• No results found

Hoogstam-halfstam-laagstam

In document A.1 Het Technisch Vademecum Bomen (pagina 171-174)

F Technische handleiding

F.2 Gespecialiseerd werk vereist gespecialiseerd personeel

F.3.6 Specifieke aandachtspunten

F.3.6.2 Lichtgebrek bij aanplantingen naast bestaande bomen

F.3.6.3.1 Hoogstam-halfstam-laagstam

Bij de aanplant van fruitbomen in een publieke omgeving heeft men de keuze uit verschillende basis-vormen: hoogstam, halfstam, laagstam en leibomen. Afhankelijk van de voornaamste doelstellingen van het project kan voor de ene of andere vorm worden gekozen. De voor- en nadelen van de verschil-lende vormen worden kort weergegeven in tabel 25.

Het onderscheid tussen hoogstam, halfstam en laagstam wordt gemaakt volgens de takvrije stam-lengte:

t &FOIPPHTUBNIFFGUFFOUBLWSJKFTUBNMFOHUFUVTTFOFODN

t &FOIBMGTUBNIFFGUFFOUBLWSJKFTUBNMFOHUFUVTTFOFODN

t &FOMBBHTUBNIFFGUFFOUBLWSJKFTUBNMFOHUFLPSUFSEBODN

Deze sierkersen in een klein plantvak vragen veel zorg en zullen geen lang leven beschoren zijn door lichtgebrek in deze groene omgeving.

Hoogstam-halfstam-laagstam

Hoogstam Halfstam Laagstam

Technische handleiding

Technische handleiding 184

De mogelijke boomvorm en de daarmee verbonden kruinomvang worden bepaald door de keuze van de onderstam. Binnen het kader van dit vademecum valt de categorie laagstam af voor verdere bespre-king, aangezien hun grootte bij volwassenheid zodanig beperkt blijft dat we ze als struiken beschou-wen. Een aanplant laagstam fruitbomen noemen we dan ook een fruittuin en geen boomgaard.

F.3.6.3.2 Onderstam

Typisch voor fruitbomen is de vegetatieve vermeerdering van de cultivars door middel van enten of oculeren. Een fruitboom bestaat dus minstens uit 2 delen maar meestal uit 3.

De groeikracht, en dus ook de maat (hoog-, half- of laagstam), wordt bepaald door de gebruikte onder-stam in combinatie met de bodemvruchtbaarheid:

t %FCPEFNEFBMHFNFOFTUFMSFHFMJTIPFHFSJOHFSEFCPEFNWSVDIUCBBSIFJE IPFLSBDIUJHFSEFWFS-eiste onderstam.

t %FPOEFSTUBNEF[FCFTUBBUVJUIFUXPSUFMTUFMTFMNFUFFOTUVLKFTUBNFOCFQBBMUEFHSPFJLSBDIU  samen met de bodemgesteldheid.

t %F UVTTFOTUBN BQQFM FO QFFS IPPH PG IBMGTUBN XPSEFO NFFTUBM NFU FFO UVTTFOTUBN HFLXFFLU

omdat vele rassen zelf geen mooie rechte stam vormen. Bij peer speelt ook de gebrekkige verenig-baarheid van vele rassen met kwee-onderstammen een rol.

t %FFOUCFQBBMUEFFYBDUFWBSJ¯UFJUFONPFUTUFFETCPWFOEFHSPOEVJUTUFLFOPNWBOEFFJHFOTDIBQ-pen van de onderstam gebruik te blijven maken.

Hoogstam Halfstam Laagstam

Ruimte-inname Veel ruimte per boom: Minder ruimte per boom: Weinig ruimte per boom:

64 à 144 m2 24 à 60 m2 2 à 4 m2

Combineerbaarheid Combineerbaar met Beperkt combineerbaar Geen combinatiemogelijk- dieren en andere teelten met (kleinere) dieren en heid met dieren of zoals kleinfruit, groenten, beperkte tussenteelt andere teelten

bloemen mogelijk in jeugdfase

Onderhoud perceel Machinaal beheer goed Beperkt machinaal beheer Machinaal beheer via

mogelijk door lage takken gespecialiseerde werktuigen

Onderhoud bomen Extensief maar moeilijker Extensief en relatief gemak- Intensief maar met weinig door hoogte kelijk door beperkte hoogte inspanning uit te voeren Levensduur Langlevend (> 50 jaar) Levensduur 30–50 jaar Korter dan 25 jaar Gevoeligheid voor

aantastingen Klein Middelmatig Groot

Vandalisme Weinig risico Veel risico Veel risico

Erfgoedwaarde Groot Matig Laag

Geschikte rassen

en soorten Groot Matig Weinig

Biodiversiteit Groot Klein Zeer klein

Belevingswaarde Groot Vrij groot Klein

Tabel 25: Voor- en nadelen van de verschillende basisvormen voor fruitbomen

Technische handleiding 185 Verenigbaarheid

Bij het enten speelt de mate van verenigbaarheid tussen onderstam en ent een belangrijke rol. De verenigbaarheid houdt verband met de biologische verwantschap tussen de twee soorten en met verschillen in diktegroei. Onderzoekscentra in binnen- en buitenland hebben uitgebreid onderzoek gedaan naar verenigbaarheid en selecties van onderstammen met bepaalde groei eigenschappen.

Één van de meest gekende onderzoekscentra voor fruitbomen is het Engelse onderzoeksstation van East Malling dat de bron is van alle M en MM onderstammen voor appel.

Specifiek voor peren is dat men voor de laagstamteelt geen traaggroeiende peer selecties heeft gevonden, maar wel selec-ties van kweepeer. Door de geringere verwantschap tussen beide plantensoorten is een goede vergroeiing tussen beide niet steeds gegarandeerd, vandaar dat bij peer op kwee onderstam steeds een tussenenting met het perenras Beurré Hardy moet uitgevoerd worden, omwille van de bewezen goede verenigbaarheid van dit ras met zowel de kwee onderstam, als met andere perenrassen.

Van fruitboomonderstammen bestaan een aantal geselecteerde en gestandaardiseerde types die voor-namelijk in groeikracht verschillen. Voor hoogstam fruitbomen vormen zaailing onderstammen (ook wel wildeling genoemd) een belangrijk aandeel in het aanbod. Deze zaailingen worden meestal beko-men als een nevenproduct in de fruitteelt. Zo is de franse ciderstreek een belangrijke leverancier van zaailing appel door het uitzaaien van de pulp uit de ciderindustrie. Zaailing onderstammen leveren meestal de meest groeikrachtige bomen.

Een fruitboom bestaat meestal uit een onderstam en een ent, eventueel met een tussenstam.

Ent

Tussenstam

Onderstam

Technische handleiding 186

F.3.6.3.3 Fruitsoort

De verschillende fruitsoorten hebben een andere eindgrootte als ze volwassen zijn. Uitgaande van een gemiddelde bodemvruchtbaarheid geeft de volgende tabel een overzicht van de aanbevolen planta-fstanden. Deze zijn zodanig gekozen dat de boomkruinen mekaar in de volwassen levensfase niet zullen raken zodat een goede belichting van de bomen en een gemakkelijk beheer van de boomgaard verzekerd blijven:

De opgegeven plantafstanden mogen voor armere bodems verlaagd worden met maximaal 20% en voor zeer vruchtbare bodems verhoogd met 20%.

Bij de aanplant van een gemengde boomgaard met verschillende fruitsoorten wordt meestal gekozen voor één raster. Meestal wordt daarvoor de benodigde ruimte gehanteerd van de grootste gekozen boomsoort. Eventueel kan, bij een aanplanting in rijen van dezelfde fruitsoort de benodigde plant-afstand berekend worden door de plantplant-afstanden van de 2 naast mekaar voorziene fruitsoorten bij mekaar op te tellen en te delen door 2. In een hoogstamboomgaard kan een rij peren op (7+9)/2 = 8 m van een rij appels geplant worden.

F.3.6.3.4 Plantdiepte

Fruitbomen worden, net als andere bomen, geplant zodat de wortelaanzet net zichtbaar is boven het maaiveld. Vaak wordt bij de aanplant van veredeld plantgoed zoals fruitbomen de entplaats verward met de wortelhals. De entplaats moet in ieder geval boven de grond gehouden worden, zoniet verliest men de groeiregulerende eigenschappen van de onderstam omdat de ent of de tussenstam dan zelf wortels kan gaan vormen.

In document A.1 Het Technisch Vademecum Bomen (pagina 171-174)