• No results found

Een jubileum op 'n dorp

In document De Nieuwe Gids. Jaargang 48 · dbnl (pagina 148-152)

Drie schetsen van Aleida Timmerman-Van Pellecom

I. Een jubileum op 'n dorp

Doortje vierde haar vijf en twintig-jarig jubileum in de groenten- en vruchtenzaak van Groen. Dit feit op zichzelf was in den tijd die nu is nu al iets bizonders, maar er was veel meer bizonders aan Doortje. Zij was niet alleen een ideale winkeljuffrouw en de alwetende vraagbaak der klanten, maar ook een voorbeeld van naastenliefde, zooals er nu niet meer, of nog niet, veel gevonden worden.

Elke door zijne moeder gestuurde dreumes, die haar een vodje papier overhandigde waarop alleen maar: aardappelen, soep- of andere groenten stond gekrabbeld, kon zij helpen aan het verlangde. Zij wist in welk gezin veel, in welk weinig groenten werd gegeten; wie er van prei in de soep hield, wie niet. Voor een arme moeder van een groot gezin had zij juist een groote en billijke bloemkool voor den Zondag; aan het oude, alleenwonende dametje dat betere dagen had gekend, verkocht zij iets fijns dat op moest, voor enkele centen. Elk kind kreeg een paar pinda's, een appel of een banaan met een plekje toe. Ook was ze geheel op de hoogte van de geraffineerde smaak der rijke klanten. Tegen de boeren en boerinnen praatte ze in hun patois; met de heeren en dames die ze bediende sprak ze beschaafd. Ze had van de laatsten zelfs geleerd vreemde woorden goed te gebruiken; zoo noemde ze wel eens iemand een beetje getroubleerd, en toen één der loopjongens, uit een bestelboekje

voorlezend: groenten voor de baby - dit laatste woord op zijn Hollandsch, baabì, uitsprak, - verbeterde zij dit. Wanneer de jongens twistten of vochten, herstelde zij de vrede. Dit alles deed ze op zachtzinnige wijze, zonder vertoon van bazigheid; nederig, ijverig, goedhartig en toegewijd leefde zij; zoo was haar aard. Altijd waakzaam en aandachtig deed zij haar werk.

Dat er in het dorp wel eens gezegd werd: de heele zaak drijft op Doortje, had ze stellig wel gehoord, maar ze werd er niet grootsch door; evenmin als door het feit, dat alle klanten het liefst door háár werden geholpen. Het gebeurde soms dat een niet fijngevoelige klant, aan wie juffrouw Groen zelf vroeg wat of het zijn mocht, antwoordde: ‘Ik wacht wel tot Doortje me kan helpen.’

Doortje zag en hoorde alles wat er in den winkel gebeurde. Terwijl zij een klant hielp, lette ze op hoe de jongens de manden inpakten, en nam soms ook nog een bestelling aan van een haastige dame, die met de tram mee moest.

Wanneer iemand haar vroeg, hoe het kwam dat zij nooit zenuwachtig of ongeduldig werd, als het druk was in den winkel, antwoordde zij: ‘Ik trek me nergens niks van an.’

Doortje bewees haar klanten ook menige vriendendienst. Zoo was het een vaste gewoonte, dat zij de nieuwe schoenen en pantoffels van velen van hen inliep; ze deden haar geen pijn, zei ze. Ze hielp hen ook vaak aan briefkaarten en postzegels, en maakte de oudjes die bij haar kwamen koopen, opmerkzaam op gebreken in hunne kleeding. Het kwam voor dat eene klant haar kwam vragen of ze dacht dat eene andere juffrouw thuis zou zijn, of dat zij haar ook dien morgen had voorbij zien gaan. Dat dames haar herhaaldelijk vroegen of ze ook een meisje voor haar wist en of ze niet een zus voor haar had, spreekt van zelf. Doortje's vijf zusters waren echter nooit disponibel en al besproken eer zij van school kwamen, want het geslacht van trouwe, toegewijde werk- en kookmeisjes sterft uit.

Behalve al de goede hierboven genoemde dingen, die Doortje bedreef, bezat zij ook nog de gave de huiselijken vrede van de familie Groen in stand te houden. Als zij juffrouw Groen zag lijden onder een wat ruwen uitval van den baas, die wel goed, maar driftig was, zei Doortje hem kalm maar nadrukkelijk dat

hij zóó niet hoefde te praten, en wanneer hij overdreef, hield ze hem de naakte waarheid voor.

Ook had zij de vrouw en den baas weten te bepraten om een oud, eenzaam mannetje, dat zij in zijn huisje achter het hunne moeizaam zijn potje zag koken, elken middag bij hen te laten mee-eten.

Het was een geluk te noemen dat Doortje één zwak punt had, want anders zou zij geen mensch meer geweest zijn. Maar het was een onschuldig, aandoenlijk zwak: zij hing nog erg aan hare moeder, ondanks haar zes en dertig jaren en haar zelfstandig leven. Zij voelde zich diep ongelukkig als zij niet 's Zaterdagsavonds, al werd het twaalf uur eer zij met haar werk klaar was, naar huis kon gaan slapen. Wanneer juffrouw Groen ziek was, ging dit niet; Doortje bleef dan als vanzelfsprekend, maar haar gewone opgewektheid verdween, en zij was stil van bedroefdheid.

Toen Doortje haar eerste jubileum, van twaalf en een half jaar, bij Groen had gevierd, had zij van de vrouw en den baas een naaimachine gekregen. Ze was in die dagen verloofd, en had trouwplannen. Daar was echter niet van gekomen; zij had gehoord dat haar jongen in den vooravond met een ander meisje liep, omdat zij nooit vroeg weg kon, en toen had zij direkt een eind aan de verloving gemaakt. Nu haar vijf en twintig-jarig jubileum werd gevierd, was het feest veel grooter. Op een warmen Zondagmiddag kwamen er zooveel gelukwenschende klanten, vrienden en bekenden in de fraai met bloemen en sparregroen versierde mooie kamer van Groen, dat de jeugd naar den tuin werd gedirigeerd. Bijna iedereen bracht een geschenk mee voor de jubilaresse. Van baas en vrouw kreeg ze een spaarbankboekje met f 100.

- Goed voor haar ouden dag’, zei een sinistere bezoeker. Toen ging er een koor van protesten op. Daar mocht Doortje nog lang niet aan denken. Pas zes en dertig jaar, in den bloei van haar leven. En nog zoo jong van hart en uiterlijk. Je zou haar nauwelijks dertig geven. Nog een heel leven vóór zich. Ze kreeg ook vast nog eens een goeien man. Zoo dom als de mannen toch waren, dat ze niet zagen wat een schat van een vrouw Doortje zou zijn.

Zoo werd Doortje's lof gezongen, soms wat overdreven, door het dankbare en haar liefhebbende bezoek. Zijzelf lachte er maar stil bij; ze zei wel eens: nee maar, nou maken jullie 't al te erg. Dan volgden weer protesten, en nog meer lof.

- We komen vast nog bij je op de bruidstranen, werd er gezegd.

Ten slotte vond één der bezoeksters, die wat feministisch aangelegd was, le mot définitif.

- Weet je wat ik gedacht heb, zei ze. De baas en de vrouw worden wat oudachtig, diè moesten nou maar stil gaan leven, en dan moet Door een man naar haar zin uitzoeken. In háár positie hoeft ze niet te wachten tot er een om haar komt. Ze kan hem dan leeren de zaak te drijven.

Dit voorstel wekte veel hilariteit op.

Want de traditie in het oude boerendorp leeft nog sterk voort; de moderne ideeën der talrijke artisten, die er in de laatste tientallen jaren zijn neergestreken, hebben er nog niet de minste verandering in gebracht.

In document De Nieuwe Gids. Jaargang 48 · dbnl (pagina 148-152)