• No results found

kunnen achterlaten

In document KIN D E RRECHTENM O N IT OR - 20 16 (pagina 33-36)

1.4.3 Afstamming en afstammingskennis

Ieder kind heeft het recht om te weten van wie het afstamt. Maar de informatie is er niet altijd. Dit geldt bijvoorbeeld voor kinderen die te vondeling zijn gelegd. Jaarlijks worden in Nederland gemiddeld niet meer dan twee kinderen te vondeling gelegd. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in 2015 tweemaal met een te vondeling gelegde baby te maken gehad (Toelichting VenJ, 2016). Uit cijfers van het Nederlands Instituut voor de Documentatie van Anoniem Afstanddoen (NIDAA) volgt dat in 2015 ook twee overleden baby’s zijn gevonden (NIDAA, 2016).

Sinds 2013 bestaan in Nederland zogenoemde vondelingenkamers, waar moeders hun baby anoniem kunnen achterlaten. De vondelingenkamer is een initiatief van Stichting de Beschermde Wieg. Het doel is om een alternatief te bieden voor het op onveilige plaatsen te vondeling leggen van een kind. In 2015 waren er vier vondelingenkamers bij particulieren, in Groningen, Middelburg, Papendrecht en Oudenbosch. In mei 2016 is de eerste vondelingenkamer in een ziekenhuis geopend, in het Isala Ziekenhuis in Zwolle.

In mei 2014 is de Staatscommissie herijking ouderschap ingesteld.

Deze commissie buigt zich over vraagstukken rond het ontstaan van juridisch ouderschap, zoals vormgegeven in het huidige afstammingsrecht, het meerouderschap en meeroudergezag en draagmoedermoederschap. De Staatscommissie zal een advies uitbrengen over de vraag of, en zo ja welke, veranderingen in wet- en regelgeving wenselijk zijn. Aanvankelijk zou de Staatscommissie in mei 2016 een rapport uitbrengen, maar het mandaat is verlengd tot 31 december 2016 (Kamerstukken II, 2015/16, 33836, nr. 16).

1.4.4 Adoptie

Ouders die een buitenlands kind willen adopteren moeten hiervoor beginseltoestemming vragen bij het ministerie van VenJ. Stichting Adoptievoorzieningen toetst vervolgens of de ouders die een kind uit het buitenland willen adopteren voldoen aan de eisen. Uit cijfers van het ministerie van VenJ volgt dat er in de afgelopen vijf jaar, met uitzondering van het jaar 2014, een daling waarneembaar is in het aantal verzoeken om beginseltoestemming. In 2015 zijn er in totaal 631 aanvragen voor beginseltoestemming ingediend, waarvan er 332 zijn verleend. Het aantal kinderen dat is opgenomen in Nederlandse gezinnen is eveneens gedaald: van 528 in 2011 naar 304 in 2015.

Tabel 1.6 Internationale adopties

2011 2012 2013 2014 2015 Verzoeken ter verkrijging van

beginseltoestemming 1.216 842 688 722 631

Intrekkingen van het verzoek 623 713 266 202 209 Aantal verleende beginsel-

toestemmingen 758 589 396 346 332

Totaal aantal in Nederlandse

gezinnen opgenomen kinderen 528 488 401 354 304 Waarvan opgenomen kinderen

onder het HAV 356 375 295 288 235

Afgewezen verzoeken 319 26 39 140 132

Bron: Ministerie van Veiligheid & Justitie, 2016.

1.4.5 Kinderrechtenbeschouwing

Scheiding en omgang

De afgelopen vijf jaar is het aantal kinderen dat te maken heeft met een (v)echtscheiding licht gestegen. Als ouders als gevolg van een (v) echtscheiding niet in staat blijken om hun kind voldoende veiligheid te bieden, dan heeft de Staat de verplichting om in te grijpen omdat dit wordt gezien als een vorm van kindermishandeling (artikel 18 en 19 IVRK). Kinderen die te maken krijgen met een scheiding, hebben het recht om hun mening te uiten (artikel 3 en 12 IVRK). Dit kan bijvoorbeeld met behulp van een bijzondere curator.

In de Kinderrechtenmonitor 2015 heeft de Kinderombudsman aanbevolen om de positie van kinderen in (v)echtscheidingen te versterken door het verplicht stellen van mediation en

scheidingseducatie in een vroeg stadium, het standaard toewijzen van een bijzondere curator als escalatie dreigt, een sterkere rol voor de rechter en het sneller bieden van passende hulp. Ook heeft de Kinderombudsman aanbevolen dat kinderrechters in hun beslissingen duidelijker motiveren hoe de mening van het kind is meegewogen in de eindbeslissing. De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is niet specifiek ingegaan op alle aanbevelingen van de Kinderombudsman. In zijn reactie heeft hij wel laten weten dat uit de praktijk blijkt dat steeds meer professionals kinderen betrekken en horen bij individuele beslissingen die hen aangaan. Het kabinet wil volgens de staatssecretaris bijdragen aan het bevorderen van deskundigheid over kinderrechten bij professionals. De minister van VenJ komt bovendien met een beleidsreactie zodra de evaluatie van de pilot bijzondere curator/gedragsdeskundige verschijnt. Die besteedt in bredere zin aandacht aan de positie van minderjarigen in gerechtelijke procedures (Kamerstukken II 2015/16, 31839, nr. 506).

Kinderontvoering

Ieder kind heeft het recht om beschermd te worden tegen kinderontvoering. De Staat is verplicht om maatregelen te nemen om kinderontvoering tegen te gaan. Ook is de Staat verplicht om maatregelen te nemen zodat het kind kan terug- keren na een kinderontvoering (artikel 11 IVRK). Uit de cijfers van het Centrum IKO volgt dat het aantal ontvoerde kinderen de afgelopen vijf jaar stabiel is gebleven. Opvallend is dat het aantal moeder dat hun kind ontvoert in 2015 met 10 procent is gestegen.

Een verklaring hiervoor is niet te vinden. Het is dan ook van belang deze ontwikkeling nauwgezet te volgen.

Afstamming en afstammingskennis

De wenselijkheid van het bestaan van vondelingenkamers is al jaren een punt van discussie. Onlangs is die discussie weer opgelaaid nadat er in mei 2016 voor het eerst gebruik is gemaakt van een vondelingenkamer. Het Kinderrechtencomité heeft zich op 8 juni 2015 kritisch uitgelaten over het bestaan van vondelingenkamers omdat dit op gespannen voet staat met de bepalingen uit het Kinderrechtenverdrag.

Daarin staat immers dat ieder kind het recht heeft om te weten van wie het afstamt en dat de Staat de verplichting heeft de identiteit van het kind te beschermen en zo nodig te herstellen (artikel 7 en 8 IVRK). Het Kinderrechtencomité vindt dat het te vondeling leggen van een kind een vorm van kindermishandeling is omdat het kind in hulpeloze toestand wordt achtergelaten (artikel 19 IVRK).

Het Kinderrechtencomité beveelt Nederland aan om alle nodige maatregelen te nemen om vondelingenkamers op te heffen. In plaats daarvan moeten alternatieven gepromoot worden die de oorzaak van het probleem aanpakken, zoals adequate steun voor ongeplande zwangerschappen, voorzieningen voor gezinsplanning en preventie van risicozwangerschappen. Een uiterste mogelijkheid zou volgens het Kinderrechtencomité kunnen zijn dat vrouwen in alle vertrouwelijkheid in het ziekenhuis bevallen (Kinderrechten-comité, 2015).

De Kinderombudsman heeft zeer recentelijk betoogd dat de vondelingenkamer geen toereikende oplossing is voor de moeder en ook niet voor het kind. Toch heeft de vondelingenkamer volgens de Kinderombudsman, zolang zeer kwetsbare vrouwen niet bereikt worden en de gevolgen van de sluiting niet te overzien zijn, een functie en daarmee bestaansrecht. De Kinderombudsman pleit voor meer investeringen om een bepaalde groep vrouwen in beeld te krijgen, onder andere door een gratis 24-uurs hulplijn, een landelijke campagne om meer bekendheid te geven aan de mogelijkheden bij ongewenste zwangerschappen, en door te garanderen dat keuzehulp en nazorg overal in Nederland beschikbaar zijn. Verder adviseert de Kinderombudsman om de mogelijkheden te onderzoeken om onder een schuilnaam te bevallen(Kinderombudsman, 2016b).

Adoptie

In artikel 21 IVRK is vastgelegd dat een kind alleen geadopteerd kan worden als de adoptie in het belang van het kind is. Daarbij is bepaald dat de verantwoordelijke instanties toestemming moeten geven voor de adoptie. De afgelopen vijf jaar zijn er weinig zorgen geweest over de wijze waarop de adoptieprocedures in Nederland zijn geregeld.

Het Kinderrechtencomité heeft in haar concluding observations op dit punt ook geen aanbevelingen gedaan aan Nederland.

1.5

Jeugdzorg

1.5.1 Toegang tot jeugdzorg

In 2015 is de nieuwe Jeugdwet ingevoerd en werden gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de vrijwillige jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Hoewel de situatie van voor de invoering van de nieuwe Jeugdwet anders is dan die erna, zijn ook voor eerdere jaren cijfers beschikbaar. Zo maakten in 2011 382 duizend jongeren gebruik van een vorm van jeugdzorg die nu onder de Jeugdwet valt (CBS, 2014d). In 2015 waren er 365 duizend

jongeren die een beroep deden op een vorm van jeugdzorg (CBS, 2015f). Om de cijfers van voor en na 1 januari 2015 met elkaar te kunnen vergelijken wordt in deze paragraaf de term jeugdzorg gebruikt voor de vrijwillige jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering gezamenlijk.

Figuur 1.7 Jongeren die een beroep doen op jeugdzorg (thans vallend onder de Jeugdwet)

0

Noot: de cijfers voor de jaren 2011 tot en met 2013 (de situatie van voor de invoering van de Jeugdwet) en die voor 2015 zijn voor de totalen met elkaar te vergelijken. Wel moet er rekening mee worden gehouden dat in de cijfers voor 2015 voorlopige voogdij en voorlopige onder toezichtstelling (OTS) niet zijn meegenomen terwijl dat voor de jaren 2011 tot en met 2013 wel het geval is. De cijfers voor 2014 zijn nog niet beschikbaar.

Er zijn meer jongens dan meisjes die in 2015 te maken hadden met jeugdzorg:214 duizend jongens tegenover 151 duizend meisjes.

Bijna 100 duizend van hen woonden in een eenoudergezin en bijna 230 duizend in een tweeoudergezin. De overige jongeren woonden in een ander soort huishouden. Dit kan zelfstandig zijn, maar ook in een instelling.

Het merendeel van de jongeren, 319 duizend, ontving in 2015 één vorm van jeugdzorg. Veelal ging het dan om jeugdhulp zonder verblijf, zoals ambulante hulp op de locatie van de aanbieder. 46 duizend jongeren ontvingen gedurende het jaar meerdere

Allochtone jongeren ontvangen

In document KIN D E RRECHTENM O N IT OR - 20 16 (pagina 33-36)