• No results found

Invalshoek sociaaleconomische situatie en opleiding

In document SEGREGATIE IN BREDA REKENKAMER BREDA (pagina 29-33)

Staat van de segregatie in Breda

2.3 Invalshoek sociaaleconomische situatie en opleiding

De volgende gegevens zijn gebruikt:

1. Percentage laagopgeleiden 2. Gemiddeld inkomen per inwoner

3. Percentage bewoners met een minimuminkomen

4. Percentage lage sociaaleconomische positie (risicoprofielen)

5. Percentage inwoners dat zeer gemakkelijk of gemakkelijk kan rondkomen met het totale netto-inkomen van het huishouden

6. Percentage inwoners dat zeer moeilijk of moeilijk kan rondkomen met het totale netto-inkomen van het huishouden

Breda

De laatste paar jaren (tot aan de Corona-crisis) is een sterke economische verbetering te zien in Breda. Het gemiddelde inkomen in Breda is gestegen (van gemiddeld €25.600 in 2015 naar €27.500 p.p. in 2018 = gemiddeld ca. €2.000 stijging ofwel een stijging van 4%), het percentage bijstandsuitkeringen is met name de laatste paar jaar gedaald en de werkgelegenheid is toegenomen. Het percentage huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum is met 1% afgenomen tussen 2015 en 2018, maar het aantal huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum is toegenomen van 8.525 naar 8.720 huishoudens.

Vooral gezinnen met kinderen en eenoudergezinnen zijn er qua inkomen op vooruit gegaan (resp. +6% en +7% in 2016-2018). Alleenstaanden (+3%) en ouderen hebben het minst geprofiteerd van de economische verbeteringen. In totaal heeft ongeveer 11% procent van de huishoudens in de gemeente Breda een inkomen op of rond het sociaal minimum (voor zover bekend). Van deze armoedehuishoudens heeft (in 2018) 38% een bijstandsuitkering, 35% een pensioen en 20% inkomsten uit arbeid (Bron O&I gemeente Breda, april 2020).

Alleenstaanden (60% van alle inkomens tot 110%), inwoners met een niet-westerse achtergrond (36% van alle inkomens tot 110%), laag opgeleiden en inwoners met gezondheidsproblemen zijn sterk

oververtegenwoordigd onder de huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum en onder de huishoudens met een inkomen tot 130% van het sociaal minimum. Met name het aandeel inwoners met een niet-westerse achtergrond is de laatste jaren gestegen onder de lage inkomens.

Overall komt uit de risico-analyses op kwetsbaarheden6, die de gemeente Breda sinds een aantal jaren opstelt, naar voren dat volgens de registraties van de gemeente zo’n 13% van de inwoners van Breda een

6 Opleiding: kwetsbaarheid= opleiding tot vmbo-niveau

Sociaal-economische status: kwetsbaarheid= bijstandsuitkering of financiële problemen.

slechte sociaal-economische status (bijstandsuitkering of financiële problemen) heeft. Dat percentage was in 2014-2015 afgenomen van 17% naar 11%, maar is in de jaren 2016 -2019 weer toegenomen naar 12,5%.

Grafiek Risicoprofielen scores op risico’s/kwetsbaarheden opleidingsniveau en SES, 2019 7

Risicoprofielen Totaal 2014 Totaal

2015

Totaal 2016

Totaal

2017 Totaal 2018 Totaal

2019

Opleidingsniveau 6,4% 5,5% 5,5% 5,5% 5,3% 5,1%

Sociaal economische status 17,6% 11,0% 12,4% 12,4% 12,8% 12,5%

Uit bovenstaande grafiek komt naar voren dat in de risico’s geen grote veranderingen optreden sinds 2015.

Het grootste (en gelijk ook positieve) verschil zit tussen 2014 en 2015. Het percentage inwoners met een opleidingsniveau onder vmbo-niveau daalt enigszins. Het gemiddelde opleidingsniveau In Breda is enigszins gestegen in de loop van de jaren.

Ontwikkelingen in de buurten 2015-2019

Voordat de bevindingen worden gepresenteerd, is voor deze en de volgende invalshoeken de werkwijze van de analyse toegelicht.

Toelichting en leeswijzer gebruikte kwadrantenstelsel

De bevindingen zijn gepresenteerd in een kwadrantenstelsel. In dit kwadrantenstelsel is het theoretisch zo dat als alle wijken zich rond het middelpunt van de vier kwadranten bevinden er geen of nauwelijks sprake is van segregatie tussen wijken. Alle wijken scoren dan immers gelijk op alle meetpunten en er zijn geen zich concentrerende verschillen tussen wijken. Dat betekent niet dat er geen sprake is van segregatie in de stad, er zijn immers nog steeds verschillen tussen arm en rijk, laag en hoog opgeleid en andere variabelen. Deze zijn dan alleen ‘gelijk’ verdeeld over de wijken. Dit kwadrantenstelsel geeft geen inzicht in de omvang van de verschillen tussen de wijken. Het kwadrantenstelsel geeft over een reeks van meetpunten weer of sprake is van een positieve of negatieve score ten opzichte van het stedelijk gemiddelde en of de score zich in de tijd positief, neutraal of negatief ontwikkelt. Wel is het aannemelijk dat als een wijk over de gehele breedte van de meetpunten het beter of slechter doet, er sprake is van een optelling (cumulatie) van kansen of bedreigingen. En daarmee ook mogelijk sprake is van een zichzelf versterkend effect.

In het kwadrantenstelsel is gekeken naar afwijkingen van het stedelijk gemiddelde en naar ontwikkelingen in de tijd voor de betreffende invalshoek. Daarbij geldt dat hoe hoger een buurt in de grafiek staat, op des te meer punten sprake is van een negatieve afwijking van het gemiddelde (C,D,E); en hoe lager in de grafiek, hoe meer meetpunten positiever zijn ten opzichte van het gemiddelde (A,H,G). Naarmate buurten dus meer naar de middellijn liggen, is daar overall een minder grote afwijking ten opzichte van het stedelijk gemiddelde. En qua ontwikkelingen in de tijd, hoe meer naar links, op des te meer punten sprake is van een positieve ontwikkeling sinds 2015 (A,B,C). En hoe meer naar rechts, op des te meer punten sprake is van een negatieve ontwikkeling sinds 2015 (G,F,E). Naarmate buurten dus meer naar de middellijn liggen, is overall een

7 Het onderzoek kwetsbare Bredanaars waarnaar deze risicoprofielen verwijzen is opgezet in 2010 om elk jaar een beeld te schetsen van de risicospreiding over de stad. Door wijziging in registratiemethoden (definities) in de bron, zijn niet altijd dezelfde bronnen en definities gehanteerd. Het onderzoek Kwetsbare Bredanaars is opgezet om jaarlijks standgegevens en

minder grote ontwikkeling in de tijd te zien. Bijvoorbeeld A en G scoren beide positief ten opzichte van het stedelijk gemiddelde, maar A heeft meer meetpunten met een positieve ontwikkeling dan een negatieve ontwikkeling. Voor G is dit omgekeerd; die heeft meer meetpunten met een negatieve ontwikkeling dan een positieve ontwikkeling. Buurten die scoren op de horizontale lijn (B,F) liggen ongeveer op het stedelijke gemiddelde. Daar waar punt B dan wel op meer meetpunten een positieve ontwikkeling heeft en punt F op meer meetpunten een negatieve ontwikkeling. Buurten die scoren op de verticale lijn (H,D) zijn door de tijd heen stabiel gebleven. H wijkt dan op meer positieve meetpunten af van het stedelijk gemiddelde en D heeft meer meetpunten die negatiever zijn dan het stedelijk gemiddelde. Voor de exacte scores van de buurten op de variabelen wordt verwezen naar bijlage 1, daarin zijn per wijk in tabelvorm gevolgd door een analyse alle gebruikte gegevens weergegeven.

Bovenstaande figuur laat zien dat 24 buurten bovengemiddeld scoren op het vlak van sociaaleconomische status en opleiding, waarbij in 17 van deze buurten de scores ook verbeteren. In 6 buurten zijn de scores onder het stedelijk gemiddelde, maar is wel sprake van een (lichte) verbetering. In 7 wijken zijn de scores onder het gemiddelde en verslechteren de scores op meerdere meetpunten in de tijd. City ligt ongeveer op het stedelijk gemiddelde. In 6 wijken is over de meetpunten weinig verandering door de tijd heen.

Het groene kwadrant (bovengemiddeld goede scores en verdere verbetering in de tijd) bevat alle buurten, waar het ook in 2015 al bovengemiddeld goed ging en waar ook een bovengemiddelde verbetering van het inkomen te zien is, zoals Teteringen, Sportpark, Ginneken en Zandberg. In Kroeten, Belcrum, Westerpark en Kievitsloop zijn geen/nauwelijks veranderingen te zien ten opzichte van het gemiddelde in de stad en in de tijd. Overall blijkt dus dat de betere wijken bovengemiddeld goed zijn blijven scoren op de

sociaaleconomische positie en dat de inwoners in deze wijken er ook in veel gevallen gemiddeld behoorlijk verder op vooruit zijn gegaan. In deze wijken is het aandeel hoger opgeleiden hoger dan het gemiddelde en in meerdere wijken is dat aandeel nog verder toegenomen. Verder is vaak sprake van een hoger dan gemiddeld inkomen, minder inwoners met een minimuminkomen en kunnen de inwoners ook bijna allemaal gemakkelijk rondkomen van hun netto-inkomen. Gemiddeld is het gemiddelde inkomen in deze wijken met ca €9.000 gestegen in de periode 2015-2018. In enkele wijken is het gemiddelde inkomen nog harder gestegen, terwijl die al ver boven het stedelijk gemiddelde scoorden. Bijvoorbeeld een stijging in Ruitersbos van 17% (€ 45.400) en in Ginneken van 12% (€ 40.700). In een wijk als Teteringen of Overakker

wordt op alle meetpunten beter gescoord dan het gemiddelde. In Teteringen is daarbij ook nog sprake van een positieve ontwikkeling in de tijd op de helft van de meetpunten. Kievitsloop, Westerpark, Belcrum en Kroeten scoren alle op de middellijn, omdat door de tijd heen weinig ontwikkeling is en de meetpunten over het algemeen positief afwijken van het stedelijk gemiddelde. Alleen Kievitsloop kent twee meetpunten die negatief afwijken van het stedelijk gemiddelde, waardoor deze iets hoger op de middellijn staat.

In het gele kwadrant staan drie buurten (Ulvenhout, Chassé en Gageldonk) waar een lichte achteruitgang is te bespeuren, al is die achteruitgang zeer relatief gezien de nog steeds bovengemiddeld goede scores van deze buurten op de sociaal-economische positie. Zo is sprake van een lichte achteruitgang in het aantal inwoners van Ulvenhout en Gageldonk dat aangeeft (zeer) gemakkelijk rond te kunnen komen van het totale netto-inkomen van het huishouden. In Chassé is het percentage inwoners met een lage

sociaaleconomische positie licht toegenomen.

In het oranje kwadrant staan de buurten die slechter dan gemiddeld scoren op de sociaaleconomische variabelen, maar op enkele meetpunten (enigszins) een vooruitgang te zien geven. Hier zijn buurten als Wisselaar, Geeren Zuid, Heuvel, Kesteren, Haagpoort en Brabantpark te vinden. Daarbij zei opgemerkt dat Geeren Zuid, Heuvel, Kesteren en Haagpoort zeer hoog in de grafiek staan, hetgeen betekent dat de sociaal-economische scores nog steeds tot de allerlaagste van Breda behoren. Zo scoort Geeren Zuid met 35% het hoogst in Breda op het aandeel met een slechte economische positie. Het gaat in deze buurten dus om een relatieve (en soms marginale) verbetering. Dit komt bijvoorbeeld doordat het aandeel inwoners dat niet of moeilijk rond kan komen, iets gedaald is in deze buurten. Dit terwijl het aandeel inwoners met een slechte sociaaleconomische positie niet is gedaald in deze buurten. Muizenberg scoort op de middellijn, omdat door de tijd heen weinig ontwikkeling is en op 3 meetpunten negatief afwijkt van het stedelijk gemiddelde.

In het rode kwadrant zitten de buurten die relatief slecht scoren qua sociaal-economische positie van inwoners én verder achteruit gegaan zijn sinds 2015. In de meeste wijken ligt het gemiddelde inkomen relatief ver onder het gemiddelde van de stad en is het inkomen nauwelijks (ca. €1.000 in de periode 2015-2018) of niet gestegen sinds 2015. Deze buurten kennen meestal op vier of meer meetpunten een slechtere score dan het stedelijk gemiddelde, in Doornbos-Linie op alle zes de meetpunten. Fellenoord komt op de middellijn uit omdat op twee meetpunten positief, twee meetpunten negatief en twee meetpunten neutraal en dus overall op neutraal uitkomt. Deze buurt scoort daarbij nog steeds op alle meetpunten slechter dan gemiddeld.

In dit kwadrant zijn de buurten die door de gemeente als kwetsbare en vroegsignaleringsbuurten benoemd zijn oververtegenwoordigd, zoals Geeren Noord, Biesdonk, Doornbos-Linie, Tuinzigt en Schorsmolen. De inkomens zijn relatief laag en nauwelijks gestegen, relatief veel inwoners hebben schulden en ligt het aandeel met een slechte economische positie erg hoog (in Geeren Noord en Zuid op ongeveer 60%van de inwoners). en is sinds 2017 (zelfs) een lichte verslechtering in te zien in Geeren Noord, Biesdonk, Doornbos-Linie en Tuinzigt, ondanks de gunstige economische ontwikkelingen in de stad.

Daarnaast zijn ook in buurten als Heusdenhout en Valkenberg de scores iets achteruit gegaan op enkele meetpunten. In Heusdenhout ligt dat vooral op het meetpunt van bewoners die aangeven (zeer)

gemakkelijk rond te kunnen komen van het totale netto-inkomen van het huishouden. In Valkenberg zal mogelijk het relatief hoge aandeel studenten bijdragen aan de relatief lage scores. Toch wijkt het

gemiddelde inkomen in beide buurten niet ver af van het gemeentelijke gemiddelde. Qua opleidingsniveau blijven de buurten in dit kwadrant slecht scoren, daar is een belangrijk deel laag opgeleid, zoals in Geeren Noord waar ongeveer eenderde een erg laag opleidingsniveau heeft.

Samenvattende bevindingen

Kijkend naar Breda als geheel is tot 2019 sprake van een sterke economische verbetering. Het gemiddelde inkomen in Breda is gestegen (van gemiddeld €25.600 in 2015 naar €27.500 p.p. in 2018 = gemiddeld ca. €2.000 stijging ofwel een stijging van 7%), het percentage bijstandsuitkeringen is met name de laatste paar jaar gedaald en de werkgelegenheid is toegenomen. Het percentage huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum is met 1% afgenomen tussen 2015 en 2018.

Geografisch gezien neemt de segregatie op het vlak van de sociaaleconomische situatie toe. In sommige kwetsbare wijken is sprake van een lichte verbetering op een klein aantal variabelen (bijvoorbeeld iets minder inwoners dat niet rond kan komen of minder mensen met een lage opleiding). In totaal scoren 24 buurten bovengemiddeld, waarbij in 17 van deze buurten de scores ook verbeteren. Zo neemt het aandeel hoger opgeleiden nog verder toe en ook het gemiddelde inkomen. Daartegenover scoren 15 buurten onder het stedelijk gemiddelde, waarbij en 7 buurten (waarvan 5 kwetsbare- en vroegsignaleringsbuurten) sprake is van een verslechtering en in 6 buurten (waaronder 5 kwetsbare- en vroegsignaleringsbuurten) sprake is van een (lichte) verbetering op één of meer meetpunten. Bijna de helft van de buurten die door de gemeente als kwetsbare- en vroegsignaleringsbuurten zijn benoemd laten verbeterde scores zien.

Echter in deze kwetsbare- en vroegsignaleringsbuurten daalt het aandeel inwoners met een slechte sociaaleconomische positie niet en neemt dit aandeel bij enkele wijken verder toe. Dit geldt ook voor het gemiddelde inkomen dat

nauwelijks stijgt en relatief laag blijft. Deze buurten blijven daardoor verder achter bij het gemiddelde van de stad. Naast de kwetsbare- en vroegsignaleringswijken zijn ook buurten als Heusdenhout en Valkenberg achteruit gegaan op enkele meetpunten.

In document SEGREGATIE IN BREDA REKENKAMER BREDA (pagina 29-33)