• No results found

Historische universiteitsbeelden

Een blik in de universiteitsgeschiedenis maakt duidelijk dat de variëteit aan duidingen van het door Humboldt ‘samengestelde’ universiteitsidee niet op zichzelf staat. Want er bestaat überhaupt geen stabiel profiel van de idee universiteit omdat de relatie tussen haar en haar omgeving altijd inwerkt op de praktische vormgeving van de idee universiteit. Door de eeuwen heen komen er op verschillende plaatsen allerlei type

organisatievormen voor waar onderwijs en onderzoek hun thuisbasis vinden, die worden aangeduid met het overkoepelende begrip universiteit. Otterspeer beschrijft de universiteit als het resultaat van maatschappelijke onrust: “Het duistere deel van de middeleeuwen, de omwoelde samenleving van de vijftiende (…) en zestiende eeuw, het eind van het ancien régime, ze brachten de universiteit voort in steeds nieuwe gedaante. (…) Als één instituut zich heeft kunnen aanpassen aan de wisseling der tijden, dan is het de universiteit geweest. Of ze nu koos met de preutsheid van een precieuze of met de overgave van een deerne, de universiteit heeft door de eeuwen heen vrijwel elke voorstelbare institutionele vorm, elke denkbaar curriculum, elke formuleerbare doelstelling gekend. Daaronder waren er van de plooibaarste aard, van het dierbaarste soort, van de platste manier.”27

—————————————————— 24 Ibid, Pasternack, p. 25 Ibid, pp. 150-154. 26 Ibid, pp. 163-164.

27 Otterspeer, W., 1996, Utopieën van een onvermoeibaar mens, Amsterdam, Bert Bakker, p. 69.

In het licht van Otterspeers opmerking wordt duidelijk dat ook het huidige profiel van de universiteit minder stabiel is dan ze op het eerste gezicht lijkt. Dat schept kansen om bewust om te gaan met de

vormgeving van de idee universiteit. Precies dat deed Humboldt rond de eeuwwisseling van 1800. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de grondlegger van het zogenaamde of imaginaire westerse universiteits -model bij maatschappelijke discontinuïteiten in Duitsland wordt geraadpleegd. Karl Jaspers en Ralf Dahrendorf deden dat bij een

staatkundige discontinuïteit van Duitsland na de Tweede Wereldoorlog. Ook de wetenschappers en studenten van de Oost-Duitse universiteiten werden na de val van de Muur door Humboldt geïnspireerd. In de Wende-periode benutten zowel de veranderaars uit Oost-Duitsland als die uit West-Duitsland zijn bij een maatschappelijke omwenteling in de vorm van de Verlichting geformuleerde idealen om ze bij de omwenteling van de Duitse Wende te kunnen benutten om onderwijs en on der -zoek vorm te kunnen geven binnen een nieuwe maatschappelijke orde.

Uit de universiteitsgeschiedenis blijkt dat Humboldts ideeën bij staatkundige veranderingen steeds worden geraadpleegd. Maar bovenal is zichtbaar dat elk staatkundig of maatschappelijk stelsel Humboldts visie wil benutten om eigen doelen te kunnen realiseren. Dat leidt tot een levendig debat over Humboldt-duidingen.

In de Europese universiteitsgeschiedenis ontdek ik de effecten van het door Otterspeer beschreven vermogen van de universiteit om zich voortdurend aan haar omgeving aan te passen. Te zien is dat de institutie universiteit de wisselingen der tijden meestal goed kan doorstaan, terwijl vaak een gedeelte van de hoogleraren bij deze ‘waardenwisselingen’ het onderspit moet delven. Dat varieert van vrijwillig vertrek, het zoeken naar een ander, in hun ogen beter maatschappelijk en academisch klimaat bij een andere staat of kerkvorst, stad of universiteit, tot

onvrijwillig ontslag of moord. Steeds is in de universiteitsgeschiedenis te zien dat de universiteit wordt ingezet om de belangen van kerk, vorst, stad of staat te dienen. Ik ontdek tenminste 11 met de Wende van 1989 vergelijkbare breukvlakken in de geschiedenis die hebben doorgewerkt op universiteit en professoren.28Eén ervan is de periode van de Berliner Aufklärung.

——————————————————

28 Rüegg, W; Ridder-Symoens, H. de e.a. (1993-2004), Geschichte der Universität in Europa, 4 banden, I Mittelalter, II 1500-1800 Von der Reformation zur Französischen

De Europese universiteitsgeschiedenis laat zien dat uit de

maatschappelijke, politieke omgeving van de universiteit permanente hervorming ontstaat die voortdurend inwerkt op de universiteit en de beroepspraktijk van professoren. Otterspeer zegt dat zo: “Nooit kun je abstraheren van het ideaal van zuivere kennis en de overdracht daarvan is altijd even wezenlijk geweest als de marges van de politieke en sociale werkelijkheid waarbinnen ze zich bewoog.”29Dat doet de vraag reizen over welke universiteit we het eigenlijk hebben. Otterspeer vraagt zich in navolging van Sheldon Rothblatt30en W. Frijhoff31af of zo’n idee valt aan te wijzen. Hij meent dat als naar de vele vormen van de universiteit in de geschiedenis wordt gekeken zoiets niet kan: “Zevenhonderd jaar universiteitsgeschiedenis resulteert in een aantal nogal verschillende universiteitsbeelden. (…) Die beelden (…) leveren geen eenheid van contouren (…) eerder een aantal ‘keuzepatronen’ (op). (…) Zo’n ideaaltype (…) bestaat niet. (…) Het geeft een ideale combinatie van bestaande kenmerken. Het geeft een juste milieu in de spanning tussen maatschappelijke betrokkenheid en distantie, tussen egalitaire en elitaire oogmerken, tussen wetenschappelijke veelheid en eenheid.”32De

——————————————————

Revolution, III 1800-1945 Vom 19. Jahrhundert zum Zweiten Weltkrieg, IV Die Nachkriegszeit, waarvan de eerste drie verschenen, München. Uit een persoonlijke analyse van dit standaardwerk heb ik tenminste 11 met de Wende van 1989 vergelijkbare breukvlakken in de historische ontwikkeling ontdekt die op een analoge wijze op de dan actuele vorm van de idee universiteit inwerken. De naamgevingen van deze omwentelingen zijn van de onderzoeker: 1155: Eerste Wende van Barbarossa.1277: Tweede Wende van Parijs. 1378: Derde Wende van het pauselijk schisma. 1517-1648: Vierde

Wende van de Reformatie en Contrareformatie. 1789-1810: Vijfde Wende van de Franse

revolutie, de Berliner Aufklärung en de Humboldtiaanse universiteit. 1810-1816: Zesde

Wende van Hegel. 1819: Zevende Wende van Karlsbad. 1882: Achtste Wende van Althoff. 1914: Negende Wende de Eerste Wereldoorlog. 1933: Tiende Wende van het Nationaal-Socialisme. 1945: Elfde Wende van de tweedeling van Duitsland.

29 Otterspeer, W., 1996, p. 70.

30 Rothblatt, Sheldon, The Idea of the Idea of a University and its Antithesis, in: Conversazione (La Trobe University, Bundoora, Australia 1989) 1-33 en Sheldon Rothblatte and Björn Wittrock eds., 1993, The European and American University Since 800. Historical and Sociological Essays, Cambridge.

31 Frijhoff, W.Th.M., 1987, Keuzepatronen van de universiteit in historisch perspectief, Rotterdam. Otterspeer beschrijft zijn opvatting: “De identiteit van de universiteit lijkt een wensdroom, maar behoort daarom nog wel tot de realiteit van de

universiteitsgeschiedenis.” (Otterspeer, W., 1997, Het Achtste Memo, Over begin en einde, over universiteit en universiteitsgeschiedenis, p. 22).

32 Otterspeer, W.,1996, pp. 47-48.

identiteit van de universiteit is volgens hem een wensdroom, die toch “tot de realiteit van de universiteitsgeschiedenis” behoort.33Otterspeer onderscheidt vijf kenmerken voor een reconstructie van het ideaaltype universiteit: (1) “De universiteit is onderdeel van een maatschappelijk systeem van hoger onderwijs en heeft als zodanig de functie van een traagheidsbeginsel: ze zorgt voor geleidelijkheid in de wetenschap en stabiliteit in de maatschappij. Wetenschap is (…) eerder een zaak van rationaliteit en onderzoeksprogramma’s dan van verbeeldingskracht en permanente theorievorming. (2) De universiteit is onderdeel van (…) een systeem van wetenschappen, waarbinnen elke wetenschap zijn plaats bevecht (…). Ze is (…) onderdeel van een systeem van instellingen waarmee ze in concurrentie haar plaats verovert en profiel bepaalt. (3) De universiteit is een universitas magistrorum et scholarium, een instelling met een zichtbare eenheid, waar men voor elkaars belangen opkomt. Ze inspireert een intensieve omgang van docent en student waarbij een bepaalde wetenschap beoefend maar vooral een

wetenschappelijke houding aangekweekt wordt. (4) De universiteit is een vertaalmedium. Ze vertaalt standen van wetenschap en vormen van onderzoek en ze doet dat door eraan mee te doen. Grosso modo

vertegenwoordigt ze de hele wetenschap, niet in de vorm van onderzoek, maar in de vorm van onderwijs en voorziening van informatie, van bibliotheken en netwerken. (5) De universiteit is het beste onderkomen van abstracte kennis en het streven daarnaar. Die kennis dient geen bepaald doel, geen sociaal nut of economisch belang. Dat streven vindt zijn beloning niet in gewin of roem, maar in de bezigheid zelf. Die kennis is een kwestie van creativiteit en visionair vermogen, van permanente verandering en strijd.”34

1.2.3. Reflectie

De universiteit is zowel hoedster en doorgeefster van de constante factoren in een maatschappelijk bestel, als producent van vernieuwing. Daardoor is een universiteit zowel een rustpunt, als een bron van onrust. De universiteit is zowel gericht op kennisontwikkeling en Bildung, louter om die kennis of individuele vorming, als gericht op de toepassing van ——————————————————

33 Otterspeer, W.,1997, Het Achtste Memo. Over begin en einde, over universiteit en universiteitsgeschiedenis, p.22.

kennis en op vooruitgang van het maatschappelijk bestel waarvan ze onderdeel uitmaakt. De universiteit zorgt voor maatschappelijke bloei en de universiteit werkt mee aan maatschappelijk verval. Al deze rollen speelt de universiteit met verve. Soms krijgt de ene rol accent, dan de andere. De spanning tussen deze rollen is onlosmakelijk met de idee universiteit verbonden. Dat blijkt zowel uit de analyse van de betekenis van Humboldts universiteitstheorie bij verschillende staatkundige ontwikkelingen in Duitsland, als uit de beelden van de universiteit in haar geschiedenis. De ‘dubbelrol’ die de universiteit speelt, of kan spelen, is ook te zien bij de Berlijnse universiteit. Ze kan zowel in de traditie staan van zuivere kennisontwikkeling, als betrokken zijn bij de

verschillende typen doelstellingen van sterk uiteenlopende Duitse staten. De verschillende rollen die de universiteit in de staat speelt, of wil, of kan spelen, raken de kern van dit onderzoek. Daarin wordt op zoek gegaan naar de gevolgen van de recentste staatkundige verandering, de Berlijnse Wende, voor die rollen. Deze ontdekkingstocht moet meer kennis over deze rol en de rolwisseling bij maatschappelijke

veranderingen opleveren. Dat is van belang om bewust te kunnen omgaan met de dynamiek van de universiteit.

Otterspeer, Sheldon Rothblatt en Frijhoff laten zien dat door de verschillende rollen die de universiteit speelt de idee universiteit niet eenvoudig in een definitie kan worden beschreven. Gevers besteedt dertig jaar werk en tien redes om de idee universiteit te duiden. Voor zijn duiding leent hij van Nussbaum het perspectief van “de breekbaarheid van het goede”.35Dat perspectief laat zien dat de universiteit een complex of veelvormig idee is en eenvoudig kan worden geschaad. Daarmee wordt de centrale premisse van Otterspeer e.a. dat het universiteitsidee of een algemeen aanvaarde definitie daarvan, niet valt aan te wijzen of formuleerbaar is, ook als axioma voor dit onderzoek aanvaard. Toch kan hiermee voor dit onderzoek niet worden volstaan omdat dit axioma door zijn abstractie of veelomvattendheid juist te weinig referentiekader biedt. Daarom wordt hier uitgegaan van het bipolaire karakter van Humboldts universiteitstheorie. De eerste pool incorporeert de taken van de universiteit: haar zuivere

kennisontwikkeling en Bildung. De tweede pool omvat de doelen waarop ——————————————————

35 Gevers, J.K.M., 1998, De breekbaarheid van het goede, Bijdragen aan de idee van een universiteit, Amsterdam, Amsterdam University Press.

die taken zijn gericht: de ontwikkeling van een maatschappelijk stelsel, een staat of een regio. Bij dit onderzoek worden deze twee polen kortheidshalve wetenschap en staat genoemd.

Deze Humboldtiaanse bipolariteit is een logisch referentiepunt voor dit onderzoek. In de eerste plaats omdat deze Humboldtiaanse premisse refereert aan de oprichtingsomstandigheden van de Berlijnse universiteit ten tijde van de Pruisische staat: de idealistische verlichtingsdoelen van de universiteit zijn er op gericht de verzwakte Pruisische staat te verstevigen.36In de tweede plaats refereert bipolariteit aan de rollen die de Berlijnse universiteit binnen zowel de DDR als de BRD speelt: kennisontwikkeling en Bildung moeten zowel de socialistische als de democratische staat dienen. En tenslotte verwijst bipolariteit naar de met de Wende vergelijkbare omwentelingen in de historie van de universiteit: de institutie universiteit kan een maatschappelijke omwenteling meestal goed verwerken, terwijl de hoogleraren dat veel minder kunnen. Deze bij maatschappelijke omwentelingen optredende tegengestelde effecten van enerzijds de continuïteit van de institutie universiteit en anderzijds de discontinuïteit bij de uitoefening van de kerntaken onderwijs en

onderzoek door de professoren, leggen de kern van het bipolaire karakter van de universiteit bloot. Daarom is bipolariteit het eerste sleutelbegrip van dit onderzoek.

Bij het verkennend onderzoek is gebleken dat er niet een eenduidige relatie bestaat tussen een gebeurtenis en de duiding ervan, maar een variabele. Tijdens de verkenning zijn drie factoren in de biografieën van hoogleraren gevonden die dit determinatie-effect veroorzaken: de individuele omgang met de maatschappelijke code, de relatie die met de staat wordt onderhouden, en de eigen wetenschapsdiscipline van de hoogleraar. Biografiedeterminatie is de onafhankelijke onderzoeks -variabele.37De eerste effectvariabele of afhankelijke variabele van het onderzoek is de duiding van de Wende-effecten.38

Tijdens het verkennend onderzoek is niet alleen waargenomen dat de Wende verschillend wordt geduid, maar dat deze ook verschillende gevolgen heeft voor het verloop van de beroepspraktijk. Tijdens de ——————————————————

36 Humboldt nam als ambtenaar van de Pruisische staat ontslag omdat door de keuzes van de Koning van Pruisen de Berlijnse universiteit naar zijn oordeel te veel afhankelijk werd van de staat.

37 Vgl. Hart, H. ’t, 1998, Onderzoeksmethoden, Amsterdam, Boom, pg. 191-192. 38 Ibid.

verkenning zijn drie effecten van de Wende op de continuïteit van de beroepspraktijk gezien: hoogleraren die bij de Wende-veranderingen hun ambt konden behouden, de overlevers, hoogleraren die in de Wende-periode werden benoemd, de winnaars, en hoogleraren die hun werk door de Wende verloren, de verliezers. Deze effecten leiden tot de drie typen beroeps(dis)continuïteit: overlevers, winnaars en verliezers. Onderzocht wordt welk effect de biografie-determinanten hebben op deze beroepscontinuïteit. Daarom is beroepscontinuïteit de tweede afhankelijke variabele.

Met behulp van de biografie-determinanten wordt bij de drie groepen hoogleraren op zoek gegaan naar optredende duidingspatronen. Door overeenkomsten en verschillen bij deze patronen op te sporen blijkt welke invloed de determinanten uitoefenen op de duidingen. Vervolgens kan worden vastgesteld welk effect deze patronen hebben op de

continuïteit van de beroepspraktijk van de hoogleraren. Tenslotte blijkt dan welke interactie er bestaat tussen de afhankelijke variabelen beroepscontinuïteit en Wende-duiding. Zo komt het totale effect van de onafhankelijke variabele biografie-determinatie op de afhankelijke

variabelen Wende-duiding en beroepscontinuïteit in beeld. Daardoor wordt duidelijk wat de invloed van de verschillende elementen in de biografieën van professoren is op het ontstaan van verschillende Wende-duidingen en op de beroepscontinuïteit. En tenslotte is te zien welke interactie er bestaat tussen de beroepscontinuïteit en het ontstaan van duidingen.

1.2.4 Hypothese

Het verkennend onderzoek en het theoretisch kader leveren samen de bouwstenen voor de hypothese van het eigen onderzoek op.

Een opvallende waarneming van het verkennend onderzoek is het tegengestelde effect van de Wende op enerzijds de universiteit en anderzijds de professoren. Deze tegenstelling ontstaat doordat bij een extreme maatschappelijke verandering als de Duitse vereniging de institutie universiteit haar continuïteit behoudt, terwijl veel hoogleraren aan deze verandering ten onder gaan. Deze tegenstelling is de eerste bouwsteen voor de hypothese van dit onderzoek.

Een tweede opvallende waarneming tijdens de verkenning is het effect dat enkele onderdelen, of determinanten, van biografieën van professoren hebben op hun beroepscontinuïteit bij de Wende, waardoor sommigen hun leerstoel wel en anderen niet konden behouden. Van dit effect is

eerder het sleutelbegrip biografie-determinatie afgeleid. Dat is de tweede bouwsteen voor de hypothese.

Van het theoretisch kader kon het sleutelbegrip bipolariteit worden afgeleid. Deze sleutel geeft toegang tot de effecten van de Wende op de universiteit. Dat is de derde bouwsteen.

Met de drie bouwstenen, de tegenstelling bij de Wende-effecten op enerzijds de universiteit en anderzijds de professoren, het effect van biografie-determinatie en de bipolariteit van de universiteit, kan de hypothese van dit onderzoek worden opgebouwd.

Hypothese

Het bipolaire karakter van de Humboldt-Universität, dat zowel door de dynamiek van de wetenschap als door de ontwikkeling van de staat wordt gevormd, zorgt bij een extreme maatschappelijke verandering als de Duitse vereniging voor de continuïteit van de universiteit.

Het bipolaire karakter van de universiteit, dat bij een extreme maatschappelijke verandering borg staat voor haar continuïteit,

veroorzaakt echter door het effect van biografie-determinatie tegelijkertijd ook discontinuïteit bij de beroepspraktijk van professoren.

Hypothese in verkorte vorm

Het bipolaire karakter van de universiteit staat bij een extreme

maatschappelijke verandering borg voor haar continuïteit, terwijl door biografische invloeden dan de beroepscontinuïteit van professoren wordt geschaad.

1.3 Opzet van het onderzoek

Om de hypothese van het onderzoek te kunnen toetsen en een reëel beeld van de Wende-effecten te kunnen krijgen moet op zoek moet worden gegaan naar zo veel mogelijk verschillende duidingen door professoren met zo verschillend mogelijke biografiekenmerken. Zo moeten de drie bouwstenen van de hypothese, de tegenstelling bij de Wende-effecten, het effect van biografie-determinantie en de bipolariteit van de universiteit, blootgelegd kunnen worden. Met dat doel worden vier groepen met totaal 35 getuigen van de Wende geïnterviewd. Er zijn drie typen Ostprofessoren: overlevers, winnaars en verliezers. Een vierde groep bestaat uit externe waarnemers. Op basis van de resultaten van het verkennend onderzoek is een model met vragen voor het mondelinge en

schriftelijke interview ontworpen. Vervolgens worden citaten geselecteerd met uitspraken over de gevolgen van de Wende voor vijf beroepsaspecten van het professoraat: (1) onderwijs, (2) onderzoek, (3) financiën en infrastructuur, (4) benoeming van professoren, (5) organisatie en relaties.

Met het doel zo veel mogelijk verschillende beelden van de Wende te kunnen ontdekken worden de effecten van de Wende op drie manieren of op drie niveaus in kaart gebracht. Eerst wordt op zoek gegaan naar globale beelden van de effecten van de Wende voor de vijf beroepsaspecten zoals de vier groepen getuigen die voor ogen hebben. Vervolgens wordt de focus gericht op elk beroepsaspect. Daartoe wordt op zoek gegaan naar de overeenkomsten tussen de duidingen door de getuigen van de gevolgen van de Wende voor de vijf beroepsaspecten. Tenslotte staan de individuele duidingen en daarmee de verschillen tussen de oordelen over gevolgen van de Wende centraal. Zo kunnen zowel globale, als

gedifferentieerde beelden van de Wende worden geschetst. Na het mondelinge interview stelt het schriftelijke interview

gedetailleerde vragen en controlevragen. De selectie van de antwoorden bij zowel het mondelinge als schriftelijke interview die de duidingen van de Wende-effecten bevatten gebeurt met behulp van de sleutelbegrippen biografie-determinatie en bipolariteit. Vervolgens worden deze duidingen per biografiegroep rondom de vijf aspecten van de beroepspraktijk van hoogleraren geclusterd en met elkaar vergeleken. Daarna worden met behulp van de sleutelbegrippen biografie-determinatie en bipolariteit duidingspatronen opgespoord.

Deze onderzoeksaanpak is geïnspireerd op de door Bernhard Haupert ontwikkelde methode39en het door Struck ontwikkeld model40. Cäcilie Raiser heeft deze combinatie vervolgens uitgebreid en toegepast bij een met het hier voorliggende dissertatie-onderzoek vergelijkbaar onderzoek naar de effecten van de Wende-transformaties op enkele beroepsgroepen van academici. Zij stelt in haar onderzoek net als ik niet het objectieve verloop van de carrières centraal maar de subjectieve visies op de omwenteling in het beroepsleven, de manier waarop de veranderingen ——————————————————

39 Haupert, Bernhard, 1991, Vom narrativen Interview zur biographischen Typenbildung. In: Garz, Detlef/ Kraimer, Klaus, Hrsg., 1991: Qualitativ-empirische Sozialforschung: Konzepte, Methoden, Analysen. Opladen: Westdeutscher Verlag, pp. 213-254 40 Struck, Olaf, 2000, Betriebliche Lebenslaufpolitik – eine Untersuchung in

ostdeutschen Unternehmen. In: ibid.

zijn verwerkt en welke persoonlijke balans wordt opgemaakt van de verandering van het beroepsleven.41Land en Possekel benutten in hun onderzoek van de Wende-effecten op de burgerbeweging in de laatste ——————————————————

41 Raiser, C., 2000, Bewältigungsstrategien beruflicher Umbrüche. In: Sackmann, Reinhold, e.a., 2000, Die Generation der Wende, Berufs- und Lebensverläufe im sozialen Wandel. Wiesbaden: Westdeutscher Verlag, pp. 219-230. Zij benut Strucks aanpak voor het opsporen, registeren en begrijpen van subjectieve beoordelingen van de