• No results found

Evaluatie bermbeheer Ring Brussel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Evaluatie bermbeheer Ring Brussel"

Copied!
350
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

 

Evaluatie BermbeheerRingBrussel

Eindrapport 

(2)

EvaluatiebermbeheerRingBrussel



Ditrapportbevatdemeningvandeauteur(s)ennietnoodzakelijkdievandeVlaamseOverheid.



COLOFON



Verantwoordelijkeuitgever

PeterCabus

DepartementOmgeving

VlaamsPlanbureauvoorOmgeving

KoningAlbertIIͲlaan20bus8,1000Brussel

vpo.omgeving@vlaanderen.be

www.omgevingvlaanderen.be



Auteurs

RoosmarijnSteeman–NatuurpuntStudie–Flora,algemenecoördinatie

JorgLambrechts–NatuurpuntStudie–spinnen,loopkevers,mieren,pissebedden,hooiwagens,

duizendpoten,miljoenpoten

WinVertommen–NatuurpuntStudie–Bijen,vlinders,zweefvliegen,sprinkhanen,

lieveheersbeestjes

PieterVanormelingen–NatuurpuntStudie–PCAͲanalysesspinnen,loopkevers,mieren,

IlfJacobs–NatuurpuntStudie–Iepenpage,Sleedoornpage



Medewerkers

MaartenJacobs–NatureͲID(triagebodemvalstalen&determinatieloopkevers)

PallieterDeSmedt(determinatiepissebedden)

SamVandePoel(determinatiehooiwagens)

KoenLock(determinatieduizendpoten)

WillemProesmans(determinatiemiljoenpoten)

FrancoisVankerkhoven(determinatiemieren)

JohanVanKeer(determinatiespinnen)



MetdankaanWouterDekoninck(KBIN)voorhetkritischnalezenvandetekstenmbtspinnen,

loopkeversenmieren.



Depotnummer D/jaartal/…



ISBNͲnummer

[Enkelbijgedruktepublicaties]



Wijzevanciteren

Steeman,R.,LambrechtsJ.,Vertommen,W.,Vanormelingen,P.&I.Jacobs2021.Evaluatie

bermbeheerRingBrussel.RapportNatuurpuntStudie2021/1,Mechelen.





PARTNERS

(3)



 

(4)

SAMENVATTING 



Sinds2000wordtecologischbermbeheertoegepastopdebermenvandeBrusselseringmetals

doelviaaangepastmaaibeheerdebiodiversiteittevergroten.Ditbeheerwerdvastgelegdineen

bermbeheerplan.



In2004,4jaarnadestart,werdenzowelfloraalsfauna(invertebraten)éénmaliggeïnventariseerd,

waarbijheteffectvanhetbeheerwerdonderzocht.Delenvandebermenbestondenalvanbijhet

begin uit zeer kwaliteitsvolle graslanden met zowel Europees beschermde soorten als RodeͲ Lijstsoorten(faunaenflora).Ditresulteerdeineenrapportwaaruitkonvastgesteldwordendathet

ecologischbeheernognietvoldoendelangwasvolgehoudenomeeneffecttekunnenwaarnemen.

De beheeradviezen van het beheerplan van 1999 werden bijgestuurd en er werden nieuwe

doelstellingenbepaald.



Omdat de bermen nu bijna 20 jaar op een ecologische manier beheerd zijn, werd een opdracht

uitgeschrevenomtekijkenwelkeinvloedhetlangdurigvolgehoudenbeheerhadopdebiodiversiteit

enopdestructuurkwaliteit/robuustheidvandeaanwezigeecosystemen.



Dezeopdrachtomvatteeenevaluatievan20jaartoepassingvanecologischbermbeheeropVlaams

grondgebied langs de Brusselse ring (R0), meer bepaald vanaf de grens met het Brussels

HoofdstedelijkGewest(bochtvanVorsttenzuidwestenvanBrussel)overhetwesten,noordenen

oostenvanBrusseltotaandetaalgrens(zijdeZoniënwoud).



Zowel flora als bepaalde fauna (invertebraten) werden geïnventariseerd. De focus lag op de

graslanden. De resultaten werden naast de toegepaste beheervorm gelegd. Op basis daarvan

werden conclusies getrokken en werden aanbevelingen gegeven voor een optimaal ecologisch

bermbeheerspecifiekopdezeplaats,maarookinhetalgemeen.



Deopdrachtbestonduitdevolgendedeelopdrachten:



1. Nagaan of het beheer werd uitgevoerd zoals werd voorgesteld in het beheerplan en het

aanvullenderapportin2004.Washetmogelijkomhetbeheeruittevoerenzoalsbeschrevenin

hetbermbeheerplan.Welkeaanpassingenzijngebeurd+eventueleredenen/lessonslearnt?



Wekondenvaststellendatheelwatmaaiwerkennietwerdenuitgevoerdzoalsgepland.Opmaar

liefst23locatieswerdafgewekenvanhetvooropgesteldemaaischema.

Redenenhiervoorzijnmogelijk:

Ͳ technischegebreken(teweinigtijdomallesineenbepaaldeperiodetekunnenuitvoeren)

Ͳ Verkeerdeinterpretatievanhetuitvoeringsplan

Ook konden we vaststellen dat op zeer veel plaatsen nog teveel maaisel bleef liggen en dat er

meestalgeenstrookalsruigtebeheerdwerdalsovergangnaardebeplanting.Ooksteldenwevast

datdezwaremachinesinnatteperiodesdiepesporennalatenbijhetmaaien.



2. Nieuwe inventarisatie uitvoeren van flora en invertebraten, hoofdzakelijk volgens dezelfde

methodiekalsin2004.

ͲErwerdenopnieuw40vegetatieͲopnamesvan4mx4mgemaaktopdezelfdelocatiesalsin2004.

ͲWildebijen,dagͲennachtvlinders,zweefvliegen,sprinkhanen,wantsenenlieveheersbeestjeszijn

geteldlangs(variabele)trajecten.Daarbijzijnzowelvisuelealsauditievewaarnemingenverricht,

evenalssleepͲenklopvangsten.

(5)

Ervonduitgebreidonderzoeknaardebodembewonendefaunaplaats,viabodemvallen.Daarbijzijn

spinnen,loopkevers,mieren,hooiwagens,pissebedden,duizendͲenmiljoenpotenonderzocht.Er

werdop26locatieseenreeksvan3bodemvallengeplaatst,opdezelfdelocatiesalsin2004.



3. Analyse van de nieuwe inventarisatie + vergelijking tussen 2004 en 2020: welke verschillen

blijkenuitdevergelijkingvanbeideinventarisaties?



Aan de vegetatieͲopnames werd er een typologie toegekend op basis van de bermtypes van

Zwaenepoel(1998),devegetatievanNederland(Schaminéeetal.1995Ͳ1999)endebermtypologie

vanhetINBO(VanUytvancketal.,2017).

Erwerdookgekekennaardetoenameenafnamevanindicatorsoorten:positieveindicatorenvoor

glanshaverhooilandenenstruisgraslandenenstoringsindicatoren.



Ͳ Opbasisvandebermtyperingwerden26bermenmeteenpositieveevolutiebeoordeeld.

Ͳ Op basis van de indicatorsoorten werden 27 bermen met een positieve evolutie

beoordeeld.

Intotaalisvoor25proefvlakkenhetEllenberggetalvoorstikstoflagerin2020danin2004,wat

aangeeftdaterverschralingisopgetreden.



Voor31proefvlakkengeefthetEllenberggetalvoordezuurtegraadaandatdebodemietszuurder

werd.VooralD4,eenproefvlakopeensteilehelling,werdveelzuurder.



HetEllenberggetalvoorvochtgeeftaandat19proefvlakkenietsdrogerwerdenen21proefvlakken

werdenietsnatter.BijD5,eenproefvlakopdroogzand,werdeenduidelijkeverdrogingvastgesteld.

InhetperceelvanditproefvlakwerdenBokkenorchisenBijenorchiswaargenomen.

Naast het complex van Diegem, werd ook in het complex van Machelen de grootste verdroging

waargenomen.

ErwerdendrieRodeͲLijstplantenindePQ’swaargenomen:Graslathyrus,BijenorchisenGewone

agrimonie.Indepercelenwerdennog5extraRodeͲLijstsoortenwaargenomen:Bokkenorchis,Rond

wintergroen,Blauwebremraap,BergnachtorchisenHondskruid.

Voorvijfinvasieveexotendienteractieondernomenteworden:Amerikaansevogelkers,Robinia,

Lateguldenroede,JapanseduizendknoopenReuzenberenklauw.



Het onderzoek naar de mycoflora resulteerde in 9 RodeͲLijstsoorten: Papegaaizwammetje,

Sneeuwzwammetje, Roze ruitertje, Muurtrechtertje, Grasvlamhoed, Gewone ruige aardtong,

Sneeuwzwammetje,Kortsteligesatijnzwam,WormvormigeknotszwamenGroteaderbekerzwam.



Daarnaastwerdennogindicatorsoortengevondenvoorkalkgraslanden(Piekhaarzwammetje),oude

schrale graslanden (Melige stuifzwam), kruidenrijke graslanden (Zwartwordende wasplaat) en

heischralegraslanden(Sterspoorsatijnzwam).



In2020werden89soortenwildebijenwaargenomenindebermenvandeR0,opzicheengroot

aantal. Dit ligt deels aan de grote variatie aan abiotische factoren, zoals bodemsamenstelling,

oriëntatieenmicroklimaat.Bovendienwarendemeestebermenvoldoendestructuurrijk,watzeer

belangrijkisvoorwildebijen.

(6)

Erzijnzekernogmeersoortenindebermenteverwachten.Devroegemaaidata(eindmei)inde

meestebermen,zekerindebloemrijkebermenmetondermeerveelKnoopkruid,iszekereengroot

knelpuntvoorwildebijen.

Van de waargenomen soorten wilde bijen is 1 soort ‘Bedreigd’, namelijk Roodbruine groefbij

(Lasioglossumxanthopus),en8soortenstaanop‘Gevoelig’opdeBelgischeRodeLijst.Dezesoorten

zijnTexelsezandbij(Andrenafulvago),Geelstaartklaverzandbij(A.wilkella),Tuinhommel(Bombus

hortorum),Veldhommel(B.lucorum),Grotekoekoekshommel(B.vestalis),Bruinerouwbij(Melecta

albifrons),Gewonesmaragdgroefbij(L.leucopus)enGoudenslakkenhuisbij(Osmiaaurulenta).



Er zijn meerdere typische soorten voor bloemrijke glanshaverhooilanden aangetroffen:

Goudpootzandbij (Andrena chrysosceles), Texelse zandbij (A. fulvago), Weidebij (A. gravida),

Viltvlekzandbij (A. nitida), Roodbruine groefbij (Lasioglossum xanthopus), Breedkaakgroefbij (L.

laticeps),Breedbuikgroefbij(L.lativentre),Kleigroefbij(L.pauxillum),Breedbandgroefbij(Halictus

scabiosae)enZwartbronzenhoutmetselbij(Osmianiveata).



Van de 89 aangetroffen soorten wilde bijen nestelen er 59 strikt ondergronds en 15 strikt

bovengronds.Deoverige15soortenkunnenzowelbovenͲalsondergrondseennestmaken.Deze

aantallenomvattenzoweldesoortendiezelfaanbroedzorgdoenalshunparasitairebijensoorten.

De verdeling die we hier opmerken volgt de verwachtingen, aangezien ongeveer 80 % van de

inheemsebijensoortenhunnestjesondergrondsmaken.Ditillustreertuiteraardhetbelangvan

open,schraalbegroeidezonesindegraslanden(bijvoorbeeldopzuidgerichtehellingen).



Enkele typische soorten voor bloemrijke graslanden, namelijk Gewone langhoornbij (Eucera

longicornis),Wikkebij(Andrenalathyri),Klaverdikpoot(Melittaleporina)enDonkereklaverzandbij

(A. labialis), zijn niet waargenomen langs de R0 en bijvoorbeeld wél in eerder onderzoek op de

aanpalendeterreinenvanBrusselsAirport.Deze4soortenzijngelinktaanvlinderbloemigenzoals

Witte en Rode klaver, Veldlathyrus en Vogelwikke, plantensoorten die slechts beperkt

waargenomenwerdenindebermenvandeR0.Enkelsoortendieookopanderevlinderbloemigen

zoals rolklavers foerageren, werden bij de R0 waargenomen. Hoewel we hier geen sluitende

verklaring voor hebben, denken we dat de hete en droge zomer van 2020 ervoor kan gezorgd

hebbendatplantenalsRodeklaverampertotbloeizijnkunnenkomenendedaarvanafhankelijke

soortenbijgevolgdeldersopzoekzijngegaannaardejuisteplanten.

In2004werdenslechts19soortenwildebijenwaargenomen.Erwerden16jaarlaterdus70soorten

meer waargenomen. We kunnen daar echter weinig uit besluiten aangezien er in 2004 niet zo

intensiefgezochtwerdnaarbijenalsin2020.



Er werden 20 soorten dagvlinders waargenomen. Één soort, Zwartsprietdikkopje, staat op de

recente (2021) Vlaamse Rode Lijst. De meeste soorten zijn typische graslandsoorten.

Icarusblauwtje werd met voorsprong het vaakst waargenomen. De top 3 van de meest

waargenomensoortenwordtvervolledigddoorBruinzandoogjeenHooibeestje.

Vandesoortendieals‘momenteelnietingevaar’beschouwdwordenopdeRodeLijst,zijnerwel

talvansoortendieeengoedeindicatorwaardevoorschralebloemrijkegraslandvegetatieshebben.

WevermeldenBruinblauwtje,Hooibeestje,Icarusblauwtje,Kleinevuurvlinder,Koninginnepageen

Oranjetipje.



Het onderzoek met de bodemvallen in de bermen van de R0 in 2020 leverde in totaal 10.058

spinnenop,behorendtot95soorten.Hiertoebehoorden25soortendieopgelijstzijnindeRode

Lijst,metnameéén‘metuitstervenbedreigde’soort,7‘bedreigde’soorten,12‘kwetsbare’soorten,

en5‘zeldzame’soorten.De‘zeldzame’soortenzittenhieraanhunareaalgrensenditbetreftonder

(7)

meer één nieuwe spinnensoort voor België, Nurscia albomaculata, en voorts ook 2 soorten die

relatiefrecentnieuwvoorVlaanderenzijngemeld,DiplocephalusgraecusenZodarionitalicum.

Viasleepvangstenzijn13extraspinnensoortenvastgesteld,waarvan4extraRodeLijstsoorten,

dusnietmetdebodemvallengevangen.Intotaal,metdebeidemethodessamen(bodemvallen+

sleepvangsten),zijnerin2020dus108(95+13)spinnensoortendooronsvastgesteldindebermen

vandeR0,waarvan29(25+4)opdeRodeLijstopgenomen.

HetbodemvalͲonderzoekvan16jaareerder,doorDesenderetal.(2004),leverdemeerspinnenop

(11.919ex.),maarmindersoorten(83,dus12soortenminder),envooralbelangrijk,forsminder

RodeLijstsoorten,metname14.

Weconcluderendatdespinnenfaunaeropdie16jaarkwalitatiefisopvooruitgegaan:opeen

beperkter aantal exemplaren zijn er in 2020 meer soorten en veel meer Rode Lijstsoorten

gevonden.

Erisweleenafnamevankensoortenvanvochtigtotnatterreintov2004.Vooralbijenkeledroge

locatiesinMachelen(zuidwestgeoriënteerdehellingenmetbloemrijke,schralevegetatie)isereen

sterkeverschuivingvandespinnengemeenschaprichtingmeerdroogteminnendesoorten.

Wezienhierineengecombineerdeffectvan:

x Hetijlerenschralerwordenvanvegetaties,endusvanuitoogpuntvanbodembewonende

ongewervelden droger en warmer worden, omwille van het volgehouden maaien met

afvoermaaisel(‘verschralen’).

x Klimaatopwarminginhetalgemeen,endrieopeenvolgendedroge,warmezomersinhet

bijzonder,endebijhorendetoenamevanxerothermofielesoorten.



Het onderzoek met de bodemvallen in 2020 in de bermen van de R0 leverde in totaal 7.723

loopkevers op, behorend tot 61 soorten. Hiervan zijn 18 Rode Lijst soorten, meer bepaald één

‘bedreigde’soort,Harpaluspumilus,twee‘kwetsbare’soorten,AmarakultienHarpalusmodestus,

14‘zeldzame’soortenenéén‘achteruitgaande’soort.DevierdetalrijkstgevangensoortiseenRode

Lijstsoort, de Kalkgroefkop (Parophonus maculicornis), en deze is in zeer indrukwekkende

aantallengevangen(889ex.).

Hoewel minder uitgesproken dan bij de spinnen, zijn de gemeenschappen in 2020 (tov 2004)

duidelijkverschoveninderichtingvangemeenschappentypischvoordrogelocaties.

Er is een toename van aantal Rode Lijst loopkeversoorten vastgesteld, en van de aantallen van

bepaaldeRodeLijstloopkeversoorten.Dezezijndaarenbovensterkgeassocieerdmetderichting

waarin(eendeelvan)debermenevolueert,metnameinderichtingdievoorhetnatuurbehoud

wenselijk is, meer bepaald schraler begroeide bermen met gemeenschappen met droogteͲ en

warmteminnendeloopkeversoortendieopdeRodeLijstzijnopgenomen.

Droge, schrale, bloemrijke graslanden nemen al vele decennia lang sterk af in oppervlakte in

Vlaanderen, waardoor de rijke loopkeverͲ en spinnenfauna die ermee geassocieerd ook sterk is

afgenomenendezesoortendusmerendeelsopderespectievelijkeRodeLijstenzijnopgenomen.



DedominantespinnenͲenloopkeversoortenindebermenvandeR0zijn‘echtegraslandsoorten’.

Storingssoorten,namelijkvanhettypepioniersoortendiemenveelinintensiefagrarischgebied

vindt,zijnslechtsbeperktaanwezig.



Het onderzoek met de bodemvallen van de bermen van de R0 in 2020 leverde in totaal 14.620

mierenop,behorendtot12soorten.Hiertoebehoortéénsoortopgelijstals‘kwetsbaar’indeRode

Lijst,deOprolmier(Myrmecinagraminicola).DeOprolmierisop4locatiesindebermenvandeR0

vastgesteld,telkensmetslechtséénexemplaar.

In2020zijn6soortenpissebeddengevangen,in2004warendat5soorten.Dedominantesoortis

inbeideonderzoekenzeernadrukkelijkdeGewoneoproller(>10.000ex.).Erlijkteenverschuiving

(8)

tezijnnaardroogtetoleranteresoorten.Mospissebedisin2020namelijkveelmindergevangendan

in2004.

De hooiwagens, duizendͲ en miljoenpoten zijn in 2004 niet onderzocht en kunnen we dus niet

vergelijken.



4.Naarwelkesoortensamenstellingenwelkehabitatskanhiergestreefdworden?Watzijnde

potenties?Moetendezebijgesteldworden?



Ondanksdat26proefvlakkenpositiefevolueerden,zijnermaar6proefvlakkendiehetdoeltype

volledigbehaaldenen11proefvlakkendiehetdoeltypedeelsbehaalden.

Voor 9 proefvlakkenstellen we een ander doeltype voor en op drie plaatsen zou de boomopslag

moetenverwijderdwordenomhetdoeltypetebehalen.





5.Suggestiesvoortoekomstigbeheer

Naasthetmaaischemazijnerookeenaantalvuistregelsvooreengoedbeheervoorhetontwikkelen

vandedoelvegetatie.Dezewordenpersoortgroepbehandeld,maarvolgendeaspectenkomenbij

allesoortgroepenterug:

Ͳ Naelkemaaibeurtwordthetmaaiselzorgvuldigverwijderd.Indienditnietgebeurt,dan

kanerbeternietgemaaidworden.Maaiseldatblijftliggen,zorgtvoorverstikkingen

verruigingvandevegetatie.Hetbeheervangrazigevegetatiemoettotverschralingofop

zijnminstniettotverruigingleiden.Voorbodembewonendeinsectenishetbelangrijkdat

debodemtoegankelijkblijft,bijv.voorzandbijenvoorhetbereikenvandenestjes.

Ͳ Er wordt rekening gehouden met het beheer van bosranden. Waar houtige vegetaties

grenzenaangrasland,moetaanruigtebeheerwordengedaan.Eenstrookvanminimum1,5

mbreed,grenzendaandehoutigevegetatie,wordtslechtséénkeeromde3jaargemaaid.

VoorheelwatsoortenzijndehieruitresulterendemantelͲzoomvegetatiesvangrootbelang

ofzelfsonmisbaar.Doorgefaseerdtemaaienontstaateenbosranddienietterechtloopt,

waarvan stukken vaker gemaaid worden dan andere stukken. Er moet ook voor gezorgd

wordendatdebosrandnietvolledigverbost.

Ͳ Oplettenvoormaaienmettezwaremachineswaarbijdebodemwordtbeschadigd.

Ͳ Erdientzoveelmogelijkgefaseerdgemaaidteworden.Daarbijmoetsteedszo’n20%van

devegetatieblijvenstaanzodatersteedsvoldoendevoedselvoorradigisvoordedaarin

levendesoorten.





 

(9)

INHOUDSTAFEL 



1 Inleiding...12

1.1 Historiek 12

1.2 Doelvandeopdracht 13

2 Methodiek...14

2.1 Deelvraag1:Nagaanenevaluatievanheteffectiefuitgevoerdbermbeheer 14

2.2 Deelvraag2:inventarisatiefaunaenflora 15

2.2.1 Beschrijvingvandelocaties 15

2.2.2 Flora:vegetatieͲopnamesmetPQ's 19

2.2.3 Mycoflora:wegbermenengraslandpaddenstoelen 23

2.2.4 Fauna:wetenschappelijkemonitoringwildebijen,dagvlinders,zweefvliegen,sprinkhanen,wantsenen

lieveheersbeestjes 25

2.2.5 Fauna:wetenschappelijkemonitoringvanloopkevers,spinnen,mierenenanderebodembewonende

ongewervelden 27

2.3 Deelvraag3:effectvanhetecologischbermbeheer 29

2.3.1 Flora 29

2.3.2 Fauna:methodiekdataanalyse 31

2.4 Deelvraag4:bepalentoekomstigstreefdoel 33

2.4.1 Flora 33

2.5 Deelvraag5:suggestiesvoortoekomstigbeheer 34

3 Resultaten...35

3.1 Deelvraag1:Nagaanenevaluatievanheteffectiefuitgevoerdbermbeheer 35

3.2 Deelvraag2:inventarisatiefaunaenflora 38

3.2.1 Flora:vegetatieͲopnamesmetPQ's 38

Zeldzaam 40

Achteruitgaand 42

Bedreigd 42

3.2.2 Mycoflora:wegbermenengraslandpaddenstoelen 60

Ernstigbedreigd 60

Bedreigd 61

Kwetsbaar 61

Gevoelig 62

Voedselrijkegraslanden 63

Vermesting63

Ruigtevegetaties 63

Verdroging64

Beginnendeverschraling 64

3.2.2.2.14Grootmosklokje 64

Heischralegraslanden 65

Kalkhoudendegraslanden 65

Kruidenrijkgrasland 65

Oudegraslanden 66

3.2.3 Fauna:wildebijen 67

3.2.4 Fauna:vlinders 77

3.2.5 Fauna:zweefvliegen 87

3.2.6 Fauna:sprinkhanen 88

3.2.7 Fauna:lieveheersbeestjes 89

3.2.8 Fauna:wantsen 89

3.2.9 Fauna:spinnen 90

3.2.10 Fauna:loopkevers 109

3.2.11 Fauna:mieren 124

3.2.12 Fauna:duizendpoten 127

3.2.13 Fauna:miljoenpoten 129

3.2.14 Fauna:pissebedden 130

3.2.15 Fauna:hooiwagens 132

3.3 Deelvraag3:effectvanhetecologischbermbeheer 134

(10)

3.3.1 Flora 134

ComplexDiegem 135

ComplexGrootͲBijgaarden 136

ComplexGrimbergen 136

ComplexKraainem 136

ComplexMachelen 137

StrombeekͲBever 137

ComplexVilvoorde 137

ComplexWemmel 138

ComplexWoluwe 138

WezembeekͲOppem 138

3.3.2 Fauna:wildebijen 142

3.3.3 Fauna:spinnen 143

3.3.4 Fauna:loopkevers 152

3.3.5 Fauna:mieren 158

3.3.6 Fauna:pissebedden 161

3.4 Deelvraag4:bepalentoekomstigstreefdoel 162

3.4.1 Flora 162

3.4.2 Fauna 164

3.5 Deelvraag5:suggestiesvoortoekomstigbeheer 165

3.5.1 Aanbevelingenvoorbeheervoorflora 165

3.5.2 Aanbevelingenvoorbeheervoorgraslandpaddenstoelen 165

3.5.3 Gerichtbeheervoorfauna 165

4 Referenties...166

5 Bijlagen...175

5.1 Bijlage1:FichesmetomschrijvingenbesprekingvandeLocatiesenVegetatietypes,syntaxonomieenBWK

voor2004en2020 175

5.1.1 AfritWezembeekͲOppemZ1 175

5.1.2 VerkeersknooppuntWoluwe(E40ͲLuik):K1ͲK2ͲK3ͲK4ͲK5ͲK6 177

VerkeersknooppuntDiegemͲZaventem(Woluwelaan):WO1ͲWO2 183

5.1.3 VerkeersknooppuntDiegem(A201ͲLuchthaven):D1ͲD7 185

5.1.4 VerkeersknooppuntMachelen(E19ͲAntwerpen):M1ͲM7 194

5.1.5 AfritVilvoorde:V1 201

5.1.6 WegvakGrimbergenͲVilvoorde:GR1ͲGR2 202

5.1.7 VerkeersknooppuntStrombeekͲBever(A12ͲAntwerpen):S1ͲS4 204

5.1.8 AfritWemmel:WE1ͲWE2 208

5.1.9 AfritAsse:A1ͲA3 210

5.1.10 VerkeersknooppuntGrootͲBijgaarden(E40ͲOostende):G1ͲG4 213

5.1.11 WegvakDilbeek:DI1 217

5.2 BIJLAGE2OVERZICHTVANDESOORTENDIEWERDENWAARGENOMENINdepercelenenProefvlakkenmet

RLͲstatus,herkomst,invasiviteitenindicatorwaarde. 219

5.3 Bijlage3:Waargenomenbijensoortenenhetaantalwaarnemingenpersoortindeonderzochtebermenvan

deR0. 224

5.4 Bijlage4:Waargenomenbijensoortenperlocatieenhetaantalwaargenomenindividuen. 229

5.5 Bijlage5Waargenomenvlinders,lieveheersbeestjes,sprinkhanen,wantsenenzweefvliegen. 233

5.6 Bijlage6OverzichtvandeRodeͲLijstenIndicatorplantenopkaart 238

5.7 Bijlage7OverzichtvandeINvasieveplantenopkaart 247

5.8 Bijlage8Beheerfichesvandevegetatieproefvlakken 254

5.8.1 AfritWezembeekͲOppemZ1 254

5.8.2 VerkeersknooppuntWoluwe(E40ͲLuik):K1ͲK2ͲK3ͲK4ͲK5ͲK6 255

5.8.3 VerkeersknooppuntDiegemͲZaventem(Woluwelaan):WO1ͲWO2 258

5.8.4 VerkeersknooppuntDiegem(A201ͲLuchthaven):D1ͲD7 259

5.8.5 VerkeersknooppuntMachelen(E19ͲAntwerpen):M1ͲM7 263

5.8.6 AfritVilvoorde:V1 267

5.8.7 WegvakGrimbergenͲVilvoorde:GR1ͲGR2 268

5.8.8 VerkeersknooppuntStrombeekͲBever(A12ͲAntwerpen):S1ͲS4 269

5.8.9 AfritWemmel:WE1ͲWE2 272

5.8.10 AfritAsse:A1ͲA3 273

(11)

5.8.12 WegvakDilbeek:DI1 277

5.9 Bijlage9:Overzichtvandewaargenomenpaddenstoelenindeonderzochtebermenin2020methun

Ecologie,RodeͲLijststatusenindicatorwaarde. 278

5.10 Bijlage10:BeschrijvingvandebermͲlocatiesdiemetbodemvallenzijnonderzocht 280

5.10.1 Z1teWezembeekͲOppem 280

5.10.2 K1teKraainem 282

5.10.3 K2teKraainem 283

5.10.4 K3teKraainem 283

5.10.5 K4teKraainem 284

5.10.6 WO1teWoluwe 286

5.10.7 WO2teWoluwe 288

5.10.8 D1teDiegem 289

5.10.9 D2teDiegem 291

5.10.10 D3teDiegem 293

5.10.11 D4teDiegem 294

5.10.12 D5teDiegem 296

5.10.13 DG5teDiegem 297

5.10.14 M1teMachelen 299

5.10.15 M2teMachelen 301

5.10.16 M3teMachelen 302

5.10.17 MG3teMachelen 304

5.10.18 M4teMachelen 304

5.10.19 M5teMachelen 306

5.10.20 S1teStrombeekͲBever 308

5.10.21 S2teStrombeekͲBever 310

5.10.22 WE1teWemmel 312

5.10.23 WE2teWemmel 314

5.10.24 AS1teAsse 315

5.10.25 G1teGrootͲBijgaarden 317

5.10.26 G2teGrootͲBijgaarden 319

5.11 Bijlage11:Spinnengevangenindeperiodemiddenmaart–beginjuli2020indebermenvandeR0,met

bodemvallen. 321

5.12 Bijlage12:SpinnengevangenindebermenvandeR0,metsleepvangsten.Soortendienietmetde

bodemvallengevangenzijn,werdenmeteenasterix*gemarkeerd. 325

5.13 Bijlage13:Loopkeversgevangenindeperiodemiddenmaart–beginjuli2020indebermenvandeR0,met

bodemvallen. 326

5.14 Bijlage14:Mierengevangenindeperiodemiddenmaart–beginjuli2020indebermenvandeR0,met

bodemvallen. 329

5.15 Bijlage15:Duizendpotengevangenindeperiodemiddenmaart–beginjuli2020indebermenvandeR0,

metbodemvallen. 330

5.16 Bijlage16:Miljoenpotengevangenindeperiodemiddenmaart–beginjuli2020indebermenvandeR0,

metbodemvallen. 331

5.17 Bijlage17:OverzichtskaartvandeRodeͲLijstenindicatorpaddenstoelen 332

5.18 Bijlage18Overzichtskaartenvanhetbeheerpercomplex 339



 

(12)

1 INLEIDING 

1.1 HISTORIEK 

Sinds2000wordtecologischbermbeheertoegepastopdebermenvandeBrusselsering.Iedereen

kentweldeborden‘Kijk!Hierwerkenwijaaneenecologischeberm’.Opdezemanierwordtgetracht

omvooralviaaangepastmaaibeheerdebiodiversiteittevergroten,waarnodigeenomvormingvan

bos naar grasland te bevorderen en invasieve exoten te bestrijden. Al deze maatregelen zijn

opgenomeninhetbermbeheerplan.



In2004,4jaarnadestart,werdenzowelfloraalsfauna(invertebraten)éénmaliggeïnventariseerd.

Daarbijwerdonderzochtoferreedseeneffecttezienwasvanhetbeheeropdeverspreidingen

biodiversiteit van soorten. Delen van de bermen bestonden al van bij het begin uit zeer

kwaliteitsvollegraslandenmetzowelEuropeesbeschermdesoortenalsrodelijstsoorten(faunaen

flora).

Uit de inventarisatie van de flora werd de conclusie getrokken dat het belangrijk is om geen

ruigtebeheer,maarmaaibeheeruittevoerenindedelenwaarveelrodelijstsoortenstaan.Ookhet

zoveelmogelijkafstemmenvandemaaidatumopdebloeiperiodevandierodelijstsoorten,was

eenbelangrijkebeheertip.



Uit de analyse van de inventarisatie van invertebraten werd afgeleid dat er nog onvoldoende

verschillenkondengedetecteerdwordentussenmeerofmindergemaaidegraslandenofruigtes.

Uit de analyse van de soortengroepen die voldoende aanwezig waren (spinnen, loopkevers en

mieren)bleekdatverschilleninaanwezigheidindeeersteplaatshetgevolgblekentezijnvansterke

verschillen in vochtgehalte, expositie en/of bodemtype en in veel mindere mate het gevolg van

verschilleninmaaibeheerenͲintensiteit.Alsverklaringwerdhiervoorgegevendathetuitgevoerde

verschralingsbeheer nog gedurende te weinig jaren of te weinig continu volgehouden was om

voldoendeeffecttekunnenwaarnemen.

Beidestudiesgavenaandathetbelangrijkisomvoorgeschrevenbeheervormenlangdurigaante

houdenompositieveeffectenmogelijktemakenvoorfloraenfauna.Ookwerdinbeidestudies

aanbevolenomregelmatigopnieuwteinventariseren,omzodeontwikkelingvanwaardevolleflora

enfaunatekunnenopvolgenenhetbeheerermaximaalopaftestemmen.



Omdatdezebermenbinnenkortgedurende20jaaropeenecologischemanierbeheerdzijn,washet

zinvol om binnen deze opdracht te kijken welke invloed dit heeft op de biodiversiteit en op de

structuurkwaliteit/robuustheidvandeaanwezigeecosystemen.

Bovendien zullen waarschijnlijk sommige van deze bermen verdwijnen of aangepast worden bij

geplandeaanpassingswerkenaandeR0.Daaromishetbelangrijkomtijdignogeenaantalconclusies

enlessentekunnentrekkenuitdebeheervormdiehiergedurendelangetermijnisgevoerd.Opdie

manierwordtinformatievergaard,nietenkelvoordetoekomstigebermenvandeR0,maarook

voortalrijkeanderebermenlangsVlaamsegewestwegen,waterwegenenspoorwegen.



 

(13)

1.2 DOEL VANDEOPDRACHT

Dezeopdrachtomvateenevaluatievan20jaartoepassingvanecologischbermbeheeropVlaams

grondgebied langs de Brusselse ring (R0), meer bepaald vanaf de grens met het Brussels

HoofdstedelijkGewest(bochtvanVorsttenzuidwestenvanBrussel)overhetwesten,noordenen

oostenvanBrusseltotaandetaalgrens(zijdeZoniënwoud).



Zowel flora als bepaalde fauna (invertebraten) werden geïnventariseerd. De focus lag op de

graslanden. De resultaten werden naast de toegepaste beheervorm gelegd. Op basis daarvan

werden conclusies getrokken en werden aanbevelingen gegeven voor een optimaal ecologisch

bermbeheerspecifiekopdezeplaats,maarookinhetalgemeen.



Dezeopdrachtbestaatuitdevolgendedeelopdrachten:



1. Nagaan of het beheer werd uitgevoerd zoals werd voorgesteld in het beheerplan en het

aanvullenderapportin2004.Washetmogelijkomhetbeheeruittevoerenzoalsbeschreveninhet

bermbeheerplan.Welkeaanpassingenzijngebeurd+eventueleredenen/lessonslearnt?



2. Nieuwe inventarisatie uitvoeren van flora en invertebraten, hoofdzakelijk volgens dezelfde

methodiekalsin2004.



3.Analysevandenieuweinventarisatie+vergelijkingtussen2004en2020:welkeverschillenblijken

uitdevergelijkingvanbeideinventarisaties?

Watkanhieruitafgeleidwordenoverdeontwikkelingenevolutievanfloraenfaunadevoorbije20

jaar?

Inwelkemateheefthetecologischbermbeheeropdeplaatsenwaarditlangetijdistoegepast,een

significanteffectgehadopdeverspreidingenaanwezigheidvanminderalgemenesoorten(floraen

fauna)? Kan na ongeveer 2 decennia gesproken worden van een robuuster ecosysteem voor

dergelijkesoortenalsgevolgvandetoegepastebeheervorm?



4. Naar welke soortensamenstelling en welke habitats kan hier gestreefd worden? Wat zijn de

potenties?Moetendezebijgesteldworden?



5.Welkeaanpassingenzijneventueelnodigomhetactuelebeheeroptimaalaftestemmenopdit

(aangepaste)streefdoel?

 

(14)

2 METHODIEK 

2.1 DEELVRAAG 1:NAGAANENEVALUATIEVANHETEFFECTIEF

UITGEVOERD BERMBEHEER

HetecologischbermbeheerlangsdeR0isbeschrevenineenbermbeheerplandatsinds2000van

toepassingis.

Indeevaluatieuitgevoerdin2004werdenaanpassingenaanditbermbeheerplanvoorgesteld.Deze

werdendoorgegevenaandebetreffendebeheerders.

Praktische,organisatorischeenfinanciëleredenen,maarookdeweersomstandighedenen

communicatiemetdegenediehetbermbeheeruitvoert,kunnenechterdeoorzaakzijndathet

bermbeheerindepraktijknietisuitgevoerdzoalsvoorzien.



InoverlegmetdeuitvoerendefirmaKrinkelskondenweachterhalenwelkebeheervormwerkelijk

toegepastwerdopdeverschillendelocaties.

De focus lag op 40 locaties (meetpunten) waarvan in 2004 een opname gemaakt werd in

permanentekwadraten(PQ’s).Dezewerdenin2020opnieuwopgenomen.

Permeetpuntgingewenawatindeperiodevan2004Ͳ2019heteffectievebeheertypewas(vb.

maaibeheer, hakhoutbeheer, exotenbestrijding,…) en specifiek voor dat type, wat de omlooptijd

was(omdehoeveeltijdhetbeheertoegepastwerd).



MetdeverkregenbeheerinformatiekondenwevoordeteevaluerenPQ’soplijsten:

Ͳwathetbeheerwas,zoalsgevraagdinhetbermbeheerplan

Ͳwathetbeheerwasdatwerdaanbevolenin2004

Ͳhetbeheerdateffectiefophetterreinwerduitgevoerd.

 

(15)

2.2 DEELVRAAG 2:INVENTARISATIEFAUNAENFLORA

2.2.1 Beschrijvingvandelocaties

Omditonderzoekzocorrectmogelijktekunnenuitvoerenwerdgetrachtopdezelfdemanier

tewerktegaanalsin2004.VoordefaunaͲenflorainventarisatieswerdenimmersdezelfde

locatiesgeselecteerdenwerdendebodemvallen(indienmogelijk)opexactdezelfdelocatie

geplaatst(Fout!Verwijzingsbronnietgevonden.enFiguur1).

 Reuzenchampignon

ͲAgaricusaugustus

8/11/2020 11/11/2020 Foto

Ͳ

Straatchampignon

ͲAgaricus

bitorquis 

10/11/2014 9/09/2021 Foto Ͳ

Gewone

weidechampigno n ͲAgaricus

campestris 

28/10/2017 28/10/2017 Foto Ͳ

Schubbige

boschampignon

ͲAgaricus

silvaticus

11/11/2019 11/11/2019 Ͳ Ͳ

Karbolchampignon

ͲAgaricus

xanthoderma

10/11/2014 6/11/2020 Foto Ͳ

Leverkleurige

leemhoed

ͲAgrocybeerebia

28/11/2012 16/11/2014 Foto Ͳ

Zwarte

amaniet  ͲAmanita

inopinata

24/11/2016 24/11/2016 Foto Ͳ

Vliegenzwam

ͲAmanita

muscaria 

10/11/2014 1/11/2021 Foto Ͳ

Parelamaniet

ͲAmanita

rubescens 

9/11/2014 6/11/2020 Foto Ͳ

Knolhoningzwam

 ͲArmillarialutea

19/11/2021 22/11/2021 Foto Ͳ

Echte

honingzwam

ͲArmillaria

mellea

27/11/2016 11/11/2019 Foto Ͳ

Sombere

honingzwam

ͲArmillaria

ostoyae

24/10/2012 10/11/2014 Foto Ͳ

(16)

Gerimpeld

mosoortje

ͲArrhenia

retiruga

7/11/2012 15/11/2019 Foto Ͳ

Muizenstaartzwam

ͲBaeospora

myosura

10/11/2014 11/11/2019 Ͳ Ͳ

Grijze

buisjeszwam

ͲBjerkandera

adusta

16/12/2020 16/12/2020 Foto Ͳ

Dooiergele

mestzwam  ͲBolbitius

titubans

15/11/2020 15/11/2020 Foto Ͳ

Gewoon

eekhoorntjesbroo d ͲBoletusedulis

20/10/2014 20/10/2014 Ͳ Ͳ

Netstelige

heksenboleet  ͲBoletusluridus

18/07/2014 18/07/2014 Ͳ Ͳ

Loodgrijze

bovist  ͲBovistaplumbea

7/11/2012 7/11/2012 Foto Ͳ

Roze

pronkridder  ͲCalocybecarnea

16/11/2018 11/11/2019 Foto Ͳ

Blanke

pronkridder  ͲTricholomella

constricta 

7/11/2012 7/11/2012 Foto Ͳ

Donkere

pronkridder

ͲCalocybe

obscurissima

11/11/2019 11/11/2019 Ͳ Ͳ

Plooivoetstuifzwam

ͲCalvatia

excipuliformis

11/11/2019 11/11/2020 Ͳ Ͳ

Stinkende

wasplaat

ͲCamarophyllopsi sfoetens

7/11/2012 11/11/2019 Foto Ͳ

Donkere

wasplaat

ͲCamarophyllopsi shymenocephala

24/10/2012 15/11/2019 Foto Ͳ

Traliestinkzwam

ͲClathrusruber

3/10/1981 25/09/2011 Foto Ͳ

(17)

Spitse

knotszwam  ͲClavariafalcata

10/11/2014 19/11/2021 Foto Ͳ



(18)



Figuur1:GeselecteerdebermenlangsdeR0waardefaunaͲenflorainventarisatiesuitgevoerdwerden.

(19)

2.2.2 Flora:vegetatieͲopnamesmetPQ's

IndeperiodeaprilͲjuli1999werdendebermenvandeR0vollediggeïnventariseerd.Erwerdenhierbij418

deelgebieden(percelen)afgebakendwaarbinnendevoorkomendeplantensoortenwerdengenoteerd.Op

basishiervanwerdhetbermtypebepaald.



Om de reeds geïnventariseerde deelgebieden te evalueren in 2004, werden 40 representatieve

meetpuntengeselecteerduitdie418deelgebieden.Dezepuntenwerdenm.b.v.gpsopgenomenineen

gisͲlaagmetalsondergronddedigitalebasiskaartenvanhetAgentschapWegenenVerkeer(AWV).Elk

meetpuntvormthetmiddelpuntvaneenpermanentkwadraat(PQ)van16m²(4x4m)waarininmeiͲjuni

2004eeneerstevegetatieopnamegebeurde.VanelkPQwerdookeendigitalefotogenomen.



Deze40PQ’swerdenopnieuwgeïnventariseerd.Inoverlegmetdestuurgroepwerdbeslistomin2020de

opnamestemakenmetdeschaalvanBraun/Blanquet.DeschaalvanTansleydiein2004gebruiktwerdis

eenruwereschaaldiemeervoorhetinschattenvanbedekkingenopperceelsniveaudient.



Wevoerdendeinventarisatiesin2020beginmeiuitomdatzein2004ookbeginmeiwerdenuitgevoerd.

Doorhetwarmeweerinapril2020washetvegetatieseizoenietssnelleropganggekomen.Wegingendus

alop6meivanstart.

DewegentoezichtervanAWVverzekerdeonsdaternergensvooreindmeiwerdgemaaid,duskondenwe

begin mei de vegetatieͲopnames uitvoeren voor de (eerste) maaibeurt. Helaas bleek deze info niet te

kloppenen werden6proefvlakken (G1,G2,G3,G4,A2,A3)reedsgemaaidvoordevegetatieͲopname

omdatzeonder“gazonbeheer”werdengerekend.



Per opname werd een beschrijving gemaakt zoals in 2004 (Bijlage § 5.1). We namen de fiches uit het

rapportvan2004meeopterreinomnietsoverhethoofdtezien:



Omschrijvinglocatie:

beschrijving van de structuur van de vegetatie, van de helling van het talud en van eventueel

beïnvloedendefactorenzoalsdenabijeaanwezigheidvanbruggen,struweel,e.d..

We gingen na of deze beschrijving nog steeds klopt en gaven aan welke eventuele veranderingen

ondertussenopgetredenzijn.



Bodemtextuur:

2004: weergave bodemtextuur (inclusief aanduiding van vochtigheidsgraad) aan de hand van de

BodemkaartvanBelgië.Wehebbennergensduidelijkeverschillengezient.o.v.degegevensvan2004.



Typebemonstering:

2004: vegetatieopname uitgevoerd volgens de Tansleyschaal waarbij de bedekkingsgraad van de

aanwezigesoortengenoteerdwerd.



In 2020 werden dezelfde 40 PQ’s uitgezet op basis van de GPSͲcoördinaten: elk meetpunt vormt het

middelpuntvaneenpermanentkwadraat(PQ)van16m²(4x4m).

Vooralle40PQ’swordteenvegetatieͲopnameuitgevoerd:erwerdeenvolledigelijstvanalleaanwezige

plantensoorten in het PQ opgemaakt en voor elke soort werd de bedekking volgens BraunͲBlanquet

genoteerd.





(20)

GegevensverwerkingvandeopnamesvandePQ’s:



DegegevensvandePQ'swerdeningevoerdinTurboveg(Hennekens&Schaminée,2001).

VoordeverwerkingvandegegevenswerdhetprogrammaASSOCIA(inTurboveg)alshulpmiddelgebruikt

om de vegetatietypes volgens de typologie van de ‘Vegetatie van Nederland’ (Schaminée et al., 1995,

1996, 1998) te bepalen. Dit programma werkt vrij goed voor opnames in proefvlakken, mits rekening

wordtgehoudenmethetvolgende:

Ͳdefaultinstellen

Ͳbelanghechtenaan“incompleteness”en“weirdness”.HetIBNneemtalsdrempelvoor“incompleteness”

<of=1,hoekleinerhoebeter.Hetaantal“weird”soortenisbestkleinerdan0,hoenegatiever,hoebeter.



Devolledigeopnameszitteninde(digitale)bijlageals“Vegetatieopnames2020.xlsx”



PerperceelwaarindevegetatieͲopnamesliggen,werdenkenmerkendeplantensoorten/zeldzamesoorten

genoteerdmethetprogrammaObsmappzodatdepuntlocatiesvandezesoortenkunnenweergegeven

wordenopkaart.DezekaartenzijntevindeninBijlage§5.6enBijlage§5.7



AlleplantensoortendiewerdenwaargenomenindeonderzochtebermenwordenopgelijstinBijlage§

5.2,waarbijwordtweergegevenofhetomRodeͲLijstsoorten,indicatorsoorten,inheemseofuitheemse

soortenen/ofinvasieveexotengaat.

 Foto’s:

VanelkPQwerdenmeerderefoto’sgemaakt.Dezezittendigitaalinbijlage.Demeestillustratievefoto

werdaandeficheperPQtoegevoegdinBijlage§5.1.



Vegetatietype:

2004: aan de hand van de vegetatieopame werd het bermtype bepaald volgens de typologie van

Zwaenepoel(1998).Waarovergangentussentweetypesaanwezigzijn,werdditvermeld.



Voor de vegetatieopnames van 2020 bepaalden we ook het bermtype volgens de typologie van

Zwaenepoel(1998)metdaarnaastderecentetyperingvanhetINBO(VanUytvancketal.,2017).Deze

typeringwordttegenwoordigtoegepastindesnelwegbermeni.f.v.opmaakvanbermbeheerplannen.Wij

hebbendiealmeermaalstoegepast,insnelwegbermonderzoek(Steeman2017)enbijecoductstudies(cfr.

Feysetal.2019).



(21)

 Figuur2:OverzichtvandevegetatietypesvolgensdenieuweINBOͲmethodevoorbermkartering



Devegetatietypeszijndevolgende:

x Graslanden:Raaigrasweide(G0),Grassenmix(G1),Dominantstadium(G2),GrasͲKruidenmix(G3),

Bloemrijkgrasland(G4),Soortenrijkschraalgrasland(G5);

x Ruigtes:Verstoordgrasland(R1),Verruigdgrasland(R2),Natteruigte(R3),Rietenrietruigte(R4);

x Struwelen Dwergstruikvegetatie: heidesoorten (S1), Brem – en gaspeldoornstruwelen (S2),

Doornstruwelen(S3),Bramen(S4),Vlierstruweel(S5);

x Opgaandehoutigevegetaties:Wilgenbos/struweel(H1),Ruderaalolmenbos(H2),Loofbos(H3),

Loofhoutaanplant(H4),Naaldbos(H5),Exoten(E).



G4enG5worden(indienaanwezig)meerindetailgetypeerdopbasisvankenmerkendesoorten.



DetailtyperingG4:

x G4aBloemrijkglanshavergrasland

x G4bStroomdalgrasland

x G4cKalkrijkkamgrasland

x G4dBloemrijkstruisgrasland

x G4eBloemrijkvochtigtotnatgrasland



DetailtyperingG5:

x G5aDuingrasland

x G5bDwerghavergrasland

x G5cKalkgrasland

x G5dHeischraalgrasland



AlsextravermeldenwehierookhetNatura2000HabitatͲtype.



Syntaxonomie:

Peropnamebepaaldenwehetherkenbaresyntaxon(ofsyntaxa)volgensSchamineéetal.(1995,1996)

opbasisvankenͲendifferentiërendesoorten.Indienergeenduidelijkeassociatieontwikkeldwas,hebben

wehetmeestbenaderendsyntaxonvanhogererangvermeld.



Ë ËÌÌ









ÈÈÈ È



R1S1 H1

R2S2 H2

R3S3 H3

   R4S4 H4

ËÌS5 H5



Soortenarmsoortenrijk



G0  G3

G1  G4

G2  G5

grasland ruigte struweel Opgaande

houtige

graslandfasen

Exoten

(22)

Bespreking:

Indebesprekinggevenwevoorelkeopnameeentoelichtingbijdeidentificatievanhetbermtype,‘INBOͲ type’,Natura2000typeenvegetatiekundigsyntaxon.

Erwordteenkortvergelijkendoverzichtgegevenvandeaanwezigedominante,abundanteenfrequente

soortenin2004en2020.

WegevenperPQookdezeldzamesoortenenVlaamseRodeͲLijstsoorten(VanLanduytetal.,2006)weer,

evenalsalleinvasieveexoten.

InBijlage§5.6wordendewaargenomenRodeͲLijstsoortenopkaartweergegeven.Bijlage§5.7bevatde

kaartmetdeinvasieveexoten.

Dezekaartenbevattengegevensdieopvolgendedriemanierenwerdenverzameld:

x EigenwaarnemingenverrichtbinnenhetPQ,dusbijdevegetatieͲopnamediegevraagdwerdi.k.v.

dezeopdracht;

x Eigen waarnemingen verricht buiten het PQ. Dit zijn waarnemingen die rond de PQ’s werden

waargenomen na de vegetatieͲopnames ( er werd telkens een kwartier lang rondlopen in de

directeomgevingvanhetPQ).Hieronderzittenookfloragegevensdiewerdeningevoerdtijdens

defaunaͲinventarisatiesdoordeandereprojectmedewerkers.

x Waarnemingendoorderden,aanweziginonzedatabaseWaarnemingen.be.



NaastdefichesinBijlage§5.1wordtin2.2.2eentekstueletoelichtinggegevenvandeaanwezige:

x vegetatie(type)s;

x RodeͲlijstsoorten

x IndicatorsoortendienietopdeRodelijststaan

x invasieveexoten.



 

(23)

2.2.3 Mycoflora:wegbermenengraslandpaddenstoelen

2.2.3.1 Hetbelangvanpaddenstoelen

Paddenstoelen spelen een sleutelrol in het functioneren van ecosystemen. Ze vertegenwoordigen

daarenboveneengrootdeelvandebiodiversiteit.Zevormeneeneigenrijk,naastplantenendieren.In

Nederlandkomenruim5000soortenvoor(Ozingaetal.2013a,b).Eengrootaandeelvandezesoortenis

kwetsbaarofbedreigdenstaatopdeRodelijst(62%inNederland).

UitVlaanderenzijnermeerdan4.000soortenbekend.



Indiverse(ookEuropese)habitattypenisdediversiteitaanpaddenstoelenvelemalenhogerdandievan

hogereplanten.Erisechternauwelijkssprakevan(natuur)beheergerichtopbehoudofherstelvandeze

soortgroep. Paddenstoelen stellen deels andere eisen aan hun standplaats dan hogere planten en

profiterendaardoornietautomatischvanbeheergerichtopplanten.Beheerderswillenvaakwelrekening

houdenmetpaddenstoelenmaardekennisontbreektgrotendeels.MetderecentepublicatiesvanOzinga

etal.(2013a,b)kunnenwenuaandeslag!

2.2.3.2 Graslandpaddenstoelenalsbelangrijkenatuurindicatorenenhetbelangvanbermen

Vijf groepen graslandpaddenstoelen die kenmerkend zijn voor oude, voedselarme en soortenrijke

graslanden, grazige bermen en gazons, zijn Wasplaten (Hygrocybe), Knotszwammen (Clavaria en

Clavulinopsis),Aardtongen(Geoglossum),Barsthoeden(Dermaloma)enSatijnzwammen(Entoloma).



Wasplatenwordenwelde‘orchideeënonderdepaddenstoelen’genoemd.Zedelenimmerszowelhun

zeerfraaieenkleurrijkeuiterlijkalshunhogeindicatorwaardemetorchideeën.Zezijnopdiemaniereen

uitgelezensoortgroepomnaarhetgrotepubliektoe‘biodiversiteit’enhetbelangvan(natuur)beheeren

natuurbehouduitteleggen.Daardoorkunnenzeingezetwordenalsvaandeldragersvoorhetherstelvan

eenhabitatdatnogtalvananderesoortenherbergt.



Graslandpaddenstoelenzijnbelangrijkeindicatorenvoordeouderdomendematevanverstoringvan

graslanden,ookvoorbermen.



(24)

2.2.3.3 MycologischeevaluatievandePQ’sindebermenvandeR0

Paddenstoelenhebbenzoweleenbelangrijketroefalseenbelangrijknadeelt.o.v.flora/vegetaties.

Troef:doordatzezichviasporenverspreiden,kunnenze‘overal’gerakenenreagerenze

dus‘directer’opdebiologischekwaliteitvaneenlocatie:isdelocatiegeschikt,danvind

jeeréénofveelindicatorsoortengraslandpaddenstoelen.Heelwathogereplanten

daarentegenontbrekenopeenlocatieomdatzeerniet(meer)geraken,nietomdathet

ernietgeschiktis.

Nadeel:alsereenbepaaldjaargeengeschikteweersomstandighedenzijn(tedroog),is

hetnietmogelijkomgraslandpaddenstoelenteinventariseren,vermitsde

vruchtlichamendannietbovengrondsverschijnen.



DoordebotanischmeestwaardevollestukkeninnovembertedoorzoekennaargraslandͲpaddenstoelen,

kondenweenkelenieuwegroeiplaatsenvindenvanwaardevollegraslandindicatoren.

 

(25)

2.2.4 Fauna:wetenschappelijkemonitoringwildebijen,dagvlinders,zweefvliegen,

sprinkhanen,wantsenenlieveheersbeestjes

Voorditdeelvanhetonderzoekwerderintensiefgezochtnaarwildebijen.Tegelijkertijdwerdenookde

waarnemingenvandagͲennachtvlinders,zweefvliegen,sprinkhanen,wantsenenlieveheersbeestjes

genoteerd.DefocuslagechterhoofdzakelijkbijWildebijen.

2.2.4.1 Wildebijen

Dezewerdengezochtopbloemenenrondmogelijkinteressantenestplaatsenindezelfdebermenwaar

debodemvallengeplaatstzijn(Fout!Verwijzingsbronnietgevonden.).Oplocatieswaarverschillendesets

bodemvallendichtbijelkaarofineenzelfdehomogenebermstonden,werdendelocatiessamengenomen

voordebijeninventarisaties.Zobekwamenwe17locaties.Dezebermenwerden4keerbezochtdoorheen

hetvliegseizoenvanwildebijen,namelijkinapril,mei,junienaugustus2020,omeenzovolledigmogelijk

beeldtekunnenvormenvandebijengemeenschapindebezochtebermen.Hetveldwerkwerdverricht

doorWinVertommen,WillemProesmansenWardTamsyn,dierespectievelijk5,3en2dagenveldwerk

dedeninkadervanditproject.

Wilde bijen zijn thermofiele organismen. De inventarisaties vonden daarom plaats tijdens gunstige

weersomstandigheden:

x windkracht<4Beaufort–indepraktijkzoweinigmogelijkwind

x temperatuur:(>17°Cen<30°C)

x tijdstip:10uͲ17u

x dagenzonderneerslag

x zonneschijngedurendemin.50%vandedag

Depotentiesvoorwildebijenwerdenbekeken,endeecologischetoestandvandeverschillendebermen

geëvalueerdinfunctievanhetgevoerdebeheer.Erwerdgeïnventariseerddoormiddelvannetvangsten.

Hetleeuwendeelvandewaargenomenbijenkonmeteenopnaamgebrachtworden,deoverigewerden

meegenomen en later gedetermineerd met behulp van een stereoscopische binoculair. Alle

waarnemingenwerdenterplaatseingevoerdindewww.waarnemingen.beͲdatabasemetbehulpvande

app Obsmapp. Tegelijkertijd werden de gelopen transecten steeds opgeslagen. Doordat zowel de

gespendeerdetijd,alsdegelopenrouteopgeslagenwerd,isdezoekinspanningbekend.Hierdoorishet

mogelijkomeenmonitoringindetoekomstuittevoerenenderesultatenrechtstreekstevergelijkenmet

voorliggendonderzoek.

2.2.4.2 DagͲennachtvlinders,zweefvliegen,sprinkhanen,wantsenenlieveheersbeestjes

Wanneerdebermenbezochtwerdenvoorhetplaatsen,legenofweghalenvandebodemvallen,wanneer

er gezochtwerd naarwildebijen,oftijdens desleepnetvangstenwerden andere insectengroepen ook

zoveelmogelijkgeïnventariseerd.Zweefvliegenwordenookvaakopofrondomplantenwaargenomenen

werdendanooktegelijkertijdmetwildebijendoormiddelvannetvangstengeïnventariseerd.OokdedagͲ

en nachtvlinders die er rondvlogen konden meteen herkend worden. Wantsen en lieveheersbeestjes

werden meestal als bijvangst waargenomen bij de sleepnetvangsten in de zoektocht naar

vegetatiebewonendespinnenensprinkhanenkondenopbasisvanhetgeluidvandemannetjesherkend

worden bij onze bezoeken aan de bermen. Al deze insectengroepen worden immers in dezelfde

weersomstandighedenalsbijenofspinnenwaargenomen.



(26)

2.2.4.3 GerichteinventarisatiesSleedoornͲenIepenpage



Daarnaast werd er in kader van deze opdracht in het winterhalfjaar specifiek gezocht naar eitjes van

SleedoornpageopSleedoorn(Prunusspinosa)eneitjesvandeIepenpageopiep(Ulmusspec.)langsde

bermenenstruwelenvandeR0.BeidesoortenwerdenaangetroffenlangsdeR0endedirecteomgeving

ervan.Deverzameldeverspreidingsgegevensuitditonderzoekenwaarnemingenuithetverledenmaken

duidelijkdatdebermenenstruwelenvandeR0eenfunctioneelleefgebiedvormenvoordezeattractieve

vlinders.





Figuur3:GerichtzoekennaareitjesvandeSleedoornpagelangsdeR0.(Foto:IlfJacobs)



 

(27)

2.2.5 Fauna:wetenschappelijkemonitoringvanloopkevers,spinnen,mierenenandere

bodembewonendeongewervelden

2.2.5.1 Inleiding

Spinnen (Aranea), loopkevers (Carabidae) en zandloopkevers (Cicindelidae) staan bekend als goede

indicatorenvoorhabitatkwaliteit.Hetzijnsoortenrijkegroepenmetheelwatvertegenwoordigersmeteen

sterkehabitatbinding.

Spinnen en loopkevers verschillen als diergroep nog behoorlijk in levenswijze. Ze geven dus deels

complementaireinformatie.Allespinnenzijnpredatoren,terwijleronderdeloopkeverszowelcarnivoren

zijnalsheelwatzaadeters.

De meeste soorten mieren (Formicidae) zijn, in tegenstelling tot de meerderheid aan loopkeverͲ en

spinnensoorten,gebondenaanlangdurigstabiele milieus.Zezijn gevoeligvoorbeheeringrepen en dat

maakthentotbelangrijkeindicatoren.

Samenmetspinnen,loopkevers,pissebedden,hooiwagens,duizendpotenenmiljoenpotenmakenzehet

grootstedeeluitvandebodembewonendeongewerveldenfauna.

Onderzoek naar loopkevers is eveneens relevant in het kader van onderzoek naar ecologische

ontsnippering.Erzijnimmerstalvanbrachyptere(kortgevleugelde)ofdimorfeloopkeversdienietkunnen

vliegenenduszeergevoeligzijnvoorversnipperingdoortransportinfrastructuur.Ookdataspectismee

beschouwdinvoorliggendestudie.



2.2.5.2 Methodiekterreinonderzoek

Er is gewerkt met bodemvallen. Dit zijn potten die in de grond ingegraven worden, waarmee

bodembewonendeongewerveldengevangenworden.

Centraalopelkelocatiewerden3bodemvallenopenkelemetersafstandvanelkaargeplaatst.Natuurpunt

Studie werkt meestal met 2 bodemvallen per locatie, maar in voorliggend onderzoek was het zeer

belangrijkmet3vallenperlocatietewerkenomdatdatbijhetvorigonderzoekvanDesenderetal.(2004)

eveneenshetgevalwas.Debodemvallenbestaanuiteenpvchuls,eenglazenpoteneenijzerendakje

waaraaneenstukplexiglasbevestigdis.Depvchulsenglazenpotwordenvolledigingegravenindegrond

zodatdebovenrandopgelijkniveaukomtmetdegrond(Figuur4).

Deglazenpotwordtgevuldmeteenwaterigeoplossingvanca.4%formoleneenweinigafwasmiddel.

Organismendieoverhetbodemoppervlaklopenvallenzoindebodemvallen.Formolzorgtervoordatde

organismen geconserveerd worden en het afwasmiddel verlaagt de oppervlaktespanning om te

voorkomendatdeorganismenuitdebodemvallenkunnenontsnappen.Bovendebodemvalwordteen

ijzerendakjemetplexiglasgeplaatst.Ditdakjevoorkomt daterregenofbladerenindevallenterecht

komenenvermijdtdatzoogdierenervandrinken.



Omderesultatenvanditonderzoekzocorrectmogelijktekunnenvergelijkenmetheteerderonderzoek,

werdgetrachtomopdezelfdemaniertewerktegaanalsin2004.VoordefaunaͲenflorainventarisaties

werdendezelfdelocatiesgeselecteerdenwerdendebodemvallenopexactdezelfdelocatiegeplaatst.

De locaties waar bodemvallen zijn opgesteld, worden weergegeven in Figuur 1. Voor de exacte

coördinatenverwijzenwenaarDesenderetal.(2004).

Wegeveneenbeknopte,dochrijkelijkgeïllustreerdebeschrijvingvandebodemvalͲlocatiesinBijlage§

5.10.Dezefoto’sgevenoverigenseengoedbeeldvanhetstudiegebied.



(28)

De bodemvallen zijn geplaatst op 17 en 18 maart 2020, behalve K1ͲK4 (pas op 23 april, omwille van

bereikbaarheid).Zezijngeledigdop1april,23april,4mei,20/22mei,4juni,18junien3juli2020.Op

laatstgenoemdedatumzijndevallenopgehaald.Zezijndus3,5maandencontinuwerkzaamgeweest.De

stalen van de tweede helft maart (17/18 maart – 1 april) zijn echter verloren gegaan (door beperkte

toelatingvoorverplaatsingenenkantoorbezoekomwillevancorona)



Geregeldzijner:

x Éénofmeerderevallenvernielddoormaaien,ondanksonzevraagnaardeaannemeromonsop

dehoogtetehoudenvandemaaiwerkzaamheden;

x vallendooronsopgehaaldomdatmengingmaaien(watvervolgensaldannietgebeurde)endan

bijdevolgendeledigingsrondeteruggeplaatst(tenzijopdelaatsterondeuiteraard).



WevermeldenditindebeschrijvingenvandelocatiesinBijlage§5.10.



Samengevat:deresultatenvan2020betreffendevangstenvan3maanden,terwijlin2004eenkortere

tijdspanne van één maand (meer bepaald van 28 april 2004 tot 26 mei 2004, met één tussentijdse

ledigingop12mei2004)werdbemonsterd.



Nahetophalenvandevallen,werddeinhoudgetrieerd.Alleloopkevers,spinnen,hooiwagens,mieren,

pissebedden, duizendpoten, miljoenpoten en sprinkhanen werden gesorteerd en door de diverse

taxonspecialistengedetermineerd.Vervolgenszijnalledeterminatiesdigitaalingevoerd.





Figuur4:WillemProesmansplaatstéénvandebodemvallenoplocatieWO2.Depvchulsendeglazenpotwordenvolledig

ingegraven.Daarnawordtereendakjebovendevallengeplaatst.17maart2020.(FotoJorgLambrechts).



(29)

2.3 DEELVRAAG 3:EFFECTVANHETECOLOGISCHBERMBEHEER

InhetbermbeheerplanvanAWVvan2000stonddeverwachtingdathetgedurendeeenlangetijdcontinu

toepassenvanecologischbermbeheerleidttot:

1. hetontwikkelenvanmeerstabielevegetaties;

2. hetverhogenvandediversiteitinfloraenfauna

3. hetversterkenen/ofwaarborgenvandesamenhangenduurzaamheidvanhetfysischmilieu.



Hiervanzijnpunt3eninminderematepunt1vrijvaagenabstract.

Punt2daarentegenzullenwe,dankzijdegedetailleerdeinventarisatiesdiegevraagdworden,nauwkeurig

kunnenbeantwoorden.



De combinatie van de informatie verzameld in deelvraag 1 over het daadwerkelijk uitvoeren van het

gewenstebeheer,metdediepgaandeinventarisenanalysevandefaunaenfloragegevens,isdebasisom

hetantwoordteformulerenopdevraagofdeevolutievandefloraenfauna(mede)verklaardkanworden

doorhetlangduriguitvoerenvanhetecologischbermbeheer.



2.3.1 Flora

Degegevensoverdesoortensamenstellingvandevegetatiesuitdeinventarisatie,vertellenietsoverde

milieuomstandigheden.Doordeinventarisatievan2004naastdehuidigeinventarisatieteleggen,kunnen

eventueleveranderingenblootgelegdworden.



Wepassen dezelfdemethodiek toe alsEconnectionin2004. PerPQ werddestijdsaangegeven watde

floristische doelstellingen zijn, welk beheer er tot nu toe werd uitgevoerd en of dit eventueel dient

aangepast te worden om de beoogde doelstellingen te halen. In Bijlage § 5.8 vind je de fiches met

beheerdoelstellingenenvergelijkingmetvorigbeheer.

De verzamelde inventarisatiegegevens (vegetatietypes) worden vergeleken met die van 2004 en

geïnterpreteerd.

Om een vergelijking te maken tussen de gegevens van 1999 en 2004, werd gebruik gemaakt van

“tolerantiegrenzen” van plantengemeenschappen op vlak van abiotische factoren zoals vochtigheid,

bodemtextuur, pH en voedselrijkdom. Hiervoor werd toen gebruik gemaakt van de Ellenberg

indicatorgetallen(vanderMaarel1993).Wezullenopnieuwdezetolerantiegrenzenhanteren.



2.3.1.1 Vergelijkingvegetatietypes2004Ͳ2020



Voor elk vegetatietype dat in de inventarisatieperiode 1999 en 2004 werd waargenomen, werd door

Econnectioneensuccessieschemaopgesteldopbasisvandeliteratuurkennisvan:

vanderMaarel(1993)(Ellenbergindicatorwaardenvoorvochtenstikstof)

Bax&Schippers(1997)(vochtgehalte,graslandstadiumenbodemtextuur).



Daarnaastwerdinhetschemahetbotanischdoeltypeaangeduid,opbasisvanhetwerkvanZwaenepoel

(1998).

Aan elk voorkomend vegetatietype werd een waardeͲoordeel gegeven in een vijfdelige schaal. Daarbij

werdrekeninggehoudenmetverruigingsindicatorenenfragmentatie.

Opbasisvanditsuccesieschemawerddeevolutievandevegetatiebesproken.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De overige soortgroepen laten ten opzichte van 1995 beperkt herstel zien in bedreigde aantallen soorten (broedvogels) en mate van bedreiging (reptielen).. Van de bedreigde soorten is

Alhoewel het groeivermogen van planten door de beperkte wortelruimte op de betonlaag van een ecoduct vanzelfsprekend beperkt is, heeft mijn fractie de indruk dat de laag aarde op

Wij vonden het een leuk en leerzaam project, met veel variatie in inhoud en werkvormen in een meer begeleidende rol voor de

In zoverre volgens de bestreden artikelen gegevens waaruit een bepaald patroon van ongunstige behandeling blijkt ten aanzien van personen die gekenmerkt zijn door een van de

Marlou:In groep 3 hebben we gevraagd wat de kinderen al wisten, en van daaruit hebben we gevraagd wat ze al wisten en zijn vanuit hier gaan werken.. Verder hebben we van tevoren

37 Kunt u aangeven wat uitstel van het besluit tot aanschaf van F-35 testtoestellen door de Britten voor financiële gevolgen heeft voor de andere deelnemers aan de IOT&amp;E-fase en

Classification of the carabid beetles of Flanders info Red list categories by means of a rarity criterion (number of VTM squares) and a trend criterion (G-test).. Voor

In haar reactie op dit toetsingskader heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, onder andere mede namens de staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en