bewerken bij het scherm AI's bewerken (zie het hoofdstuk [Het scherm AI's bewerken   pagi-na 45]). Het volgende scherm verschijnt:

Beheer > AI Management (AI Beheer) > AI's bewerken

2 Dubbelklik op de AI die u wilt bewerken. Het volgende venster verschijnt:

Beheer > AI Management (AI Beheer) > AI's bewerken > dubbelklik AI

8.1.1 Afhankelijkheden definiëren

Het definiëren van afhankelijkheden tussen AI's betekent dat, wanneer een AI bij de PLM wordt geselecteerd, ook alle afhankelijke AI's worden geselecteerd en gebruikt moeten worden. U kunt bijvoorbeeld de AI's BATCH/

LOT (AI10) en VERVAL (AI17) definiëren als afhankelijk van GTIN (AI01). Daarna, wanneer de GTIN wordt ge-selecteerd bij de PLM lijnopmaak, verschijnen ook de velden voor de afhankelijke AI's (batch, verval).

We raden aan om de instellingen van vooraf gedefinieerde AI's te bewaren omdat die met de vooraf gedefi-nieerde apparaatopmaken in PLM corresponderen.

1 Klik op AI's bewerken om de lijst met AI's te openen, als deze lijst nog niet geopend is. (zie het hoofdstuk [Het scherm AI's bewerken   pagina 45]). Het scherm ziet er als volgt uit:

Beheer > AI Management (AI Beheer) > AI Management (AI Beheer) > AI's bewerken

2 Dubbelklik op de AI waarvoor u afhankelijkheden wilt definiëren. Het volgende venster verschijnt:

Beheer > AI Management (AI Beheer) > AI Management (AI Beheer) > AI's bewerken > dubbelklik AI

3 In het frame Afhankelijkheden sleept (of kiest en klikt u de knop Toevoegen) een AI vanuit de lijst Beschik-baar naar de lijst Afhankelijke AI's. De Afhankelijke AI's AI’s worden nu afhankelijk van de AI die u geo-pend hebt opgegeven.

4 Druk op Opslaan om de instellingen op te slaan.

Nadat u op Opslaan klikt worden de nieuwe afhankelijkheidsinstellingen opgeslagen.

Tafel: AI-afhankelijkheden

Knop Actie Resultaat

Toevoegen Kies een of meer AI's en klik op

Toevoegen

Er zijn een of meer AI's toegevoegd

Alles toevoegen Selecteer Alles toevoegen Alle AI's zijn toegevoegd

PCE Site Manager - PSM Standard 1.17 - Handleiding - Documentversie A 43 / 144

Knop Actie Resultaat

Verwijderen Kies een of meer AI's en druk op

Verwijderen

Er zijn een of meer AI's verwijderd

Alles verwijderen Selecteer Alles verwijderen Alle AI's zijn verwijderd Sommige afhankelijkheden zijn voorgedefinieerd, maar u kunt de afhankelijkheden afzonderlijk bewerken.

8.1.2 Deactiveren/activeren van AI's

Deactiveren

Als u een AI deactiveert, dan is die niet meer beschikbaar in PLM. Deze functie kan handig zijn als u bepaalde AI's op dit moment niet nodig hebt en u ze niet op de AI-lijst wilt zien. Maar u wilt ze wel later kunnen herge-bruiken.

1 Open de lijst van AI’s op het scherm AI's bewerken als deze nog niet geopend is. (Zie ook [Het scherm AI's bewerken   pagina 45]). Het volgende scherm verschijnt:

Beheer > AI Management (AI Beheer) > AI Management (AI Beheer) > AI's bewerken 2 Dubbelklik op de AI die u wilt deactiveren. Het volgende venster verschijnt:

Beheer > AI Management (AI Beheer) > AI Management (AI Beheer) > AI's bewerken > dubbelklik AI

3 Klik Deactiveren. Het volgende venster verschijnt:

Beheer > AI Management (AI Beheer) > AI Management (AI Beheer) > AI's bewerken > dubbelklik AI > Deactiveren 4 Klik Deactiveren om de deactivatie te bevestigen.

Na het klikken op Deactiveren, wordt de AI gedeactiveerd.

Activeren AI

1 Klik op Gedeactiveerde AI's onderaan het scherm AI's bewerken (zie het hoofdstuk [Het scherm AI's be-werken   pagina 45]). Het nieuwe scherm ziet er als volgt uit:

Beheer > AI Management (AI Beheer) > AI Management (AI Beheer) > Gedeactiveerde AI's

2 Bij het frame Gedeactiveerde AI's moet u een vinkje zetten bij een of meer AI's en op Activeren klikken om het te activeren.

Na het klikken op Activeren, worden de AI's geactiveerd.