• No results found

C Bomen in de planningsfase

In document A.1 Het Technisch Vademecum Bomen (pagina 23-27)

In F.3 Aanleg wordt uitgebreid ingegaan op nieuwe aanplantingen en de voorwaarden om op lange termijn een geslaagde aanplanting te bekomen. Daarnaast moet de opvolging van bomen gedurende hun levensloop zo stabiel mogelijk blijven. Verder moet er een verweving zijn van het bomenbeleid en -beheer in andere beleidsdomeinen. Deze aspecten worden hieronder belicht.

C.1 Een ‘bomentoets’

Bomenbeleidsplannen, -structuurplannen, -beheerplannen en -werkplannen … het succes staat of valt met de verweving van het bomenbeleid in de dagelijkse besluitvorming. De diverse plannen zijn uiter-aard noodzakelijk en nuttig om het beleid te onderbouwen. De realisatie van de doelstellingen hangt vaak af van concrete en dikwijls eenvoudige afspraken tussen de verschillende disciplines en diensten.

Basisvoorwaarde is dat de bomen een plaats verwerven in de hoofden van de beleidsmakers. Dit proces hangt nauw samen met de groeiende belangstelling en bezorgdheid van de bevolking over wat gebeurt in hun onmiddellijke omgeving. Mondige burgers kunnen bomen op de agenda plaatsen, ongeacht of ze al dan niet rechtstreeks betrokken zijn. Naarmate hun woonomgeving zijn bomen als herkenningspunten verliest, vergroot ook het draagvlak voor beschermende maatregelen.

Bomen worden bedreigd door een gebrek aan ruimte voor de diverse functies binnen het openbaar domein maar ook door een verschil in ‘snelheid’ tussen het leven van de boom en de omgeving waarin hij moet opgroeien. Bestuurders wisselen elkaar in snel tempo af, zeker in ‘bomentijdrekening’. Ook onze infrastructuur (wegen, voetpaden, nutsleidingen, enz.) wordt binnen relatief korte periodes ver-nieuwd, heringericht of heraangelegd. Op het ogenblik dat de straatboom de volwassen fase bereikt heeft en de onderhoudskosten sterk dalen, wordt zijn omgeving verstoord. Nochtans hebben bomen, behalve goede groeiomstandigheden, nood aan continuïteit, ruimte en rust. Vaak wordt bij heraanleg tot doel gesteld om de bomen ‘maximaal te behouden’. Even vaak gebeurt dit zonder praktische toets of evaluatie van de gevolgen van de werken voor de bomen. Onwetendheid leidt in dergelijk geval tot onherstelbare schade en het verdwijnen van de bomen, dikwijls onbedoeld. Het gewenste eindbeeld wordt hierdoor niet bereikt en men moet van vooraf aan starten.

Succesvol bomen plannen, planten en behouden vergt een continue wisselwerking met andere be-leidsdomeinen dan het park- en groenbeheer. Een boom planten is een langetermijninvestering. Om die investering te laten renderen zijn automatismen of reflexen nodig bij het plannen en afwegen van werken rond bomen. Om dit te bereiken moet de invloed van werken op bomen reeds in een vroeg sta-dium van de planvorming worden meegenomen in de besluitvorming. Dit kan door een ‘bomentoets’

of een ‘bomeneffectanalyse’ in te voeren.

De overheid kan hiervoor diverse vergunningsystemen uit andere regelgeving hanteren. Ze kan bij-voorbeeld voorwaarden opleggen inzake graafwerken bij de aanleg van nutsleidingen op openbaar domein, met daaraan gekoppeld de Uniforme methode voor de waardebepaling van straatbomen. Zo kan schade vermeden of beperkt worden en als ze toch optreedt, is een objectieve manier voorhanden

30 Bomen in de planningsfase

voor het bepalen van eventuele schadevergoedingen. Voor de betrokken bedrijven zou een Vlaamse re-geling uiteraard wenselijk zijn. Een andere mogelijkheid is beschermingsvoorwaarden voor bomen op het openbaar domein op te nemen in de stedenbouwkundige vergunning. Door bijvoorbeeld tijdens bouwwerken een zone af te zetten anderhalve tot twee meter buiten de kroonprojectie, kunnen mecha-nische schade en bodemverdichting vermeden worden. Een tweede aspect bij de stedenbouwkundige vergunning is de impact van het ontwerp op het openbaar domein. Ontwerpers bekijken een bouw-kavel vaak als een eiland zonder rekening te houden met de kwaliteiten van het openbaar domein dat daaraan grenst. Indien daar geen aandacht aan besteed wordt op het ogenblik van de aanvraag, leidt dit vaak tot het ongewild verdwijnen van bomen. Door een systematische controle van de aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning door groenbeheerders kan dit worden vermeden. Desgewenst kan een bomeneffectanalyse ook geïntroduceerd worden voor het private domein. Meer info vind je bij de Bomenstichting.

C.2 Keuzes maken vanaf de planningsfase

Een grotere betrokkenheid van de groenbeheerders bij het ontwerpproces schept kansen om bij te sturen en stelt de beleidsvoerders voor duidelijke keuzes.

Stel bijvoorbeeld dat het behoud van de bomen een doelstelling is bij de heraanleg van een straat. Dan moet vóór het ontwerp de situatie van de bomen in kaart gebracht worden, inclusief een opmeting van de standplaats, de huidige conditie, de ontwikkelingsmogelijkheden en in het bijzonder de minimale voorwaarden om de bomen te behouden in een nieuw ontwerp. Zo kan al vanaf de ontwerpfase opti-maal rekening gehouden worden met de aanwezige bomen en kunnen de beschermingsmaatregelen al in deze fase vastgelegd worden. Bijsturing ná goedkeuring of tijdens de werken leidt doorgaans tot halfslachtige oplossingen. Dan holt een groenbeheerder achter de feiten aan en wordt het meestal

‘redden wat er te redden valt’. Ook vroeger in het proces kunnen reeds onomkeerbare besluiten geno-men worden door een gebrek aan kennis en gegevens.

C.3 Een groenconcept op bomenmaat

Bij nieuwe projecten moeten zowel kwantitatieve als kwalitatieve randvoorwaarden inzake bomen deel uitmaken van het programma. Het volstaat niet om de wens naar bomen te vermelden en de groen-dienst de ‘vakjes’ te laten opvullen nadat de werken voltooid zijn. Een ‘ontwerp op bomenmaat’ bete-kent dat voor elk type boom voldoende ruimte wordt voorzien, zowel onder- als bovengronds. Ook hier is de betrokkenheid van groenbeheerders in een pril ontwerpstadium van essentieel belang.

Om nieuwe boomaanplantingen te ontwerpen, rekening houdend met de boven- en ondergrondse concurrentie, moet gezocht worden naar een nieuwe visie op groen, een groenconcept op bomen-maat. De klassieke verkavelingsontwerpen met boomaanplantingen aan beide zijden van de weg in een smalle gazonberm bieden slechts kansen voor veel te kleine bomen met een beperkte levensver-wachting (15-20 jaar). Nochtans zijn meer duurzame en kwaliteitsvolle oplossingen mogelijk zonder dat meer ruimte wordt ingenomen. Zo kan alle beschikbare ruimte gebundeld worden in één beeld-bepalende dreef in een wijk, die zelfs bomen van eerste grootte een kans geeft of in één brede berm in plaats van twee smalle bermen. Het openbaar groen kan ook gebundeld worden op hoeken of pleintjes waar bomen ongestoord kunnen groeien en hun beeldbepalende rol vervullen. Daarnaast zijn voorschriften nodig voor de aanleg van de voortuinstroken om de samenhang te garanderen. Dit kan stedenbouwkundig eenvoudig geregeld en afgedwongen worden.

31 Bomen in de planningsfase Zowel voor de overheid als voor particulieren kan een deskundig bomenbeleid enkel gerealiseerd wor-den door problemen op een gestructureerde wijze te beoordelen en bomen reeds zo vroeg mogelijk in de besluitvorming mee te nemen.

De beschikbare ruimte voor bomen kan gebundeld worden in één brede berm.

Technische handleiding 32

35 Eigenschappen en functies

In document A.1 Het Technisch Vademecum Bomen (pagina 23-27)