• No results found

Geen makkelijke oplossing

In document Milieubalans 2009 (pagina 184-187)

Vervanging van rundvlees door kippenvlees leidt tot minder broeikasgassen en minder ruimtegebruik, maar hierbij treedt wel een verschuiving van grasland naar akkerland op, terwijl een deel van het grasland niet geschikt is voor akkerbouw. Het milieuvoor- deel van vleesvervanging door kaas is niet groot. Vervanging door gekweekte vis doet zowel het ruimtebeslag als de broeikasgasemissies afnemen, maar leidt veelal tot een toenemende druk op aquatische biodiversiteit. Als alle dierlijke eiwitrijke producten worden vervangen door plantaardige is een besparing van circa 70% op de broeikas- gasemissies en ruimtegebruik van de eiwitrijke voeding mogelijk.

Als iedere Nederlander zich houdt aan de richtlijn voor goede voeding, is mondiaal 1,4

Mton CO2 en 0,6 miljoen hectare te besparen, maar neemt wel de druk op de aquati-

sche biodiversiteit toe (Blonk et al., 2008).

Effecten van opties voor aanpasssing van consumptie

Biodiversiteit land

(mondiaal) broeikasgassenVermindering Vermindering vermesting dierenwelzijnVerbetering

Eten conform RGV

(goede voeding) + + + 0?

Vervanging van rood

door witvlees ++ + + - Vervanging door biologisch vlees 0? 0? 0 ++ Vermindering verspilling voedsel + + + + Geen consumptie dierlijke producten ++ ++ ++ ++

Directe indicatieve effecten van opties voor aanpasssing van consumptie om effecten van veehouderij en visserij te beperken.

worden toegepast op alle schaalniveaus. Sommige opties zijn gunstig voor het ene milieudoel, maar pakken negatief uit voor andere doelen.

Zo leidt minder stikstofkunstmest in eerste instantie tot minder broeikasgasemis- sies, maar vaak ook tot lagere gewasopbrengsten, waardoor het landbouwareaal moet toenemen om een zelfde hoeveelheid te produceren. Daarentegen leidt meer mest tot hogere opbrengsten en dus tot minder landgebruik, maar waarschijnlijk ook tot meer broeikasgassen en vermesting. De vervanging van geïmporteerde soja door de teelt van eiwithoudende gewassen in Noordwest-Europa is geen oplossing voor het sluiten van nutriëntenkringlopen of vermindering van mondiaal landbeslag (zie tekstbox Zijn regionale voer-mestkringlopen beter te sluiten?). Deze kringlopen zouden beter gesloten kunnen worden door een deel van de intensieve veehouderij naar de productiegebieden van veevoer (bijvoorbeeld Brazilië) te verplaatsen. Een aantal verbeteringen van het dierenwelzijn leidt tot meer landgebruik en emissies, omdat de voerbehoefte per kilo vlees stijgt.

Enkele maatregelen pakken positief uit voor broeikasgassen en visserij. Zo zal het beter beheren van visvoorraden of het instellen van beschermde gebieden – bij wereldwijde acceptatie – op den duur kunnen leiden tot behoud van de visvoor- raden en visvangsten. De Nederlandse visserij is sterk voorstander van certificering volgens de standaard van de Marine Stewardship Council (MSC), die eisen stelt aan beheer van visgronden (PBL, 2009).

Effecten van opties voor het duurzamer maken van de veehouderij

Biodiversiteit land Vermindering

broeikasgassen Vermindering vermesting dierenwelzijnVerbetering

Minder aantasting biodiversiteit Verhogen productiviteit

bouwland en weidegronden ++ ? - 0

Verplaatsen veevoerproductie naar

minder kwetsbare gebieden + 0 0 0

Betere spreiding veehouderij 0 0 + 0

Soja vervangen door

Europees eiwitrijk voer - - 0 0

Minder broeikasgasemissies

Minder kunstmestgebruik -- + + 0

Meer lokale productie van veevoer - ? - ?

Mestvergisting 0 + + 0

Aanpassingen veevoer 0 + 0 ?

Geen omzetting bos in landbouwgrond + + - 0

Verbetering dierenwelzijn

Aanpassen stallen - - - ++

Uitloop - - - +

Langzamer groeiende of

robuustere dieren - ? ? +

Minder ingrepen (zoals knippen

van staarten en snavelbranden) 0 0 0 +

Indicatieve effecten van opties voor het duurzamer maken van de veehouderij door aanpas- singen in productieketens.

Viskweek met veel vismeel is geen oplossing

Meer vis eten om gezondheidsredenen (visvetzuren) of als vleesvervanger, is wereldwijd gezien niet zonder problemen realiseerbaar. De hoeveelheid gevangen vis zit aan de ecologische bovengrens en viskweek op basis van vismeel en visolie is geen oplossing, tenzij het aandeel gevangen vis in het voer drastisch wordt terug- gebracht. Naar verwachting kan het gehalte vismeel en visolie in visvoer tot 2020 nog met ruim 60% afnemen.

Oplossingen worden gezocht in procesverbeteringen en in een toenemend gebruik van goedkopere plantaardige eiwitten en vetbronnen (Tacon en Metian, 2008). Ook algen, wormen of andere kleine mariene organismen zouden als grondstof kunnen dienen. Een toenemend gebruik van plantaardige grondstoffen zal leiden tot meer landgebruik en aantasting van de biodiversiteit op land. Visteelt met soorten die van nature planten eten – zoals tilapia en karpers – en die in kweek een kleine hoeveelheid vis in het visvoer krijgen, gebeurt al volop in landen zoals China. Deze vissoorten worden in het Westen door de consument echter minder gewaardeerd. 6.5.3 Kansen en beperkingen voor realisatie van de opties

De opties om de milieudruk te verminderen worden niet vanzelf werkelijkheid. Dit vergt gedragsverandering van consumenten of technische en organisatorische ver- beteringen in de productieketens. Om consumenten en producenten in beweging te krijgen, moeten verschillende barrières worden overwonnen en kansen worden benut.

Laag probleembesef

In 2006 vonden Nederlanders biodiversiteit en dierenwelzijn relatief onbelangrijk ten opzichte van andere maatschappelijke vraagstukken. In een ranglijst van 64 maatschappelijke vraagstukken kwam het belang van het klimaatvraagstuk op de 17e plaats, biodiversiteit op de 31e en dierenwelzijn op de 53e plaats (Visser et al.,

2007). Daarnaast bleek dat het draagvlak voor maatregelen voor behoud van biodi- versiteit beduidend kleiner was dan voor maatregelen tegen klimaatverandering. Consumenten hebben weinig zicht op de nadelige effecten van de vleesproductie. Dat komt door de mondiale uitgestrektheid van productieketens en door de vele bewerkingsstappen tussen grondstof en eindproduct (Figuur 6.4.5). Consumenten associeren milieuvraagstukken ook vooral met zware industrie en geloven niet dat een ‘natuurlijk’ product zoals vlees een grote milieu-impact kan hebben (LNV, 2008b).

Biodiversiteitsverlies staat bij veel politici, beleidsmakers en ketenpartijen nog niet hoog op de agenda, in tegenstelling tot klimaatverandering. Zowel voor biodi- versiteitsverlies als voor klimaatverandering geldt, dat de rol van dierlijke produc- ten hierin nog weinig wordt onderkend. Daarom is er op dit moment vanuit de samenleving weinig druk om tot veranderingen te komen, enkele uitzonderingen daargelaten.

Aanpassen van consumptie is lastig

Maatregelen die gericht zijn op veranderingen in het voedselconsumptiepatroon liggen veelal gevoelig en ontberen draagvlak (MNP, 2007). Aanpassen van voe-

In document Milieubalans 2009 (pagina 184-187)