UITGEVOERD BERMBEHEER
3.2 DEELVRAAG 2:INVENTARISATIEFAUNAENFLORA
3.2.1 Flora:vegetatieͲopnamesmetPQ's
3.2.1.3 Invasieveexoten
3.2.1.3.1 Reuzenberenklauw(Heracleummantegazzianum)
De Reuzenberenklauw komt voornamelijk voor op zonnige tot licht beschaduwde standplaatsen op
vochtige, voedselrijke grond. Snel ingrijpen is bij deze soort de boodschap. Kleine populaties zijn met
beperkteinspanningenoprelatiefkortetermijntebestrijden.Bestrijdingvangroterepopulatiesvraagt
een langdurige en intensieve inzet. Manueel verwijderen van bovengrondse en ondergrondse delen,
maaienvoordezaadzettingofbegrazingzijndemeestaangewezentechnieken.Hetsapvandeplantkan
bij aanraking met de huid irritaties en brandwonden veroorzaken. De nodige voorzorgsmaatregelen
dienengenomenteworden.Onbeschermdcontactmetdeplantwordttenstelligsteafgeraden.
Reuzenberenklauw werd waargenomen langs de afrit Grimbergen en in het complex van StrombeekͲ Bever.
Figuur8:BladvandeReuzenberenklauw(Foto:RoosmarijnSteeman)
3.2.1.3.2 Japanseduizendknoop(Fallopiajaponica)
Japanse duizendknoop is een typische soort van voedselrijke, vochtige standplaatsen, zowel in de
(half)schaduw als in de volle zon. Ze wordt aangetroffen langs de bermen van wegen, spoorwegen en
rivieren,inenlangsbossen,opbraakliggendeterreinen,verlatenspoorwegterreinenenz.WaarJapanse
duizendknoop opduikt, is de soort onverwoestbaar en neemt ze binnen de kortste keren grote
oppervlaktenin,waarondergeenenkeleinheemsesoortoverleeft.Haaruitbreidinggebeurthoofdzakelijk
vegetatief.PopulatiesvanJapanseduizendknoopkunneneenverhoogdeerosiegevoeligheidtotgevolg
hebben:indewinter,nadebladval,isdevrijgekomengrondextraonderhevigaanwindenwater.Zonder
twijfelisdeplanteenvandeschadelijksteneofytenvandeVlaamseflora.
3.2.1.3.3 Valseacacia(Robiniapseudoacacia)
Valseacaciaiseeninvasievesoortdiedeontwikkelingvanwaardevollevegetaties(bossen,struwelenen
open terrein) sterk kan hypothekeren. Ze doet dit door concurrentie en door bodemaanrijking
(stikstoffixatie).Valseacaciaisinbosverbandmetslimmeingrepenenwatgeduldmakkelijkuittefaseren.
Buitenbossenisdebestrijdingarbeidsintensief.
3.2.1.3.4 Lateguldenroede(Solidagogigantea)
LateguldenroedewordtinVlaanderenineenbredewaaiervanhabitatswaargenomen,weliswaarmeestal
oprelatieftotsterkdoordemensbeïnvloedegroeiplaatsenzoalsbraakliggendeterreinen,enwegͲen
spoorwegbermen.
Late guldenroede kan uitgestrekte monotone vegetaties vormen door middel van een netwerk van
wortelstokken. Bovendien produceren ze grote hoeveelheden zaad. Door deze combinatie worden ze
beschouwdalsdemeestbedreigende invasievenvoorbiodiversiteitinEuropa.Bestrijdingkandoorde
planten uit te trekken (kleine groeiplaatsen) of herhaaldelijk te maaien/mulchen en inzaaien met
inheemsesoorten.Wanneerdeomstandighedenhettoelatenkanbestgepoogdwordendewortelstokken
te verwijderen. De soort werd in beperkte mate waargenomen in Kraainem. Er kan best gericht
ingegrepenwordennuhetprobleemnognietzogrootis.
3.2.1.3.5 Amerikaansevogelkers(Prunusserotina)
Amerikaanse vogelkers is een soort van bosranden en komt voor in de ondergroei van (ijle) bossen,
struwelen en houtkanten. De soort heeft een voorkeur voor zure tot zwak zure zandige bodems en is
daaromslechtsbeperktaanweziglangsdeBrusselseringenzalwellichtooknooiteengrootprobleem
vormen.Tochishetbestomdevoorkomendeexemplarenteverwijderentenvoordelevandeinheemse
bomenenstruiken.
3.2.1.4 Indicatorsoorten
Weselecteerdeneenaantalindicatorsoortendiekenmerkendzijnvoordedoelvegetatiesenbespreken
dezehieronderdanookkortpervegetatietype.
3.2.1.4.1 Natura2000–GlanshaverͲenGrotevossenstaartgraslanden(6510)
Dit habitattype omvat Glanshavergraslanden en Grote vossenstaartgraslanden. Glanshavergraslanden
komenvooropvochtigetotfrissebodems,Grotevossenstaartgraslandenvindenweterugopbodemsdie
regelmatig in de winter overstromen. Goed ontwikkelde voorbeelden van beide types zijn zeldzaam
gewordeninVlaanderen.TypischesoortenvanhetGlanshavergraslandzijnGrootstreepzaad,Gladwalstro
in welk percentage. Om te spreken over habitatwaardige vegetaties dienen er minstens 3 kensoorten
aanwezigtezijn,waarvan1frequenten2occasioneelvoorkomenen50%bedekkingvankenmerkende
grassenenkruiden.Aandezecriteria(frequent=5Ͳ15%enoccasioneel=1Ͳ5%)voldoendecomplexenvan
Asse, StrombeekͲBever en Kraainem. In 2018 werd door De Saeger & Vriens een actualisatie van de
habitatkaart en BWK uitgevoerd in het complex van StrombeekͲBever en dit werd bijna volledig
ingekleurdalshabitatwaardig.
Ͳ Gewoneagrimonie(zieRodeͲLijstsoorten)
Ͳ Graslathyrus(zieRodeͲLijstsoorten)
Ͳ Knoopkruid
Ͳ Gladwalstro
Ͳ Veldlathyrus
Ͳ Gewonemargriet
Ͳ Kraailook
Ͳ Rapunzelklokje
Ͳ Gelemorgenster
Ͳ Grotebevernel
Tabel 4: Overzicht van de kensoorten van het Europees habitat 6510 met percentages van voorkomen in de
onderzochtepercelenindecomplexen
3.2.1.4.2 SoortenrijkStruisgraslandmetregionaalbelangrijkesoorten(rbb_Ha)
Het natuurstreefbeeld ‘regionaal belangrijk biotoop soortenrijk struisgrasland’ is bijna hetzelfde als
hetEuropeesbeschermdnatuurstreefbeeld‘soortenrijkstruisgrasland’.Hetverschilzitinhetaldanniet
aanwezig zijn van meer specifieke, vaak zeldzamere soorten. Deze soorten zijn afwezig of zeer weinig
aanweziginhetregionaalbiotoopenmeeraanweziginhetEuropeesbeschermdhabitattype.
Voorbeelden van vrij algemene soorten die duiden op dit natuurstreefbeelden zijn Akkerhoornbloem,
Gewoneveldbies,GewoonBiggenkruid,KleineleeuwentandenMuizenoor.
Meer specifieke soorten zoals bijvoorbeeld Grasklokje, Kleine tijm of Steenanjer zijn weinig of niet
aanwezig.Ooksoortendieduidenopeenheischralecomponentzijnnietofnauwelijksaanwezig.
Sleutelsoorten voor dit biotoop werden nooit met voldoende hoge bedekking (>10%) of in voldoende
aantallen waargenomen in de bermen van de R0 om van een “Regionaal belangrijk struisgrasland” te
spreken.
Ͳ Gewonerolklaver
Ͳ Duizendblad
Ͳ Gewonereigersbek
Ͳ Gewoneveldbies
Ͳ Gewoonbiggenkruid
Ͳ Kleinebevernel
Ͳ Kleineleeuwenand
Ͳ Liggendeklaver
Ͳ Schermhavikskruid
Ͳ SintͲjanskruid
3.2.1.5 ClassificatievandevegetatietypesvolgensdeVegetatievanNederland
Hieronder worden de geïdentificeerde vegetatietypes besproken. Vaak beperkten we ons tot het
benoemenvandeklasseomdathetomovergangsvormengingtussenverschillendeassociaties.Heelvaak
wordenooktweevegetatietypestoegekendaaneenproefvlak,omdatdeproefvlakkenopeenovergang
werdengelegdeninvolleontwikkelingzijnmetpleksgewijzevegetatiepatronen.
geeft een overzicht van de classificatie volgens de “Vegetatie van Nederland”, de bermtypes volgens
ZwaenepoelendenieuweINBOͲvegetatietypes.
13AAVerbondvanvetkruidenenKandelaartje–Alysso–Sedion(GR1)
Ditverbondomvatthermofielepioniersgemeenschappenopkalkhoudende,onbeschaduwdesubstraten,
waarbij van bodemvorming nauwelijks sprake is. In de zomermaanden vindt een sterke verhitting en
regelmatiguitdrogingplaats.
14BStruisgrasorde–Trifolio–Festucetaliaovinae(M4)
Dezeordeomvatopentotgesloten,grazigegemeenschappenopdroge,minofmeerhumushoudende,
nietstuivendezandgrond.
DehuidigevegetatieslangsdeR0leunenopsommigeplaatsen(bv.opdedroge,zuidgeëxposeerdetaluds
te Machelen) aan bij dit vegetatietype. Het betreft echter steeds doorgaans meer vervilte zones die
aanleunenbijhetStruisgrasverbondofpercelenwaargemengdsoortenvanhetGlanshaververbonden
soortenvandrogegraslandenopzandgrondvoorkomen.
16KlassevandematigvoedselrijkegraslandenͲMolinioͲArrhenatheretea(A2,G3,G4,M6,DI1,GR1)
Dezeklasseomvatbeweiddeen/ofgehooidegraslandenopvoedselrijketotrelatiefschralestandplaatsen,
die niet zeer nat of zeer droog zijn. Dit tamelijk brede spectrum aan beheer, voedingsstoffen en
vochtgehaltevandebodemweerspiegeltzichineenbreedspectrumaanbegroeiingen.
16Bb01GlanshaverassociatieͲArrhenatheretumelatioris(D7,A1,D1,D2,D3,D4,D5,D6,K3,K4,K5,
M3,M4,M7,S1,S2,S3,S4,WE1,WE2,K1,M1,M2,V1,W01,Z1)
De GlanshaverͲassociatie komt vaak voor in hooilanden en hooiweiden, wegbermen en dijken. De
plaatselijk zeer soortenrijke gemeenschappen zijn vaak tweelagig en vertonen een duidelijke
seizoensperiodiciteit.Inhetvoorjaardominerenrozetplantenenvlinderbloemigenindeonderlaag,die
later in het seizoen overwoekerd raakt door hoger opschietende kruiden, in het bijzonder
schermbloemigen,enlanghalmigegrassen.
Degemeenschapkomtvooropminofmeervoedselrijke,vochtigetotmatigdroge,vaakkalkhoudendeen
basische,maarhierendaarookzwakzuretotneutralebodems.Degrondsoortkanvariërenvankleigrond
totzavelenlemigezandgrond.
Doorveranderingvangebruikenbeheerkandeassociatiezichinverschillenderichtingontwikkelen.Bij
een verdere toename van bemesting ontstaan soortenarme gemeenschappen waarin triviale grassen
overheersen. Intensivering van beweiding leidt tot Kamgrasweiden, bij verwaarlozing van het beheer
ontstaan ruigten van de Klasse van de ruderale gemeenschappen of zoomgemeenschappen van de
MarjoleinͲklasse.
De associatie wordt gekenmerkt door een aanzienlijk aantal kensoorten, waarvan Glad walstro, Gele
morgenster, Groot streepzaad, Pastinaak en in het bijzonder de naamgevende Glanshaver het meest
algemeenzijn.Delaatsteheeftmeestalookeenhogebedekking.
Minder algemeen zijn Grote bevernel, Karwijvarkenskervel, Beemdkroon en Beemdooievaarsbek. Ook
enkele andere zeldzame soorten hebben plaatselijk hun zwaartepunt in de GlanshaverͲassociatie,
waaronderRapunzelklokje,Bermooievaarsbek,GraslathyrusenPaarsemorgenster.Vandegrassenzijn
naast Glanshaver onder meer Rood zwenkgras, Kropaar, Veldbeemdgras, Engels raaigras, Gestreepte
witbol,Goudhaver,KweekenRuwbeemdgrasgoedvertegenwoordigd.Mindervaaktredengrassenals
Gewoon reukgras, Zachte dravik, Beemdlangbloem, Timoteegras, Grote vossenstaart, Fioringras en
Rietzwenkgras op de voorgrond. De moslaag is in deze hoog opgaande graslanden meestal slecht
ontwikkeld.
LangsdeR0komtdittypereedszeervaakvoor.Hetbetreftechteropheelwatplaatsendearmerevorm
vanhetGlanshaverhooiland,metsoortenalsGewoneglanshaver,Margriet,ScherpeboterbloemenRode
klaver als aspectbepalende soorten, maar ook met typische verruigingsindicatoren zoals
Boerenwormkruid,Bijvoet,GrotebrandnetelenRingelwikke.
Mits een aangepast maaibeheer kunnen deze verruigde graslanden evolueren naar soortenrijke
Glanshavergraslanden.
16RG01RompgemeenschapGestreeptewitbolenEngelsraaigrasͲHolcuslanatusͲLoliumperenne(K6,
A3,GR2)
BegroeiingenmetdominantievanGestreeptewitbolkomenvoornamelijkvooropvoedselrijke,vochtige
zandgrondenwaarzeontstaandoordrainageenbemesting.KenmerkendesoortenzijnEngelsraaigras,
Ruwbeemdgras,Kruipendeboterbloem,GewonehoornbloemenPaardenbloem.Omgekeerdontwikkelt
dezegemeenschapzichuitintensievelandbouwgrondendieminderintensiefbegraasd/bemestworden.
31Klassevanderuderalegemeenschappen(M5,M6;W02,D1,K1,M1,M2,V1,WO1,Z1,G3,G4,GR1)
Ruderale gemeenschappen komen tot ontwikkeling op allerlei plekken die sterk onderhevig zijn aan
menselijkeverstoring.Bovendienisvaaksprakevaneenovermaataanvoedingsstoffen(vooralstikstof)
zonderdatdegrondgebruiktwordtvoorvoedselproductie.Denkhierbijaanspoorwegemplacementen,
industrieͲ en bouwterreinen, aan plekken waar steen en puin wordt gestort, aan sterk betreden
wegbermenenaanrandenvantrottoirsenplantsoenen.Permanentvochtigetotnatteomstandigheden
wordengemeden.
31CaWormkruidͲverbond–DaucoMelilotion(S3,D4)
Dezedichteentotanderhalvemeterhogeruderale,uitoverblijvendeplantenbestaanderuigtevaltvooral
opdoordegeleschermenvanBoerenwormkruidendegroengrijzeplantenvanBijvoet.Behalveuithoge
kruidenbestaatdetweeͲtotdrielagigevegetatieookvooreengrootdeeluitgrassen.Veelsoortenbinnen
ditverbondhebbenwortelstokken,waarmeezijzichgemakkelijkvegetatiefkunnenuitbreiden.
Deze hoog opschietende gemeenschap handhaaft zich op lichte, minerale, goed gedraineerde, matig
vochtigetotmatigdroge,matigstikstofrijke,nietuitgesprokenkalkrijke,zandigeofzaveligebodem,die
somsisgemengdmetstenenofklei.ZijkomtveelvoorinwegͲenspoorbermen,inakkerranden,opoevers
vankanalenenopbraakliggende(bouw)terreineninhetstedelijkegebied.
DitvegetatietypewordtzeldenalsdoelgesteldlangsdeR0,omdatopdeplaatswaarditvegetatietype
voorkomt,ecologischzeldzamereenwaardevollerevegetatietypeswerdenverkregen.Hetispleksgewijs
tevindenengeldtalsovergangstype.HetPQD1behoortbinnenditverbondmaarisnietrepresentatief
voorhetvolledigeperceelwaarinhetgelegenis.
31Ca01Honingklaverassociatie–EchioMeliloteton(S4,G1,G2)
Deze associatie komt voor op omgewerkte of verplaatste grond. De belangrijke plaats die
vlinderbloemigenindezeassociatieinnemenwijsteropdathetsubstraatnietbijzonderstikstofrijkis.Deze
associatiekomtvooropneutraletotbasische,drogebodems.
31RGO5:RompgemeenschapvanAkkerdistel(K2)
Akkerdistelisvanoorsprongeenrivierbegeleider,dieopdroogvallendegrondsuccesboekt.Desoortkomt
totdominantieoprecentomgewerktegrondendrooggevallentotontwaterdegrond.Evensnelalsdeze
gemeenschap verschijnt, kan ze ook weer verdwijnen en overgaan in een andere
dominantiegemeenschap.
33AaVerbondvanLook–zonder–look–Galio–Alliarion(GR2)
Deze vrij soortenarme associatie wordt overheerst door hoog opschietende kruiden, waarbij de
naamgevende soort het aanzien bepaalt. In de bloemrijke begroeiingen komen vooral witbloeiende
soortenvoor.Degemeenschapkomtvooroplichttotzwaarbeschaduwdestandplaatsenophumeuze,
voedselrijke,vochthoudendemaarniettenatte,zwakzuretotbasischebodems,zowelopzandalsop
leem.Netalsenkeleverwantezoomgemeenschappenkentdeassociatieverschillendevarianten,meteen
wisselend aandeel aan bosplanten, graslandplanten en ruderalen. Door menselijk toedoen heeft de
associatieallerleinieuweplekkeninhetcultuurlandschapwetenintenemen,variërendvanrandenvan
parkbossen en plantsoenen, gemeentelijke beplantingen in bermen en taluds. De Associatie van LookͲ zonderͲlookenDollekerveliseenvervangingsgemeenschapvanvochtigeloofbossenvanhetVerbondvan
ElsenVogelkers.Ondanksdebetrekkelijkkortelevensduurvanhetmerendeelvandesamenstellende
soortenisdegemeenschapstabielenkanzijlangblijvenbestaan.