• No results found

Invasieveexoten

In document Evaluatie bermbeheer Ring Brussel (pagina 43-50)

UITGEVOERD BERMBEHEER

3.2 DEELVRAAG 2:INVENTARISATIEFAUNAENFLORA

3.2.1 Flora:vegetatieͲopnamesmetPQ's

3.2.1.3 Invasieveexoten

3.2.1.3.1 Reuzenberenklauw(Heracleummantegazzianum)

De Reuzenberenklauw komt voornamelijk voor op zonnige tot licht beschaduwde standplaatsen op

vochtige, voedselrijke grond. Snel ingrijpen is bij deze soort de boodschap. Kleine populaties zijn met

beperkteinspanningenoprelatiefkortetermijntebestrijden.Bestrijdingvangroterepopulatiesvraagt

een langdurige en intensieve inzet. Manueel verwijderen van bovengrondse en ondergrondse delen,

maaienvoordezaadzettingofbegrazingzijndemeestaangewezentechnieken.Hetsapvandeplantkan

bij aanraking met de huid irritaties en brandwonden veroorzaken. De nodige voorzorgsmaatregelen

dienengenomenteworden.Onbeschermdcontactmetdeplantwordttenstelligsteafgeraden.

Reuzenberenklauw werd waargenomen langs de afrit Grimbergen en in het complex van StrombeekͲ Bever.





Figuur8:BladvandeReuzenberenklauw(Foto:RoosmarijnSteeman)

3.2.1.3.2 Japanseduizendknoop(Fallopiajaponica)

Japanse duizendknoop is een typische soort van voedselrijke, vochtige standplaatsen, zowel in de

(half)schaduw als in de volle zon. Ze wordt aangetroffen langs de bermen van wegen, spoorwegen en

rivieren,inenlangsbossen,opbraakliggendeterreinen,verlatenspoorwegterreinenenz.WaarJapanse

duizendknoop opduikt, is de soort onverwoestbaar en neemt ze binnen de kortste keren grote

oppervlaktenin,waarondergeenenkeleinheemsesoortoverleeft.Haaruitbreidinggebeurthoofdzakelijk

vegetatief.PopulatiesvanJapanseduizendknoopkunneneenverhoogdeerosiegevoeligheidtotgevolg

hebben:indewinter,nadebladval,isdevrijgekomengrondextraonderhevigaanwindenwater.Zonder

twijfelisdeplanteenvandeschadelijksteneofytenvandeVlaamseflora.

3.2.1.3.3 Valseacacia(Robiniapseudoacacia)

Valseacaciaiseeninvasievesoortdiedeontwikkelingvanwaardevollevegetaties(bossen,struwelenen

open terrein) sterk kan hypothekeren. Ze doet dit door concurrentie en door bodemaanrijking

(stikstoffixatie).Valseacaciaisinbosverbandmetslimmeingrepenenwatgeduldmakkelijkuittefaseren.

Buitenbossenisdebestrijdingarbeidsintensief.

3.2.1.3.4 Lateguldenroede(Solidagogigantea)

LateguldenroedewordtinVlaanderenineenbredewaaiervanhabitatswaargenomen,weliswaarmeestal

oprelatieftotsterkdoordemensbeïnvloedegroeiplaatsenzoalsbraakliggendeterreinen,enwegͲen

spoorwegbermen.

Late guldenroede kan uitgestrekte monotone vegetaties vormen door middel van een netwerk van

wortelstokken. Bovendien produceren ze grote hoeveelheden zaad. Door deze combinatie worden ze

beschouwdalsdemeestbedreigende invasievenvoorbiodiversiteitinEuropa.Bestrijdingkandoorde

planten uit te trekken (kleine groeiplaatsen) of herhaaldelijk te maaien/mulchen en inzaaien met

inheemsesoorten.Wanneerdeomstandighedenhettoelatenkanbestgepoogdwordendewortelstokken

te verwijderen. De soort werd in beperkte mate waargenomen in Kraainem. Er kan best gericht

ingegrepenwordennuhetprobleemnognietzogrootis.



3.2.1.3.5 Amerikaansevogelkers(Prunusserotina)

Amerikaanse vogelkers is een soort van bosranden en komt voor in de ondergroei van (ijle) bossen,

struwelen en houtkanten. De soort heeft een voorkeur voor zure tot zwak zure zandige bodems en is

daaromslechtsbeperktaanweziglangsdeBrusselseringenzalwellichtooknooiteengrootprobleem

vormen.Tochishetbestomdevoorkomendeexemplarenteverwijderentenvoordelevandeinheemse

bomenenstruiken.



3.2.1.4 Indicatorsoorten

Weselecteerdeneenaantalindicatorsoortendiekenmerkendzijnvoordedoelvegetatiesenbespreken

dezehieronderdanookkortpervegetatietype.



3.2.1.4.1 Natura2000–GlanshaverͲenGrotevossenstaartgraslanden(6510)

Dit habitattype omvat Glanshavergraslanden en Grote vossenstaartgraslanden. Glanshavergraslanden

komenvooropvochtigetotfrissebodems,Grotevossenstaartgraslandenvindenweterugopbodemsdie

regelmatig in de winter overstromen. Goed ontwikkelde voorbeelden van beide types zijn zeldzaam

gewordeninVlaanderen.TypischesoortenvanhetGlanshavergraslandzijnGrootstreepzaad,Gladwalstro

in welk percentage. Om te spreken over habitatwaardige vegetaties dienen er minstens 3 kensoorten

aanwezigtezijn,waarvan1frequenten2occasioneelvoorkomenen50%bedekkingvankenmerkende

grassenenkruiden.Aandezecriteria(frequent=5Ͳ15%enoccasioneel=1Ͳ5%)voldoendecomplexenvan

Asse, StrombeekͲBever en Kraainem. In 2018 werd door De Saeger & Vriens een actualisatie van de

habitatkaart en BWK uitgevoerd in het complex van StrombeekͲBever en dit werd bijna volledig

ingekleurdalshabitatwaardig.



Ͳ Gewoneagrimonie(zieRodeͲLijstsoorten)

Ͳ Graslathyrus(zieRodeͲLijstsoorten)

Ͳ Knoopkruid

Ͳ Gladwalstro

Ͳ Veldlathyrus

Ͳ Gewonemargriet

Ͳ Kraailook

Ͳ Rapunzelklokje

Ͳ Gelemorgenster

Ͳ Grotebevernel



Tabel 4: Overzicht van de kensoorten van het Europees habitat 6510 met percentages van voorkomen in de

onderzochtepercelenindecomplexen

3.2.1.4.2 SoortenrijkStruisgraslandmetregionaalbelangrijkesoorten(rbb_Ha)

Het natuurstreefbeeld ‘regionaal belangrijk biotoop soortenrijk struisgrasland’ is bijna hetzelfde als

hetEuropeesbeschermdnatuurstreefbeeld‘soortenrijkstruisgrasland’.Hetverschilzitinhetaldanniet

aanwezig zijn van meer specifieke, vaak zeldzamere soorten. Deze soorten zijn afwezig of zeer weinig

aanweziginhetregionaalbiotoopenmeeraanweziginhetEuropeesbeschermdhabitattype.

Voorbeelden van vrij algemene soorten die duiden op dit natuurstreefbeelden zijn Akkerhoornbloem,

Gewoneveldbies,GewoonBiggenkruid,KleineleeuwentandenMuizenoor.

Meer specifieke soorten zoals bijvoorbeeld Grasklokje, Kleine tijm of Steenanjer zijn weinig of niet

aanwezig.Ooksoortendieduidenopeenheischralecomponentzijnnietofnauwelijksaanwezig.

Sleutelsoorten voor dit biotoop werden nooit met voldoende hoge bedekking (>10%) of in voldoende

aantallen waargenomen in de bermen van de R0 om van een “Regionaal belangrijk struisgrasland” te

spreken.



Ͳ Gewonerolklaver

Ͳ Duizendblad

Ͳ Gewonereigersbek

Ͳ Gewoneveldbies

Ͳ Gewoonbiggenkruid

Ͳ Kleinebevernel

Ͳ Kleineleeuwenand

Ͳ Liggendeklaver

Ͳ Schermhavikskruid

Ͳ SintͲjanskruid



 

3.2.1.5 ClassificatievandevegetatietypesvolgensdeVegetatievanNederland

Hieronder worden de geïdentificeerde vegetatietypes besproken. Vaak beperkten we ons tot het

benoemenvandeklasseomdathetomovergangsvormengingtussenverschillendeassociaties.Heelvaak

wordenooktweevegetatietypestoegekendaaneenproefvlak,omdatdeproefvlakkenopeenovergang

werdengelegdeninvolleontwikkelingzijnmetpleksgewijzevegetatiepatronen.

geeft een overzicht van de classificatie volgens de “Vegetatie van Nederland”, de bermtypes volgens

ZwaenepoelendenieuweINBOͲvegetatietypes.

13AAVerbondvanvetkruidenenKandelaartje–Alysso–Sedion(GR1)

Ditverbondomvatthermofielepioniersgemeenschappenopkalkhoudende,onbeschaduwdesubstraten,

waarbij van bodemvorming nauwelijks sprake is. In de zomermaanden vindt een sterke verhitting en

regelmatiguitdrogingplaats.

14BStruisgrasorde–Trifolio–Festucetaliaovinae(M4)

Dezeordeomvatopentotgesloten,grazigegemeenschappenopdroge,minofmeerhumushoudende,

nietstuivendezandgrond.

DehuidigevegetatieslangsdeR0leunenopsommigeplaatsen(bv.opdedroge,zuidgeëxposeerdetaluds

te Machelen) aan bij dit vegetatietype. Het betreft echter steeds doorgaans meer vervilte zones die

aanleunenbijhetStruisgrasverbondofpercelenwaargemengdsoortenvanhetGlanshaververbonden

soortenvandrogegraslandenopzandgrondvoorkomen.

16KlassevandematigvoedselrijkegraslandenͲMolinioͲArrhenatheretea(A2,G3,G4,M6,DI1,GR1)

Dezeklasseomvatbeweiddeen/ofgehooidegraslandenopvoedselrijketotrelatiefschralestandplaatsen,

die niet zeer nat of zeer droog zijn. Dit tamelijk brede spectrum aan beheer, voedingsstoffen en

vochtgehaltevandebodemweerspiegeltzichineenbreedspectrumaanbegroeiingen.

16Bb01GlanshaverassociatieͲArrhenatheretumelatioris(D7,A1,D1,D2,D3,D4,D5,D6,K3,K4,K5,

M3,M4,M7,S1,S2,S3,S4,WE1,WE2,K1,M1,M2,V1,W01,Z1)

De GlanshaverͲassociatie komt vaak voor in hooilanden en hooiweiden, wegbermen en dijken. De

plaatselijk zeer soortenrijke gemeenschappen zijn vaak tweelagig en vertonen een duidelijke

seizoensperiodiciteit.Inhetvoorjaardominerenrozetplantenenvlinderbloemigenindeonderlaag,die

later in het seizoen overwoekerd raakt door hoger opschietende kruiden, in het bijzonder

schermbloemigen,enlanghalmigegrassen.

Degemeenschapkomtvooropminofmeervoedselrijke,vochtigetotmatigdroge,vaakkalkhoudendeen

basische,maarhierendaarookzwakzuretotneutralebodems.Degrondsoortkanvariërenvankleigrond

totzavelenlemigezandgrond.

Doorveranderingvangebruikenbeheerkandeassociatiezichinverschillenderichtingontwikkelen.Bij

een verdere toename van bemesting ontstaan soortenarme gemeenschappen waarin triviale grassen

overheersen. Intensivering van beweiding leidt tot Kamgrasweiden, bij verwaarlozing van het beheer

ontstaan ruigten van de Klasse van de ruderale gemeenschappen of zoomgemeenschappen van de

MarjoleinͲklasse.

De associatie wordt gekenmerkt door een aanzienlijk aantal kensoorten, waarvan Glad walstro, Gele

morgenster, Groot streepzaad, Pastinaak en in het bijzonder de naamgevende Glanshaver het meest

algemeenzijn.Delaatsteheeftmeestalookeenhogebedekking.

Minder algemeen zijn Grote bevernel, Karwijvarkenskervel, Beemdkroon en Beemdooievaarsbek. Ook

enkele andere zeldzame soorten hebben plaatselijk hun zwaartepunt in de GlanshaverͲassociatie,

waaronderRapunzelklokje,Bermooievaarsbek,GraslathyrusenPaarsemorgenster.Vandegrassenzijn

naast Glanshaver onder meer Rood zwenkgras, Kropaar, Veldbeemdgras, Engels raaigras, Gestreepte

witbol,Goudhaver,KweekenRuwbeemdgrasgoedvertegenwoordigd.Mindervaaktredengrassenals

Gewoon reukgras, Zachte dravik, Beemdlangbloem, Timoteegras, Grote vossenstaart, Fioringras en

Rietzwenkgras op de voorgrond. De moslaag is in deze hoog opgaande graslanden meestal slecht

ontwikkeld.

LangsdeR0komtdittypereedszeervaakvoor.Hetbetreftechteropheelwatplaatsendearmerevorm

vanhetGlanshaverhooiland,metsoortenalsGewoneglanshaver,Margriet,ScherpeboterbloemenRode

klaver als aspectbepalende soorten, maar ook met typische verruigingsindicatoren zoals

Boerenwormkruid,Bijvoet,GrotebrandnetelenRingelwikke.

Mits een aangepast maaibeheer kunnen deze verruigde graslanden evolueren naar soortenrijke

Glanshavergraslanden.



16RG01RompgemeenschapGestreeptewitbolenEngelsraaigrasͲHolcuslanatusͲLoliumperenne(K6,

A3,GR2)

BegroeiingenmetdominantievanGestreeptewitbolkomenvoornamelijkvooropvoedselrijke,vochtige

zandgrondenwaarzeontstaandoordrainageenbemesting.KenmerkendesoortenzijnEngelsraaigras,

Ruwbeemdgras,Kruipendeboterbloem,GewonehoornbloemenPaardenbloem.Omgekeerdontwikkelt

dezegemeenschapzichuitintensievelandbouwgrondendieminderintensiefbegraasd/bemestworden.

31Klassevanderuderalegemeenschappen(M5,M6;W02,D1,K1,M1,M2,V1,WO1,Z1,G3,G4,GR1)

Ruderale gemeenschappen komen tot ontwikkeling op allerlei plekken die sterk onderhevig zijn aan

menselijkeverstoring.Bovendienisvaaksprakevaneenovermaataanvoedingsstoffen(vooralstikstof)

zonderdatdegrondgebruiktwordtvoorvoedselproductie.Denkhierbijaanspoorwegemplacementen,

industrieͲ en bouwterreinen, aan plekken waar steen en puin wordt gestort, aan sterk betreden

wegbermenenaanrandenvantrottoirsenplantsoenen.Permanentvochtigetotnatteomstandigheden

wordengemeden.



31CaWormkruidͲverbond–DaucoMelilotion(S3,D4)

Dezedichteentotanderhalvemeterhogeruderale,uitoverblijvendeplantenbestaanderuigtevaltvooral

opdoordegeleschermenvanBoerenwormkruidendegroengrijzeplantenvanBijvoet.Behalveuithoge

kruidenbestaatdetweeͲtotdrielagigevegetatieookvooreengrootdeeluitgrassen.Veelsoortenbinnen

ditverbondhebbenwortelstokken,waarmeezijzichgemakkelijkvegetatiefkunnenuitbreiden.

Deze hoog opschietende gemeenschap handhaaft zich op lichte, minerale, goed gedraineerde, matig

vochtigetotmatigdroge,matigstikstofrijke,nietuitgesprokenkalkrijke,zandigeofzaveligebodem,die

somsisgemengdmetstenenofklei.ZijkomtveelvoorinwegͲenspoorbermen,inakkerranden,opoevers

vankanalenenopbraakliggende(bouw)terreineninhetstedelijkegebied.

DitvegetatietypewordtzeldenalsdoelgesteldlangsdeR0,omdatopdeplaatswaarditvegetatietype

voorkomt,ecologischzeldzamereenwaardevollerevegetatietypeswerdenverkregen.Hetispleksgewijs

tevindenengeldtalsovergangstype.HetPQD1behoortbinnenditverbondmaarisnietrepresentatief

voorhetvolledigeperceelwaarinhetgelegenis.



31Ca01Honingklaverassociatie–EchioMeliloteton(S4,G1,G2)

Deze associatie komt voor op omgewerkte of verplaatste grond. De belangrijke plaats die

vlinderbloemigenindezeassociatieinnemenwijsteropdathetsubstraatnietbijzonderstikstofrijkis.Deze

associatiekomtvooropneutraletotbasische,drogebodems.

31RGO5:RompgemeenschapvanAkkerdistel(K2)

Akkerdistelisvanoorsprongeenrivierbegeleider,dieopdroogvallendegrondsuccesboekt.Desoortkomt

totdominantieoprecentomgewerktegrondendrooggevallentotontwaterdegrond.Evensnelalsdeze

gemeenschap verschijnt, kan ze ook weer verdwijnen en overgaan in een andere

dominantiegemeenschap.

33AaVerbondvanLook–zonder–look–Galio–Alliarion(GR2)

Deze vrij soortenarme associatie wordt overheerst door hoog opschietende kruiden, waarbij de

naamgevende soort het aanzien bepaalt. In de bloemrijke begroeiingen komen vooral witbloeiende

soortenvoor.Degemeenschapkomtvooroplichttotzwaarbeschaduwdestandplaatsenophumeuze,

voedselrijke,vochthoudendemaarniettenatte,zwakzuretotbasischebodems,zowelopzandalsop

leem.Netalsenkeleverwantezoomgemeenschappenkentdeassociatieverschillendevarianten,meteen

wisselend aandeel aan bosplanten, graslandplanten en ruderalen. Door menselijk toedoen heeft de

associatieallerleinieuweplekkeninhetcultuurlandschapwetenintenemen,variërendvanrandenvan

parkbossen en plantsoenen, gemeentelijke beplantingen in bermen en taluds. De Associatie van LookͲ zonderͲlookenDollekerveliseenvervangingsgemeenschapvanvochtigeloofbossenvanhetVerbondvan

ElsenVogelkers.Ondanksdebetrekkelijkkortelevensduurvanhetmerendeelvandesamenstellende

soortenisdegemeenschapstabielenkanzijlangblijvenbestaan.



 

In document Evaluatie bermbeheer Ring Brussel (pagina 43-50)