• No results found

3 Methode

3.4 Verantwoording instrumentarium

3.4.1 Interviews leerkrachten en schoolleiders

De interviewleidraden van de interviews met de leerkrachten en de schoolleiders lijken grotendeels op elkaar en zullen hier daarom gezamenlijk besproken worden. In beide leidraden is te zien dat de vragen semigestructureerd zijn, overwegend open van aard en gebaseerd op de thema’s uit paragraaf 2.4 van het theoretisch kader. Ook zijn er verschillende onderwerpen geselecteerd waarop doorgevraagd kon worden. Bovendien is bij elk onderwerp vooraf vastgesteld hoelang ongeveer bij het betreffende onderwerp stil gestaan mag worden. Dit om ervoor te zorgen dat het gesprek doorloopt en onderwerpen gelijkwaardig aandacht krijgen. Tevens is in de interviews de mogelijkheid gecreëerd onderwerpen aan bod te laten komen die vooraf niet door de onderzoeker zijn bepaald. Dit doordat de onderzoeker regelmatig stiltes liet vallen, samenvatte en parafraseerde. Tevens werd op deze manier gecheckt of de kern van de boodschap gevangen werd alsmede of de informatie juist geïnterpreteerd werd.

Hoewel de interviewleidraden grotendeels overeenstemmen worden hier eerst twee belangrijke verschillen genoemd. Omdat uit de interviews met de leerkrachten bleek dat bepaalde begrippen sterk door elkaar werden gehaald is geprobeerd dit te voorkomen in de interviews met de schoolleiders. Dit door vooraf de begrippen in de introductie van het interview duidelijker te onderscheiden alsmede door bepaalde vragen minder open te stellen. Ten tweede bleek uit de interviews met de leerkrachten dat er weinig is doorgevraagd op de pedagogische samenwerking met ouders van kinderen met gedragsproblemen. Hier is extra aandacht aan besteed in de interviewleidraad voor de schoolleiders. Tot slot is ter voorbereiding van de interviews met de schoolleiders gekeken naar de schoolgidsen alsmede de websites van de scholen. Dit om informatie te verzamelen over de visie alsmede praktische afspraken en regels die de scholen hanteren met betrekking tot ouderbetrokkenheid.

Beide interviews zijn geopend met uitleg over de procedure, zoals uitleg over de duur van het interview en de verwerking er van. Vervolgens is er achtergrondinformatie verzameld en is het onderwerp geïntroduceerd alsmede voor gestructureerd. Zo is vooral expliciet toegelicht welke aspecten van ouderbetrokkenheid niet aan de orde zouden komen. Daarbij is uitgelegd hoe pedagogische samenwerking zich verhoudt tot didactische samenwerking, educatieve samenwerking en ouderbetrokkenheid, zonder daarbij deze begrippen expliciet te definiëren. Dit omdat na deze korte introductie direct gevraagd werd hoe leerkrachten en schoolleiders samenwerking en pedagogische samenwerking zouden definiëren. Door hen zelf de begrippen te laten definiëren is de invloed van de onderzoeker kleiner. Middels doorvragen van de onderzoeker werd bij het bespreken van dit eerste thema duidelijk hoe samenwerking zich verhoudt tot contact; hoe de gewenste vormen van samenwerking er uit zien; welke aanleidingen er zijn om tot samenwerken over te gaan; welke doelen verbonden zijn aan

samenwerking en tot slot aan welke voorwaarden dan wel condities samenwerking moet voldoen.

Na het leggen van de basis van het interview is in de interviews met de leerkrachten kort stilgestaan bij de onderzoeksvraag die betrekking heeft op de vaardigheden die de leerkracht inzet. Dit om een algemeen beeld te krijgen van de vaardigheden die leerkrachten inzetten en nog zouden willen inzetten bij het samenwerken met ouders. Het verkrijgen van een algemeen beeld was bij de interviews van de schoolleiders niet nodig.

De interviews werden vervolgd met vragen behorende tot de onderzoeksvraag die betrekking had op de affecten van leerkrachten. De gevoelens van de leerkrachten sluiten namelijk nauw aan bij de voorwaarden en condities die nodig zijn voor gewenste samenwerking. Hierin werd eerst gevraagd naar de mate van zekerheid van de leerkrachten en daarna naar de gevoelens van gelijkwaardigheid en kwetsbaarheid. Daarbij werd ook gevraagd naar zowel interne als externe verklaringen voor deze gevoelens omdat op deze manier gekeken kan worden of zowel het probleem als de oplossing ligt bij de leerkracht, bij het kind, bij de ouders of bij de school. Daar bij aansluitend werd aan het eind van het bespreken van dit thema gevraagd wat leerkrachten zelf zouden willen doen om de situatie alsmede zichzelf op dit vlak te verbeteren. Dit sluit ook aan bij het thema van scholing en ontwikkeling behorende tot de eerste onderzoeksvraag over kennis en opvattingen. In de interviews met de leerkrachten is ook hier weer stil gestaan bij de vaardigheden zodat de onderzoeker hier een specifieker beeld bij kreeg. Na het blok met vragen over de affecten van de leerkracht is teruggegaan naar de eerste onderzoeksvraag. Daarin kwamen de volgende kennisdomeinen in de genoemde volgorde aan bod: kennis van regels, afspraken en schoolvisie; pedagogische doelen; verwachtingen en opvoedingsvisies; loyaliteit. Op het thema motivatie na waren hiermee alle thema’s binnen de eerste onderzoeksvraag besproken. Het thema motivatie is namelijk niet expliciet gevraagd omdat dit sociaal wenselijke antwoorden zou opleveren. Wel is de motivatie impliciet herleid uit de verschillende reacties van leerkrachten.

Beide interviews vervolgden met een blok van vragen naar de vaardigheden van de leerkracht. Eerst door in kaart te brengen wat de houding is die leerkrachten van belang vinden in het aangaan van de samenwerking met ouders. Deze houding sluit nog het meest aan bij de abstractere onderzoeksvragen die betrekking hadden op de opvattingen en affecten van leerkrachten. Hiermee werd de stap naar de concretere thema’s kleiner gemaakt. De houding wordt uiteindelijk vormgegeven door verschillende gesprekstechnieken en luistervaardigheden. De rol van voorbereiding is ook bevraagd. Daarbij is ook op dit vlak

Indien bij een bepaald thema tussentijds niet is doorgevraagd op de pedagogische samenwerking met ouders van kinderen met gedragsproblemen, werd dit op het einde alsnog gedaan. Aan het einde van het interview zijn ook steeds alle thema’s en onderzoeksvragen herhaald en is expliciet gevraagd of de geïnterviewde nog toevoegingen had. Hierin werd dan ook expliciet gevraagd naar bijzonderheden omtrent de kinderen met externaliserende gedragsproblemen. Tot slot werd de geïnterviewde bedankt, werd er afgesloten met een aantal korte procedurele mededelingen en konden de respondenten nog vragen stellen.