• No results found

Klimaatonderhandelingen voor opvolger Kyoto Protocol

In document Milieubalans 2009 (pagina 58-61)

In december 2007 zijn op Bali de eerste stappen gezet naar een nieuw mondiaal kli- maatverdrag dat het Kyoto Protocol moet opvolgen (PBL, 2008). Het is de bedoeling

dat deze opvolger tijdens de 15e Conference of Parties in december 2009 in Kopenha-

gen wordt afgesproken. Om deze onderhandelingen voor te bereiden zijn verschil- lende tussentijdse conferenties en bijeenkomsten gehouden sinds Bali (bijvoorbeeld Poznan en Bonn). Belangrijke agendapunten bij de voorbereidingen en onderhande- lingen zijn onder meer de mitigatie-inspanningen die de geïndustrialiseerde landen enerzijds en de meer gevorderde ontwikkelingslanden anderzijds op zich gaan nemen, het financieringsmechanisme voor mitigatie- en adaptatiebeleid, de rol van het voor- komen van ontbossing (REDD) in het mitigatiebeleid en de overdracht van technolo- gieën (VROM, 2009a). Steeds meer landen geven duidelijkheid over hun ambities ten aanzien van mogelijke mitigatie-inspanningen. Zo heeft het Huis van Afgevaardigden van de Verenigde Staten een wetsvoorstel aangenomen dat voorschrijft dat de emissie van broeikasgassen in 2020 17% onder de emissie van 2005 dient te liggen (House of Representatives, 2009). Dit emissieplafond zou verder verlaagd worden tot 83% onder de 2005 emissie in 2050. Ook grote ontwikkelingslanden zoals China, Mexico en Zuid- Afrika overwegen doelstellingen om emissies te reduceren (EC, 2009a). De Europese Unie heeft in 2007 al de ambitie geformuleerd om bij een omvattende en wereldwijde klimaatovereenkomst de Europese emissies met 30% te verminderen in 2020 ten opzichte van 1990 (EU, 2007).

De Commissie zal uiterlijk in 2013 besluiten of en hoe een verdergaande aanscherping van emissienormen zal worden vormgegeven. Er wordt nagedacht over 95 g/km in 2020. Maar pas na 2013 zullen daar concrete afspraken over worden gemaakt. Daar- naast is een richtlijn voor CO2-normen voor bestelauto’s in voorbereiding. Europees Klimaat- en Energiepakket wordt nog verder uitgewerkt

Het definitieve akkoord van december 2008 betekent overigens nog niet dat het pakket nu volledig uitgewerkt is en niet meer aangepast kan worden. Verschillende onderdelen worden nog nader uitgewerkt. Zo worden de regels voor de uitgifte van gratis emissierechten binnen het ETS nog nader uitgewerkt. Ook moet nog worden vastgesteld welke sectoren wel/niet risico lopen op carbon leakage. Daar- naast wordt er een verordening voor veilen, een verordening voor monitoring en rapportage en een verordening voor verificatie en accreditatie opgesteld. Indien er een omvattende en wereldwijde klimaatovereenkomst komt als opvolger van het Kyoto Protocol dan worden tevens de Europese reductiedoelstellingen herzien (zie tekstbox Klimaatonderhandelingen voor opvolger Kyoto Protocol).

Ontwikkelingen in nationaal klimaat- en energiebeleid

Naast ontwikkelingen in het Europese beleid, hebben zich sinds vorig jaar ook verschillende veranderingen voorgedaan in het nationale klimaat- en energiebe- leid. Zo zijn er ten aanzien van de emissiehandel en aankoop van emissierechten in de Kyoto-periode enkele beleidswijzigingen geweest. Ook is het werkprogramma

Schoon en Zuinig verder uitgewerkt. Tevens heeft het Kabinet maatregelen aange-

kondigd om de effecten van de recessie te verminderen en tegelijk een bijdrage te leveren aan een verduurzaming van de economie. Hieronder volgt een bespreking van enkele belangrijke wijzigingen in het beleid.

Buitenlandse emissierechten om binnenlandse emissies te compenseren Sinds vorig jaar heeft de overheid de doelstelling om voor de Kyoto-periode 65 Mton aan CDM- en JI-emissierechten aan te kopen zodat aan de Kyoto-verplichting kan worden voldaan (VROM, 2008a). Gemiddeld komt de aankoopdoelstelling van 65 Mton overeen met 13 Mton aan emissierechten per jaar in de Kyoto-periode 2008-2012. Het Kabinet is er destijds van uitgegaan dat voor compensatie van de binnenlandse emissies ongeveer 9 Mton per jaar nodig is, waardoor er een veilig- heidsmarge van 4 Mton ontstaat. Deze marge kan worden gebruikt als de binnen- landse emissies hoger uitvallen dan de 209 Mton CO2-equivalenten die vorig jaar

nog door de overheid werd verwacht en/of als meer CDM- en JI-projecten uitvallen dan verwacht. Het is inmiddels duidelijk dat niet alle onder CDM en JI gecontrac- teerde hoeveelheden geleverd zullen worden (VROM, 2009b). Volgens de laatste inzichten zal het te leveren volume voor CDM en JI gezamenlijk tussen 50 en 60 Mton liggen, hetgeen overeenkomt met 10-12 Mton per jaar. Het PBL verwacht echter dat deze rechten niet allemaal nodig zijn om aan de Kyoto-verplichting te voldoen (zie paragraaf 2.4.1).

Het ETS-emissieplafond voor Nederland is vastgesteld, inclusief de opt-in voor N2O In november 2008 heeft de overheid het door de Europese Commissie goedge- keurde toewijzingsbesluit van CO2-emissierechten in de periode 2008-2012 voor

ETS-bedrijven gepubliceerd (VROM, 2008b). Ook heeft de Europese Commis- sie goedkeuring gegeven voor het opnemen van N2O-emissies van Nederlandse

salpeterzuurfabrieken (EC, 2008) in het ETS. Naast de gratis emissierechten gaat de overheid jaarlijks ook een kleine hoeveelheid emissierechten veilen (VROM, 2008c). Hiermee bedraagt het gemiddelde jaarlijkse emissieplafond voor de Neder- landse ETS-bedrijven in de Kyoto-periode samen circa 87,4 Mton CO2-equivalenten

(inclusief ruim 6 Mton aan depots voor nieuwkomers, uitbreidingen en geschillen). Dit is 1,6 Mton CO2-equivalenten meer dan waar in de Milieubalans 2008 van werd

uitgegaan. Het emissieplafond is met circa 1,1 Mton CO2-equivalenten omhoog

gegaan door toelating van salpeterzuurfabrieken tot het ETS en met circa 0,5 Mton CO2-equivalenten door uitbreiding van het aantal bedrijven dat onder het ETS valt. Hogere ambities en subsidiebedragen in de SDE regeling voor 2009

De SDE-regeling voor 2009 is vastgesteld en bevat verschillende wijzigingen ten opzichte van de regeling in 2008 (EZ, 2009a). Het subsidieplafond en het beoogde op te stellen vermogen hernieuwbare elektriciteit is in 2009 fors hoger ten opzichte van de SDE-regeling van 2008. In 2009 beoogt de SDE-regeling ongeveer 1.455 MW positief te beschikken terwijl dit in 2008 nog 655 MW bedroeg. De basisbedragen per kWh zijn verhoogd ten opzichte van vorig jaar, in het bijzonder voor windener- gie-op-land en co-vergisting, waardoor de subsidie per kWh hoger kan uitvallen. Daarnaast zijn de subsidiabele categorieën uitgebreid met grotere zonnestroom- installaties en waterkrachtcentrales. Ook wordt in 2009 de SDE-regeling openge- steld voor 450 MW aan windenergie-op-zee. Voor een ‘nuttige’ aanwending van de warmte die vrijkomt bij de elektriciteitsproductie op basis van biomassa geldt een hogere subsidie (de ‘warmtebonus’) (EZ, 2009b).

Biobrandstoffen: minder verplichte bijmenging wegens zorgen over duurzaamheid Biobrandstoffen worden minder gestimuleerd wegens twijfels over de duurzaam- heid van de productie van de grondstoffen (zie ook Milieubalans 2008). Zo heeft het Kabinet de doelstelling om biobrandstoffen aan benzine en diesel toe te voegen verlaagd van 5,75% naar 4% in 2010 (VROM, 2008d). Doelstelling voor 2009 is om dezelfde reden verlaagd. Er is nog geen besluit genomen over het beoogde aandeel in 2020.

Meerjarenafspraken energie-efficiëntie bedrijven vervangen

De overheid en het bedrijfsleven hebben het convenant Meerjarenafspraak energie-

efficiëntie 2 (MJA2) vervangen door MJA3 (SenterNovem, 2008a). De duur van de

MJA is verlengd tot 2020 en sluit daarmee aan bij het zichtjaar van Schoon en Zuinig. Deelnemende bedrijven spannen zich in om een energie-efficiëntieverbetering van 30% te realiseren in de periode 2005-2020. Daarnaast staat de MJA nu open voor deelnemers uit het Convenant Benchmark Bedrijven (de energie-intensieve industrie). Reactie Kabinet op recessie: stimuleren duurzame economie

Om de negatieve gevolgen van de recessie te verminderen heeft het Kabinet zijn coalitieakkoord uitgebreid met een Aanvullend Beleidsakkoord (AZ, 2009) (zie ook

hoofdstuk 1). Het Kabinet investeert onder meer in extra windturbines op zee,

energiebesparing van woningen en innovatieprogramma’s op het gebied van hernieuwbare energie en elektrische mobiliteit. Vanaf juli 2009 kunnen consumen- ten, zakelijke verhuurders en woningcorporaties gebruik maken van verschillende (tijdelijke) regelingen die het aantrekkelijker maken om in energiebesparing te investeren (VROM, 2009c). Het gaat hierbij onder meer om een subsidieregeling

voor maatwerkadvies, een BTW verlaging voor isolatiemaatregelen, een energiebe- sparingskrediet en een verruiming van de Energie-investeringsaftrek (EIA). Daarnaast wordt het financieringsstelsel van de subsidieregeling Stimulering Duurzame Elektri-

citeitsproductie (SDE) gewijzigd in een extra toeslag op elektriciteitsverbruik in plaats

Bijdrage regionaal en lokaal klimaatbeleid aan het nationale beleid

In document Milieubalans 2009 (pagina 58-61)