• No results found

Externe Veiligheid

In document Milieubalans 2009 (pagina 147-150)

Milieukwaliteit van de stedelijke leefomgeving

5.4 Externe Veiligheid

5.4.1 Externe Veiligheid rond inrichtingen en vervoer Externe veiligheidsbeleid succesvol

Het externe veiligheidsbeleid gaat over de productie, opslag en het transport van gevaarlijke stoffen en over het vliegverkeer in de nabijheid van luchthavens. Het beleid werkt met zogenaamde risicocontouren. Een risicocontour begrenst een gebied. Aangenomen wordt dat binnen zo’n gebied de kans op overlijden ten gevolge van een ‘gevaarlijke’ activiteit hoger dan gemiddeld is. Die kans mag in Nederland niet groter zijn dan het zogeheten plaatsgebonden (extra overlijdens) risico (PR) van 10-6 per jaar. Het externe veiligheidsbeleid heeft de afgelopen 10 jaar

geleid tot een vermindering van het aantal personen dat is blootgesteld aan die jaar- lijkse extra overlijdenskans van één op de miljoen. Maatregelen die hierbij van belang zijn geweest zijn onder meer Besluit Rampen en Zware ongevallen, Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen en maatregelen naar aanleiding van de ketenstudies. Momen- teel staan er in Nederland rond inrichtingen nog bijna 5.000 woningen binnen een 10-6 PR-contour. De grootste bijdragen hieraan worden geleverd door LPG-stations

(Figuur 5.4.1).

Afronding sanering LPG-tankstations vertraagd

In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is afgesproken dat rond LPG-tankstations vanaf 2010 geen woningen meer mogen liggen binnen de 10-6

PR-contour en dat situaties met woningen binnen de 10-5-contour uiterlijk in 2007

aangepakt zouden moeten zijn (urgente sanering). Eind 2007 concludeerde de VROM-inspectie dat er nog 18 LPG-stations in bedrijf waren die urgent gesaneerd zouden moeten worden. In 2008 zouden de laatste LPG-stations gesaneerd en ont- manteld moeten zijn. De laatste gegevens strekken tot 1 mei. Op die datum waren er nog negen niet gesaneerde LPG-stations. Momenteel bevinden zich naar schat- ting nog circa 4.500 woningen binnen de 10-6 PR-contour van LPG-stations. In deze

*) Let op, fout hersteld. In de gedrukte versie van de Milieubalans 2009 staat ‘Bij Groningen en Rotter-

dam is zowel het aantal woningen met een geluidbelasting boven 58 als boven 48 dB(A) Lden meer dan

schatting is rekening gehouden met de urgente sanering maar niet met specifieke maatregelen van de LPG-sector. Het betreft maatregelen die voortvloeien uit de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (REVI) uit 2007. In het REVI is vastgelegd dat het aanbrengen van hittewerende coatings op tankwagens en het gebruik van veiligere vulslangen leidt tot een aanzienlijke verkleining van de risicocontouren rond LPG-tankstations. De verwachting van het ministerie is dat dan nog maar nau- welijks woningen binnen de 10-6 PR-contour zullen vallen. De maatregelen zouden

in 2010 moeten zijn gerealiseerd. Er zijn echter nog technische problemen met het aanbrengen van hittebestendige coatings op tankwagens. Bovendien heeft de VNG de minister van VROM laten weten dat het voorschrift voor hittewerende coatings thuis hoort in de transportwetgeving en niet in de individuele milieuvergunning aan pomphouders. Het is dus onzeker of het doel in 2010 wordt gehaald.

Risicovolle situaties in Nederland in kaart gebracht

Het Register risicosituaties gevaarlijke stoffen (RRGS) is een landelijk register waarin risicosituaties door gevaarlijke stoffen worden vastgelegd. In het register staan alle bedrijven die giftige, brandbare en explosieve stoffen verwerken of opslaan en transportroutes en buisleidingen voor deze stoffen. De gegevens uit dit register worden via de provinciale risicokaarten openbaar. De doelstelling voor 2007 om alle EV-relevante objecten in te voeren in het RRGS is voor 98% gehaald. In 2009 dient alle relevante risico-informatie inclusief alle knelpunten en aandachts- punten beschikbaar te zijn. Voor buisleidingen geldt dit doel voor 2012.

Vaststelling basisnet vervoer gevaarlijke stoffen weer vertraagd

Sinds 2000 wordt er gesproken over een zogeheten basisnet dat het vervoer van gevaarlijke stoffen concentreert op bepaalde wegen, spoorlijnen en waterwegen. Sinds 1999 is het aantal personen dat zich bevindt binnen de 10-6-PR-contour aanzienlijk

verminderd als gevolg van het externe-veiligheidsbeleid. Het halen van het doel voor 2010 voor inrichtingen is afhankelijk van sanering van LPG-stations.

Figuur 5.4.1 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 0 2 4 6 8

10 Aantal woningen (duizend) LPG-stations VR-plichtige bedrijven Spoorwegemplacementen Doel

Plaatsgebonden risico binnen 10-6

-contour

Binnen 10-6

-contour betekent kans op ongeval groter dan eens in miljoen jaar

Op die trajecten moeten strenge veiligheidseisen gelden, bijvoorbeeld als het gaat om de afstand tussen de bebouwing en de weg of het spoor. Voor de Basisnetten voor Water en Weg zijn er nu ontwerpen maar het Basisnet Spoor is vertraagd. De ramp met de LPG-trein die op 29 juni 2009 plaatsvond in Viareggio (Italie) waarbij 24 mensen omkwamen, laat nogmaals zien dat het van belang is om het vervoer van gevaarlijke stoffen en bebouwing van elkaar te scheiden. Het Ministerie van VenW verwacht dat in de tweede helft van 2009 het ontwerp voor het Basisnet Spoor wordt opgeleverd, maar onduidelijk is of dit wordt gehaald omdat er nog verschil- lende problemen zijn (VenW, 2008b). Zo is er discussie over de wijze waarop de risico’s worden berekend en willen gemeenten niet dat het Basisnet hen belem- mert in hun groeimogelijkheden. Anderzijds willen vervoersbedrijven zelf kunnen bepalen welke route ze nemen.

Geen informatie over toepassen verantwoording groepsrisico beschikbaar Het groepsrisico, de kans op een ramp met meerdere dodelijke slachtoffers, kent geen grenswaarde maar een zogenoemde oriënterende waarde. Overheden moeten iedere verandering ten opzichte van deze waarde verantwoorden. Bij de verantwoordingsplicht worden naast maatregelen om het risico te beperken ook maatregelen beoordeeld die gericht zijn op de zelfredzaamheid van slachtoffers en op de bestrijding van een eventuele ramp. Het voldoen aan de oriëntatiewaarde zegt dus niet dat er sprake is van verantwoord groepsrisicobeleid. In het Risico Register dienen uiteindelijk ook deze andere aspecten van de verantwoordings- plicht met betrekking tot het groepsrisico opgenomen te worden. Op dit moment is dat nog niet het geval waardoor niet is te bepalen in welke mate overheden hun verantwoordingsplicht nakomen.

Effecten maatlat onbekend

Om te bepalen of de organisaties die verantwoordelijk zijn voor het handhaven van de externe veiligheid hun taak goed uitoefenen, is in 2008 een maatlat samenge- steld. Deze maatlat moet een concreet beeld geven van de benodigde mankracht per bevoegd gezag (in aantal FTE). De doelstelling is een adequate uitvoering en handhaving van het externe veiligheidsbeleid vanaf 2010. Deze kan worden bereikt door gerichte opleiding, training en uitwisseling van ervaringen met andere organi- satie. Gegevens over het voldoen aan de vereisten van de maatlat zijn vooralsnog niet beschikbaar.

5.4.2 Externe Veiligheid rond luchthavens

Plaatsgebonden risico’s rondom Schiphol in 2008 licht toegenomen

Voor Schiphol nam het aantal woningen binnen de 10 -6 PR-contour toe, van meer

dan 600 woningen in 2007 tot ongeveer 1.000 woningen in 2008 (Figuur 5.4.2 links). Deze toename is deels toe te schrijven aan nieuwe inzichten over ongevalkansen in de berekening van de risico’s maar is ook een gevolg van nieuwe woningen die rond Schiphol zijn gebouwd. Het gaat bijvoorbeeld om ruim 200 woningen bij Aalsmeer en meer dan 250 woningen bij Zwanenburg. Op deze plaatsen is de veiligheidscon- tour zeer gevoelig voor veranderingen in het vliegpatroon. Door een ongunstige vliegpatroon lag een deel van deze woningen in 2008 binnen de 10 -6 PR-contour.

Binnen het ruimere beperkingengebied rondom Schiphol – waarbinnen het aantal woningen niet mag toenemen – is het aantal woningen overigens licht afgenomen.

De vorm en grootte van de risicocontour wordt mede bepaald door meteoro- logische omstandigheden. Veranderingen van de contour leiden tot jaarlijkse fluctuaties in het aantal woningen dat binnen de contour valt. Daarom is een doel geformuleerd over een periode van 30 jaar. Het totale aantal woningen dat in een periode van 30 jaar één jaar of vaker binnen een 10 -6 PR-contour ligt, mag niet meer

zijn dan 3.000 (VenW, 2008). Het vaststellen of aan deze norm van 3.000 woningen

In document Milieubalans 2009 (pagina 147-150)