INTERPRETATIES VAN DE WENDE
3.4.1 Toegevoegde beelden aan de oerbeelden van de Wende
Het bestaande onderzoek bevestigt de eerdere observatie vanuit de verkenning die aan het eigen onderzoek ten grondslag ligt, dat het Wende-proces niet een eenduidig beeld laat zien. Bij onderzoekers, actoren en getuigen van de Wende staan twee beelden van de Wende tegenover elkaar. Beeld 1: de Wende is grotendeels een succes. Beeld 2: de Wende is een vorm van kolonisering en moet daarom tenminste
gedeeltelijk als mislukt worden beschouwd. Deze twee visies worden zowel in het Oost-Duitse, het West-Duitse als in het buitenlandse onderzoek aangetroffen. De succesthese wordt in West-Duitsland vaker verdedigd dan in Oost-Duitsland.
Waarneming en duiding van de Wende-effecten zijn afhankelijk van biografische invloeden. Omdat er voor de Wende twee Duitslanden met een sterk van elkaar verschillend waardensysteem gescheiden naast elkaar functioneerden en er zowel voor als na de Wende ook verschillende typen biografische ontwikkelingen waren, is het effect van biografieën op waarneming en duiding groot. Dat is een basale waarneming. Deze conflicterende duiding van het Wende-proces, of deze tegenstelling, wordt tot uitgangspunt van het eigen onderzoek gekozen.
De analyse van het bestaande onderzoek geeft inzicht in het ontstaan van deze tegengestelde Wende-beelden. Daarmee wordt een bron
aangeboord die de duidingen van de Wende doet ontstaan. Omdat bij dit onderzoek lang bestaande instituties als staat, universiteit en professoraat centraal staan, is bij de analyse van het bestaande onderzoek de focus vooral gericht op historische ontwikkelingslijnen. Dat heeft inzicht gegeven in de manier waarop binnen het Duitse cultuurdomein met deze
drie kernbegrippen van dit onderzoek wordt omgegaan.
De beelden van de Wende vinden in de eerste plaats hun basis in Duitslands Sonderweg. Dat is met behulp van het sleutelbegrip
bipolariteit duidelijk geworden. Winklers onderzoek van de historische ontwikkeling van de Duitse maatschappij laat zien dat het ontstaan van de Reichsmythos een cruciale rol vervult. Deze mythe legt de basis voor de grote invloed die de Obrigkeitsstaat uitoefent op het maatschappelijk verkeer en op de instituties, zoals universiteiten, in Duitsland.87De bipolaire relatie individu-staat, en in het verlegde daarvan de relatie wetenschap-staat, functioneert daardoor star. Dat is één van de factoren die leidt tot ongenuanceerde duidingen en onoverbrugbare beelden van de Wende. Dat is een eerste waarneming die aan de oerbeelden van de Wende kan worden toegevoegd.
Een tweede waarneming die zich op basis van de analyse van het bestaande Wende-onderzoek en de aanvullende literatuur aftekent, richt zich op maatschappelijke codes. Iedere Wende-duiding is gebaseerd op de persoonlijke hantering van deze codes. Het gebruik ervan wordt
beïnvloed door de individuele reflecties op en ervaringen met de effecten van de Duitse historische ontwikkeling op de maatschappij waarin men leeft. De Wende met de Duitse eenwording vormt volgens Winkler het sluitstuk van deze ‘bijzondere’ Duitse ontwikkeling. De effecten van dit kantelpunt in de geschiedenis van de ’nationale staat’ op de
beroepspraktijk van de wetenschap worden door ‘het menselijk individu’ geduid vanuit verschillende maatschappelijke codes. Deze codes ontstaan vanuit culturele en staatkundige ontwikkelingen. Die waren in de DDR anders dan in de BRD. Daarom zijn de codes voor de burgers van de DDR en die van de BRD verschillend. Toch kennen ze ook een ——————————————————
87 Winkler II, 2000, p.642, 655. “Der Obrigkeitstaat lebte nicht nur in den Köpfen der Monarchisten, sondern auch vieler überzeugter Republikaner nach.” Dit “theologisch aufgeladen” staatsbegrip is er volgens Winkler de oorzaak van dat er gesproken kan worden van “einen deutschen Sonderweg” waardoor Duitsland in vergelijking met bijvoorbeeld Engeland, Frankrijk en Amerika zwakkere en later ontwikkelde democratische wortels heeft. In 1945 eindigt volgens Winkler deze ‘antiwestelijke
Sonderweg’ voor de BRD. Met de eenwording van Duitsland eindigt de ‘andere’ Sonderweg van de twee gescheiden Duitse staten waardoor Duitsland na de Tweede
Wereldoorlog beperkte soevereiniteit bezat. Het verenigde Duitsland wordt dan na een
Sonderweg te zijn gegaan met mislukte staatkundige ontwikkelingen, een normale staat
binnen de Europese Unie, die evenals andere Europese staten bewust delen van haar soevereiniteit aan de Europese Unie overdraagt.
gemeenschappelijke kern die is afgeleid van het gezamenlijk historische fundament van de beide Duitse staten.
Het onderzoek van Elias leidt tot een derde waarneming die de oerbeelden van de Wende aanvult en nuanceert. Elias laat met de introductie van zijn duale code de moeilijke verenigbaarheid van de ‘code-polen’ individu en staat in het Duitse domein zien. Elias’
benadering vertoont overeenkomst met het onderzoek van Winkler. De onverenigbaarheid van de polen individu en staat zijn volgens Elias de verklaring voor de starheid van de relatie tussen individu en staat. Deze starheid wordt versterkt door een tweede type dualiteit cultuur-politiek die Lepenies heeft geïntroduceerd. Deze onbeweeglijkheid van de polen individu-staat wordt in stand gehouden door de door Dahrendorf beschreven, niet tot Duitsland beperkte, ‘haperende ontwikkeling’ van het Verlichtingsproces. Geïnspireerd door Popper gaat Dahrendorf op zoek naar nieuwe ingrediënten (Ligaturen) om deze relatie weer ‘open’ (offene Gesellschaft) te krijgen. Zo bezien zouden deze Ligaturen een nieuw type verbinding met meer variatie de starheid tussen de polen individu en staat kunnen opheffen. Maar in de Wende-periode is hiervan geen sprake omdat men terugvalt op de oude staat BRD. Door deze onbeweeglijkheid beschikt zowel het individu als de staat over een te gering reflectief vermogen om het eigen duidingskader in een bredere maatschappelijke en historische context te kunnen plaatsen. Dat leidt tot het ‘of-of-denken’. Daardoor ontstaat de ‘duidingsval’.
Winkler wijst met anderen88op de gevolgen van het uitzonderlijke Duitse historische proces voor de biografieën van de burgers in de beide Duitse staten. De analyse van zowel het Wende-onderzoek als het
aanvullende onderzoek laat zien dat breukvlakken en discontinuïteiten in de geschiedenis van het eigen land tevens ook breukvlakken en
discontinuïteiten in de eigen biografische ontwikkeling zijn waarbij het individu soms meerdere keren in zijn leven moet leren omgaan met waardenwisselingen. Daardoor wordt de “Ausbildung einer ungebrochenen Identität” bemoeilijkt.89Het starre Duitse bipolaire relatiemodel
——————————————————
88 Ibid, Peter Glotz en Salomon Korn, p. 656-657.
89 Ibid, p. 657 Winkler citeert Korn als hij duidelijk wil maken hoe moeilijk het voor Duitsers is om met de gevolgen van deze ‘gebroken geschiedenis’ voor de eigen biografie om te gaan: “Je ambivalenter, schwieriger und brüchiger die Vergangenheit des Volkes ist, dem man angehört, desto mehr Überwindung erfordert die
Beschäftigung mit dessen Geschichte…”
individu-staat leidt tot een grote afhankelijkheid van biografieën van de Duitse staatkundige ontwikkeling. Individuen hebben daar slechts beperkt invloed op. Hoogleraren hebben dat nog minder dan andere Duitsers omdat ze beroepsmatig worden gebonden aan de waarden van de staat. Hoogleraren met een vakgebied dat nauw verbonden is met politiek en maatschappij hebben nog weer minder individuele ruimte. Deze grote afhankelijkheid van de biografieën van hoogleraren van de staatkundige ontwikkeling van Duitsland functioneert schier wetmatig. Dat wordt versterkt door de grote invloed die de SED in de DDR op studiekeuze en loopbaan van haar burgers had. Daardoor heeft de individuele hoogleraar maar beperkt invloed op haar of zijn biografie. Deze grote afhankelijkheid van de biografie van de vol met breukvlakken zittende staatkundige ontwikkeling van Duitsland is een voedingsbodem voor het ontstaan van de oerbeelden en de tegenstelling daartussen. Dat is een vierde waarneming.
Bij het onderzoek van het sleutelbegrip bipolariteit is gebleken dat van dit relatiemodel een stabiliserende of starre werking uitgaat op de relatie individu-staat en daarmee ook op de polen wetenschap-staat. Er is wel steeds een andere staatsideologie en daardoor ook steeds een andere gerichtheid van de wetenschap, maar er is ook steeds hetzelfde
afhankelijkheidspatroon wetenschap-staat zichtbaar. Dat patroon bepaalt het staatsgeoriënteerde profiel van de universiteit. De staat krijgt in de twintigste eeuw in Duitsland enkele keren snel achter elkaar een andere ideologische lading, maar dat wijzigt het type relatie tussen wetenschap en staat niet. Daarmee blijft de rol van de universiteit in essentie steeds ongewijzigd, namelijk op de staat gericht, terwijl die staat wel steeds fundamentele wijzigingen ondergaat. Het Bildungsbegrip en de staatsafhankelijke benoemingpraktijk van hoogleraren houden daarbij het evenwicht tussen de polen wetenschap en staat steeds op dezelfde wijze in stand. Het Bildungsbegrip neemt bij een omwenteling van de staat de lading van de staat over. Daardoor kunnen de polen hun type relatie ongewijzigd in stand houden en kan de universiteit als institutie ongewijzigd blijven voortbestaan. Het benoemingsrecht van de staat zorgt ervoor dat de waarden van de nieuwe staat kunnen overgaan op de professorale beroepspraktijk van onderwijs en onderzoek. Dat is een vijfde waarneming.
Deze waarnemingen zullen later worden geconfronteerd met de uitkomsten van het eigen onderzoek.