• No results found

Invalshoeken voor profilering

In document Vuurwapens gezocht (pagina 75-80)

5 Achtegronden van bezitters en gebruikers van een handvuurwapen

5.2 Invalshoeken voor profilering

Profielschetsen van verdachten van (gewelds-)criminaliteit kunnen op verschil-lende manieren worden gemaakt. Dit is niet de plaats om een uitvoerig exposé te geven over de manieren waarop verdachten naar hun achtergrond kunnen worden geclassificeerd en de indelingscriteria die daarbij worden gehanteerd. Ten behoeve van het onderhavige onderzoek wordt de methodiek gehanteerd die door Spapens e.a. (2001) is ontwikkeld om de achtergronden van verdach-ten van uitgaansgeweld in kaart te brengen47. In deze systematiek worden verdachten geprofileerd aan de hand van risicofactoren enerzijds en aan de hand van (criminele) antecedenten anderzijds.

5.2.1 Risicofactoren

Het denken in termen van risicofactoren is afkomstig uit de ontwikkelings-criminologie. Deze vat crimineel gedrag op als de resultante van ongunstige processen die zich opeenhopen vanaf de geboorte tot de volwassenheid. Loeber en Le Blanc introduceren deze zienswijze in de jaren negentig. De benadering is interdisciplinair en elementen van verschillende criminologische theorieën worden erin ingepast48. Risicofactoren zijn op verschillende niveaus te onder-scheiden: zowel biologische, sociale als psychologische factoren spelen moge-lijk een rol. Tegenover risicofactoren kunnen protectieve factoren aan de orde zijn, oftewel factoren die de ontwikkeling van (gewelddadig) crimineel gedrag juist beteugelen.

De ontwikkelingscriminologie is theoretisch nog volop in ontwikkeling. Zo bevindt de uitwerking van protectieve factoren zich nog in het beginstadium. Ook richt de ontwikkelingscriminologie zich vooral op de verklaring van jeugd-criminaliteit. Tot slot is het nog niet goed mogelijk verschillende risicofactoren te 'wegen' ten opzichte van elkaar. Niettemin bieden risicofactoren ook in bredere zin aanknopingpunten voor de typering van de achtergrondkenmerken van verdachten.

Spapens e.a. (2001) maken onderscheid in directe en indirecte risicofactoren bij de beschrijving van verdachten van uitgaansgeweld in de politieregio Brabant Zuidoost. Directe risicofactoren zijn daarbij te begrijpen als gedragskenmerken die een directe causale relatie vertonen met het gewelddadig gedrag dat erop volgt. Hieronder kunnen discriminatie of provocerend gedrag worden begrepen, maar bijvoorbeeld ook psychische stoornissen of het verkeren in een subcultuur waarin het gebruik van geweld (of crimineel gedrag) 'normaal' is. Indirecte risicofactoren zijn kenmerken van de leefsituatie en achtergrond van de persoon die functioneren als 'stressoren'. Een conflictueuze gezins- of partnerrelatie of een (criminele) levensstijl waarin sprake is van een hoge mate van dreiging. Naarmate meer sprake is van (directe en indirecte) risicofactoren is de kans dat een aangehouden verdachte opnieuw betrokken raakt bij geweldsdelicten groter. De risicofactoren die kunnen worden beschreven en de mate van diepgang waarmee dat kan plaatsvinden is sterk afhankelijk van de hoeveelheid infor-matie die over de achtergrond van een verdachte kan worden verkregen. Het

48 Loeber R., W. Slot en J.A. Sergeant red. Ernstige en gewelddadige jeugddelinquentie, omvang, oorzaken en interventies, Bohn Stafleu van Loghum, Houten/Dieghem.

meest optimaal is het verzamelen van informatie over een bepaalde verdachte door uiteenlopende bronnen te raadplegen, over een langere periode. Next-best is het diepgaand interviewen van de verdachte. Registratiegegevens bieden een wisselende mate van inzicht in mogelijke risicofactoren.

In het onderhavige onderzoek was het niet mogelijk uiteenlopende bronnen te benaderen, bijvoorbeeld in het netwerk van de verdachte. Interviews zijn afgenomen bij een beperkt aantal (22) gedetineerde verdachten van vuurwapen-criminaliteit. Voor het overige diende te worden volstaan met verklaringen van aangehouden verdachten tegenover de politie. Een voordeel daarbij was echter dat vuurwapengerelateerde delicten gemiddeld genomen zwaarder van aard zijn. Dit betekent dat in de processen-verbaal over het algemeen ook een beschrijving is opgenomen van enkele relevante persoonskenmerken en de sociale achtergrond van de verdachte, om de rechter een indruk te geven van de persoon van de verdachte49. Zo wordt bijvoorbeeld ingegaan op de arbeids-situatie, drank- en drugsgebruik, schulden of relatieconflicten.

In het onderhavige onderzoek is de vraag niet zozeer het zoeken naar verkla-ringen voor vuurwapencriminaliteit. Het gaat hier om het beschrijven van belangrijke kenmerken van verdachten van vuurwapendelicten. Derhalve kan in dit geval worden volstaan met een globale typering aan de hand van een beperkt aantal risicofactoren. Leeftijd, geslacht, arbeidssituatie, drank- en drugsversla-ving, etnische afkomst, schuldproblematiek en een leefsituatie zonder vaste woon- of verblijfplaats kunnen in dit geval als risicofactoren worden mee-genomen.

5.2.2 Antecedenten

Antecedenten vormen de tweede invalshoek voor de beschrijving van de verdachten van vuurwapencriminaliteit. De informatiebron daarvoor zijn registratiegegevens van de politie, zoals vastgelegd in de basisregistratie (BPS, Xpol of Genesys) en HKS. Vuurwapengerelateerde criminaliteit dient te worden opgevat als een geweldsdelict. Om de 'zwaarte' van de antecedenten van de aangehouden verdachte te kunnen wegen wordt een variant gebruikt op de indeling van Spapens e.a. (2001). Gekozen is om de zwaarte van de

49 Bij lichtere geweldsdelicten wordt in de procesen-verbaal niet of nauwelijks iets vermeld over de achtergrond van de aangehouden verdachte. In die gevallen kan uit de politieregistratie nauwelijks meer informatie worden gehaald dan de leeftijd, het geslacht, het geboorteland en de

denten te laten afhangen van de mate waarin de verdachte betrokken is geweest bij geweldsdelicten en eerdere overtredingen van de Wet Wapens en Munitie. Deze indeling valt uiteen in drie categorieën:

1. Verdachten die niet in de politieregistratie voorkomen (first-offenders), of verdachten die eerder contact hebben gehad met de politie, maar niet terzake geweldsdelicten.

2. Verdachten die eerder contact hebben gehad met de politie terzake geweldsdelicten

3. Verdachten die eerder contact hebben gehad met de politie terzake over-tredingen van de Wet Wapens en Munitie met betrekking tot vuurwapens.

Ad 1. Deze categorie betreft verdachten die niet eerder in de politieregistratie

voorkomen. De restrictie daarbij is de tijdsperiode die bestreken wordt door de registratiesystemen. Voor de basisregistraties (BPS, Xpol, Genesys) is die periode wisselend. In de meeste regio's zijn tenminste de laatste vijf jaar direct opvraagbaar. HKS biedt eveneens inzicht in eerdere politiecontacten van een aangehouden verdachte. Dit systeem bestrijkt een langere periode, namelijk tot in de jaren tachtig50. Daarnaast betreft het personen die eerder in aanraking zijn geweest met politie of justitie, maar niet vanwege geweldsdelicten. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om delicten die verband houden met het gebruik van alcohol of drugs (rijden onder invloed, veroorzaken van verkeersongevallen, et cetera) en om vermogensdelicten als diefstal of inbraak.

Ad 2. De tweede categorie omvat verdachten die eerder in aanraking zijn

geweest met de politie of justitie terzake geweldsdelicten.

Ad 3. De derde categorie van verdachten betreft personen die eerder in

aanraking zijn geweest met de politie terzake de Wet Wapens en Munitie, waarbij sprake is geweest van het bezit of gebruik van een scherp vuurwapen, een gas-/alarmwapen of een imitatiewapen.

50 De kans is groot dat verdachten die niet in de politieregio woonachtig zijn waar zij werden aangehouden in de desbetreffende regio als 'schoon' naar voren komen, omdat zij daar niet eerder strafbare feiten hebben gepleegd. Voorbeelden zijn uit Amsterdam afkomstige overvallers die in de regio's Gelderland Midden en Gelderland-Zuid actief waren. Om nader zicht te krijgen op de antecedenten van deze verdachten is tijdens het onderzoek is, naast het gebruik van HKS, zoveel mogelijk getracht om deze informatie te verkrijgen in de herkomstregio.

5.2.3 Globale risicoprofielen verdachten van vuurwapengerelateerde

delicten

Op basis van de in deze paragraaf geschetste indeling kan een drietal globale risicoprofielen worden benoemd met betrekking tot verdachten van vuurwapen-gerelateerde delicten. Deze risico's hangen samen met de kans dat een persoon in de toekomst opnieuw bij een vuurwapengerelateerd delict betrokken raakt. Analoog aan Spapens e.a. (2001) wordt een indeling gehanteerd in verdachten met een laag risico, verhoogd risico en hoog risico. Risico verwijst in dit verband naar de zwaarte van de problematiek van de verdachte en de kans dat deze in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan gewelds- of vuurwapen-delicten. In het volgende schema is deze indeling weergegeven.

Schema 5.1: Globale risicoprofielen op basis van risicofactoren en anteceden-ten.

Risicofactoren

Antecedenten Minder dan 2 risicofactoren 2 of meer risicofactoren

Geen geweldsdelicten Laag risico Verhoogd risico

Recidive geweldsdelicten Verhoogd risico Hoog risico

Recidive WWM Hoog risico Hoog risico

De categorieën van verdachten als volgt worden beschreven:

1. Bij verdachten met een laag risico is sprake van geen of weinig risico-factoren in combinatie met een historie waarin geen sprake is geweest van eerdere contacten met de politie terzake geweldsdelicten.

2. Bij verdachten met een verhoogd risico is sprake van een combinatie van weinig of geen risicofactoren, maar wel van eerdere aanhoudingen terzake geweldsdelicten, of omgekeerd, een situatie waarin sprake is van substan-tiële risicofactoren, zonder dat de verdachte politiecontacten heeft gehad voor geweldsdelicten.

3. Verdachten met een hoog risico kenmerken zich enerzijds door de combi-natie van meer dan twee risicofactoren met een historie van gewelds-delicten en/of recidive ten aanzien van vuurwapengerelateerde gewelds-delicten. De bovenstaande indeling is een keuze die is gebaseerd op het type criminaliteit dat onderwerp van onderzoek is, namelijk vuurwapengerelateerde delicten en op de informatie die beschikbaar is terzake risicofactoren. Wanneer meer gedetailleerde informatie over de achtergrond van verdachten beschikbaar is,

kunnen deze categoriseringen verder worden verfijnd. In het onderhavige onderzoek bestond niet de mogelijkheid tot het verzamelen van diepgaandere gegevens over grotere aantallen verdachten, door middel van interviews. Dergelijke gesprekken zijn wel gevoerd, maar met een klein aantal personen (22 interviews). De informatie die dit opleverde is gebruikt als achtergrond bij de beschrijvingen in de vervolghoofdstukken.

In document Vuurwapens gezocht (pagina 75-80)