• No results found

Berekening van een schadevergoeding voor bomen

In document A.1 Het Technisch Vademecum Bomen (pagina 46-57)

Wanneer wordt een schadevergoeding berekend?

Het kan belangrijk zijn om een schadevergoeding voor een boom te berekenen in de volgende gevallen:

t CJKTDIBEFEPPSFFOWFSLFFSTPOHFWBM

Wanneer de “uniforme methode” gebruikt wordt om een schadevergoeding te berekenen, dan moet een onderscheid ge-maakt worden tussen een boom die totaal vernield is en een boom die gedeeltelijk beschadigd is.

In beide gevallen wordt eerst de waarde van de boom berekend volgens de bovenstaande formule. Deze waarde vormt dan de grondslag voor de berekening van de schadevergoeding.

C Omschrijving conditie 0 dode boom

0,1 bijna afgestorven boom

0,2-0,5 kwijnende boom, die binnen een periode van 2 tot 6 jaar kan afsterven geringe levensverwachting)

0,6-0,9 gezonde boom, waarvan eventueel een zijarm is afgebroken of die kruinbeschadiging of kruinvergroeiing vertoont; voor knotbomen wordt uitgegaan van een maximale conditiewaarde tussen 0,6 en 0,9

1,0 kerngezonde boom die voldoet aan alle vereisten wat gezondheid, levensverwachting, esthetisch aanzien en vormgeving betreft

Eigenschappen en functies Schadevergoeding bij totale vernieling van een boom

Voor de berekening van de schadevergoeding voor bomen die totaal vernield zijn, maakt men een onderscheid tussen ver-vangbare bomen en niet-verver-vangbare bomen. In het eerste geval kan de vernielde boom vervangen worden door een gelijk-waardig exemplaar (= zelfde soort én zelfde afmetingen). De beoordeling van het begrip vervangbaar en niet-vervangbaar vereist deskundigheid op het gebied van bomen.

Totale vernieling van een vervangbare boom

Indien de vernielde boom vervangen kan worden door een volledig gelijkwaardig exemplaar, dan zal de schadevergoeding gelijk zijn aan de som van de volgende twee termen:

t EFLPTUQSJKTWPPSIFUSPPJFOFOWFSXJKEFSFOWBOEFWFSOJFMEFCPPNFOIFUWFSXJKEFSFOWBOEFTUSPOL

t EFLPTUQSJKTWBOEFOJFVXBBOUFQMBOUFOCPPN JODMVTJFGEFQMBOULPTUFOFOFFOIFSHSPFJHBSBOUJFWBONJOTUFOTKBBS

Totale vernieling van een niet-vervangbare boom

Indien de volledig beschadigde boom niet vervangen kan worden door een gelijkwaardig exemplaar, dan is de schadever-goeding gelijk aan de som van de volgende drie termen:

t EFLPTUQSJKTWPPSIFUSPPJFOFOWFSXJKEFSFOWBOEFWFSOJFMEFCPPNFOIFUWFSXJKEFSFOWBOEFTUSPOL

Schadevergoeding bij gedeeltelijke beschadiging van een boom

Indien de boom gedeeltelijk beschadigd is, dan wordt aan de hand van de omvang van de schade een schadepercentage bepaald. Dit percentage wordt vermenigvuldigd met de boomwaarde. Het bedrag dat men op deze wijze verkrijgt, is gelijk aan de waardevermindering van de boom.

De schadevergoeding is gelijk aan de som van:

t EFXBBSEFWFSNJOEFSJOHWBOEFCPPN

t EFFWFOUVFMFLPTUFOWPPSOPPE[BLFMJKLFXPOEWFS[PSHJOH

Er zijn 6 mogelijke gevallen van gedeeltelijke beschadiging van een boom:

t PQQFSWMBLLJHFCFTDIBEJHJOHPGPOUTDIPSTJOHWBOEFTUBN

Oppervlakkige beschadiging of ontschorsing van de stam

Hieronder verstaat men beschadiging door het wegrukken van de bast tot op het spinthout.

Men dient rekening te houden met de verhouding tussen de breedte van de wonde en de omtrek van de stam. Aangezien de hoogte van de wonde geen invloed heeft op de genezing, wordt hiermee geen rekening gehouden. De breedte van de wonde

55

Eigenschappen en functies

wordt gemeten ter hoogte van het breedste deel van de wonde. De waardevermindering door oppervlakkige beschadiging of ontschorsing van de stam wordt weergegeven in tabel 4.

Diepe beschadiging van de stam, met beschadiging van het hout

Hieronder verstaat men verwondingen aan de stam waardoor het spinthout en soms het kernhout beschadigd is. Er dient rekening gehouden te worden met de verhouding tussen de breedte van de wonde en de omtrek van de stam. De waarde-vermindering wordt weergegeven in tabel 5.

Beschadiging van de kroon

Wegens het verlies aan esthetische en functionele waarde en het verlagen van de kans op normaal uitgroeien bij het afbre-ken van één of meer gesteltakafbre-ken, dient hiermee bij het bereafbre-kenen van de schadevergoeding terdege reafbre-kening te worden gehouden. Het verlies van één of meer gesteltakken geldt als een zware beschadiging. De waardevermindering is weerge-geven in tabel 6.

Beschadiging in % van de stamomtrek Waardevermindering in % van de boomwaarde

b 10 5

Tabel 4: Waardevermindering door oppervlakkige beschadiging of ontschorsing van de stam

Beschadiging in % van de stamomtrek Waardevermindering in % van de boomwaarde

b 20 20

Tabel 5: Waardevermindering door diepe beschadiging van de stam, met beschadiging van het hout

Kroonvolumeverlies (%)

Tabel 6: Waardevermindering door beschadiging van de kroon

Waardevermindering in % van de boomwaarde

56

Eigenschappen en functies Wanneer door het afbreken van de gesteltakken de kroon moet bijgesnoeid worden of wondverzorging noodzakelijk is, worden de gemaakte kosten bij de waardevermindering gevoegd.

Beschadiging van de wortels

Beschadiging van de wortels kan vooral bij bomen die moeilijk wortels vormen of bomen die geen paalwortels bezitten, belangrijke gevolgen hebben. Met de mogelijkheden van een dergelijke beschadiging dient bij het bepalen van de schade-vergoeding ten volle rekening te worden gehouden.

De schade wordt berekend in procenten van de kroonprojectie en is weergegeven in tabel 7.

Conditieverlies

Door allerlei oorzaken kan na zekere tijd bij een boom conditieverlies optreden, waardoor de boomwaarde afneemt. In dit geval kan de schadevergoeding berekend worden door het verschil te maken tussen de boomwaarde vóór het conditieverlies en de waarde die verkregen wordt nadat aan de boom een andere (= lagere) conditiewaarde (C) is toegekend.

Herhaalde of gecombineerde schade

Indien zich op korte tijd herhaalde schade voordoet, dient de laatste schade te worden berekend op basis van de vermin-derde waarde van de boom, na het vorige schadegeval.

Er kan ook sprake zijn van een combinatie van stam-, kroon- en wortelbeschadiging. De schadevergoeding moet dan be-rekend worden op basis van de som van de schadepercentages. Indien deze groter is dan 100 % moet de schade bebe-rekend worden zoals bij totale vernieling.

De waardevermindering als grondslag voor de berekening van de schadevergoeding kan per boom nooit groter zijn dan de totale waarde van de boom.

Beschadiging binnen de kroonprojectie in % van de kroonprojectie

b 20 10

21 – 30 20

31 – 40 40

41 – 50 60

51 – 60 80

61 – 100 100

Tabel 7: Waardevermindering door beschadiging van de wortels

Waardevermindering in % van de boomwaarde

57

58

WAARDEBEPALING VAN BOMEN VOLGENS DE UNIFORME METHODE ,GHQWLILFDWLHJHJHYHQVYDQGHERRP

0,6 - 0,9 Gezonde boom of knotboom 0,2 - 0,5 Kwijnende boom

59

- - - -11_

Vaststellingen i. v.m. de schade

Schade aangericht door ... .

Duid op een tekening aan waar de schade zich heeft voorgedaan

Totale vernieling van een niet-vervangbare boom

Kostprijs voor het rooien en verwijderen van de vernielde boom Kostprijs voor het verwijderen van de stronk

Heraanplanting van een nieuwe boom (incl. hergroeigarantie, prijs van de boom niet inbegrepen)

Waarde van de vernielde boom volgens de "Uniforme methode"

Schadevergoeding

Totale vernieling van een vervangbare boom

Kostprijs voor het rooien en verwijderen van de vernielde boom Kostprijs voor het verwijderen van de stronk

Heraanplanting van een nieuwe boom (incl. hergroeigarantie) Schadevergoeding

Gedeeltelijke beschadiging van een boom

Oppervlakkjge beschadiging Conditieverlies: waarde vóór- waarde na

Kosten voor wondverzorging

60 Eigenschappen en functies

63 Het bomenplan bundelt beleid en beheer

E Doelstellingen

Gelet op het belang van bomen in de stedelijke omgeving ( zie D Eigenschappen en functies van bomen) is het noodzakelijk voldoende aandacht te besteden aan het beleid en het beheer van bomen. Dit kan door een bomenplan op te maken. Het bomenplan bevat de beleidsuitgangspunten en geeft aan hoe die moeten verwezenlijkt worden.

Het bomenplan focust zowel op het behouden van het huidig bomenbestand als op het uitbreiden ervan. Het maakt het bomenbeleid en –beheer concreet, transparant en duurzaam en biedt kwaliteits-garanties voor het behoud en de uitbreiding van het bomenbestand, onderbouwt de budgettering en geeft inzicht in de benodigde werkorganisatie, capaciteit en planning.

E.1 Onderdelen van een bomenplan

Het bomenplan is gebaseerd op 3 strategische vragen:

Wat heb ik?

Wat wil ik?

Hoe moet dat?

Wat heb ik ?

Het antwoord op de vraag ‘Wat heb ik ?’ wordt gegeven vanuit de inventarisatie. Voor het uitwerken van een realistisch bomenplan is het noodzakelijk inzicht te hebben in het actuele bomenbestand in eigendom en/of beheer van de organisatie. Het bomenplan start dan ook met dit onderdeel.

Wat wil ik ?

Het antwoord op de vraag ‘Wat wil ik?’ vormt de visie. Het zet de koers uit voor de lange termijn (on-geveer 20 jaar).

Hoe moet dat ?

Het antwoord op de vraag ‘Hoe moet dat?’ vormt het beheerplan bestaande uit beheerrichtlijnen. De realisatie van de visie en doelstellingen gebeurt in overzichtelijke stappen. In het beheerplan wordt voor de eerste 4 tot 6 jaar deze realisatie uitgewerkt in de vorm van maatregelen en projecten. Jaarlijks wordt een werkplan opgesteld met de te verrichten onderhoudsactiviteiten en de daarbij horende inzet van mensen en middelen.

64 Het bomenplan bundelt beleid en beheer

E.2 Inventarisatie

In de inventarisatiefase wordt het actuele bomenbestand opgemeten, zowel op kwantitatief als op kwalitatief vlak. De bomen worden individueel gelokaliseerd en gedetermineerd. Dit levert een dataset aan onveranderlijke, vaste gegevens op. Daarnaast worden een aantal variabele gegevens opgenomen die belangrijk zijn om de kwaliteit van het bomenbestand op te volgen. Belangrijk hierbij is dat er een set aan basisparameters bepaald worden die relatief beperkt zijn. Een gedetailleerde opname is pas noodzakelijk om specifieke doelstellingen te bereiken om bijvoorbeeld een beleid voor monumentale bomen uit te stippelen.

E.3 Visie bepalen

Gericht beheren is beheren met visie. Het vastleggen van de visie gebeurt door doelstellingen te bepa-len. Er worden een 3-tal doelstellingen onderscheiden nl.:

- doelstellingen m.b.t. het behoud van het bomenbestand;

- doelstellingen m.b.t. de uitbreiding van het bomenbestand;

- beperkende doelstellingen.

Bovenstaande doelstellingen worden gebiedsdekkend, gezoneerd en/of gebiedsspecifiek uitgewerkt.

Om de samenhang en de structuur weer te geven wordt dit uitgezet op een kaart. Zo bekom je een bomenstructuurplan.

Inventarisatie van bomen kan bovenstaande info opleveren.

Achterstallig beheer Op beeld Verwaarloosd

65 Het bomenplan bundelt beleid en beheer Doelstellingen zijn pas handig als ze ook concreet en resultaatgericht opgesteld worden. Voor het opstellen van werkbare doelstellingen is een methodiek ontwikkeld, die met een letterwoord SMART heet. SMART staat voor Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. Pas als de doel-stelling op deze vijf punten voldoet, heb je een concrete en resultaatgerichte doeldoel-stelling opgesteld.

Dat kan door volgende vragen te stellen:

Voorbeeld van een zonering als onderdeel van een bomenstructuur.

Bomennormen zone 1:

Bomennorm 1: bomen toepassen op zichtlocaties, kruispunten, pleinen, rotondes en parken

te grootte tEVVS[BNFTPPSU tEVVS[BNFTUBOEQMBBUT

Bomennorm 2: bomen toepassen in beluiken, woonerven en woonstraten. grootte met duurzame standplaats op o.a. de volgende locaties:

tLSVJTJOHSPUPOEF tQMFJO

tQBSL

tQBSUJDVMJFSFUVJOFO ty

Bomennorm 2: per 5 parkeerplaatsen 1 boom (hart op hart 32 meter)

- grootteklasse afhankelijk van de beschikbare ruimte (bij voorkeur 1e grootte)

- incidenteel vormbomen in het straatbeeld toepassen (realisatie op basis van specifiek ontwerp)

- op locaties met beperkte ruimte, toepassen bomen met een korte omloop

Bomennormen zone 3

Bomennorm 1: per “zichtsveld” 1 duurzame boom van de 1e of 2e grootte met duurzame standplaats op de volgende locaties:

- kruising/rotonde - plein

- park

- particuliere tuinen

Bomennorm voor verkavelingen: per 3 parkeerplaatsen 1 boom (hart op hart 20 meter) - grootteklasse afhankelijk van de beschikbare ruimte

- waar mogelijk rijstructuur toepassen: 1 rij bomen

- op locaties met beperkte ruimte, toepassen bomen met een korte omloop

Bomennorm voor overgangsgebied zone 2 en zone 3: per 4 parkeerplaatsen 1 boom (hart op hart 25 meter).

- grootteklasse afhankelijk van de beschikbare ruimte

- op locaties met beperkte ruimte, toepassen bomen met een korte omloop

66 Het bomenplan bundelt beleid en beheer Specifiek

‘Wat gaan we precies doen?’ Het antwoord moet een concrete en ondubbelzinnige omschrijving zijn van een activiteit.

Meetbaar

‘Hoeveel gaan we doen?’ Doelen moeten meetbaar zijn in hoeveelheid, kwaliteit, tijd of geld.

Acceptabel

‘Is er een draagvlak voor wat we doen?’ Het antwoord op deze vraag kan uit het participatieluik van het beheerplan gehaald worden.

Realistisch

‘Kan het wat we willen doen?’ Het plannen van iets dat niet realiseerbaar is, is nutteloos en zorgt alleen voor frustratie. Wees ambitieus, maar niet onrealistisch.

Tijdgebonden

‘Wanneer zijn we klaar?’ Doelen die ‘ooit’ moeten gerealiseerd worden, leveren doorgaans weinig pro-blemen op, maar geven vaak geen resultaat.

Doelen op vlak van bomen worden geformuleerd in de vorm van eindbeelden (zie F.3.1.1 Eindbeeld).

Voorbeeld van een eindbeeld:

Volwassen straatboombeplanting van de 1e grootte waarbij de kronen van de bomen elkaar niet raken.

Specificaties:

t Soort: Zilverlinde;

t Individueel eindbeeld: niet vrij uitgroeiende boom met een takvrij stamstuk van 9 meter, behoud tot de aftakelingsfase;

t Plantverband: 2 rijen aan weerszijden van de weg in de parkeerstrook met een tussenafstand van 20 m (om de 3 parkeerplaatsen 1 boom);

t Plantspiegels: 2 x 2 meter begroeid met kleine maagdenpalm (Vinca minor);

t Voorzieningen: verhoogde boordsteen en boombeugels aan weerszijden van de boom.

E.4 Beheer vastleggen

Het bomenbeheerplan beantwoordt de vraag ‘Hoe moet dat?’. Het vertaalt de doelstellingen bepaald in de visie naar de praktijk.

Het bomenbeheerplan wordt gemaakt voor de middellange termijn (4-6 jaar). Aan het eind van de periode vindt er een evaluatie plaats en wordt het plan bijgesteld voor de daarop volgende beheerter-mijn.

De opmaak van het beheerplan start na de inventarisatiefase en de fase van de visievorming en is gericht op het realiseren en het behouden van deze eindbeelden.

Het jaarlijks plannen van de beheeractiviteiten nodig om dit eindbeeld de bekomen, wordt beschreven in het jaarplan of werkplan.

Voor richtlijnen om het bomenplan op te stellen verwijzen we naar de publicatie ‘Bomenplan’, die in het najaar van 2008 beschikbaar zal zijn bij het ANB.

Technische handleiding 69

In document A.1 Het Technisch Vademecum Bomen (pagina 46-57)