• No results found

Benoeming van professoren

BEROEPSPRAKTIJK VAN OSTPROFESSOREN

4.1 Het globale beeld

4.2.4 Benoeming van professoren

4.2.4.1 Benoeming van professoren in de DDR

Hoogleraren worden voor de Wende benoemd door een verantwoordelijk politicus. Dat is een minister van de DDR. Professoren zijn in

staatsdienst. Door de duale staatsstructuur moet zo’n benoeming worden goedgekeurd door het nationale partijbestuur van de SED. Die doet dat na positief advies van het locale partijbureau bij de Humboldt-Universität. De politiek benoemde wetenschappelijk directeur van de vaksectie doet daarvoor via de universiteitsleiding een voordracht. Staatsconform gedrag is een vereiste, het partijlidmaatschap is dat evenwel niet, hoewel dat wel een positief effect heeft en de kansen vergroot. De helft van de professoren is partijlid. Zowel burgers als wetenschappers werden om verschillende redenen partijlid. Dat varieerde van opportunistische motieven om betere carrièrekansen te krijgen, of om informatie te kunnen vergaren en toegang te kunnen hebben tot een belangrijk maatschappelijk netwerk, tot een lidmaatschap op basis van de loyaliteit met de socialistische beginselen. Er zijn perioden geweest dat er voor (aanstaande) professoren een wachtlijst was om toegelaten te kunnen worden tot de partij, omdat de boeren en arbeiders binnen de partij vreesden dat hoogleraren hen gingen domineren. Binnen het kader van de maatschappelijke codes van de DDR geschiedt de selectie van hoogleraren op basis van wetenschappelijke kwaliteit en reputatie. De vooruitgang in eigen land, maar ook de klassenstrijd en concurrentie met het westen zijn belangrijke selectiecriteria. Daarbij spelen prestige-overwegingen ten opzichte van de zusterstaten in het Oostblok een rol en wordt veel aandacht geschonken aan de wetenschappelijke reputatie van de DDR in het westen. Afhankelijk van de verschillende

ontwikkelstadia van de DDR wordt er soms meer, soms minder waarde gehecht aan het demonstreren van openheid zowel naar het westen als

naar de eigen bevolking. In het laatste decennium van de DDR wordt deze openheid steeds geringer.

4.2.4.2 De Wende en benoeming van professoren

Hoogleraren worden ook na de Wende benoemd door een

verantwoordelijk politicus. Dat is in het herenigde Duitsland de senator of staatssecretaris van de stadsstaat Berlijn die verantwoordelijk is voor de Humboldt-Universität. Hoogleraren zijn op wettelijke basis

ambtenaar van de staat. Daarin komt na de Wende geen verandering. Dat is een constante lijn vanaf de oprichting van de

Humboldt-Universität. Het is één van de belangrijkste basiselementen in de ideeën van Humboldt over de universiteit. De benoemingsbrieven uit de DDR-periode en die van de Stadstaat Berlijn zijn vrijwel identiek. Na de Wende heeft geen enkele politieke partij een exclusieve invloed bij benoemingen die vergelijkbaar is met de situatie in de DDR. Toch kan de senator van een voordracht afwijken, zelfs ongemotiveerd. Dat is niet onderhevig aan beroep. Soms wijkt een politicus ook van een voordracht af. Daarbij spelen politieke motieven een rol. Dat wordt in Duitsland legitiem geacht. Hoogleraren worden voor benoeming voorgedragen door de universiteitsleiding op basis van een selectie door een benoemings-adviescommissie die na de Wende-periode de universiteit zelf samenstelt.

Na de Wende moeten alle hoogleraren opnieuw solliciteren naar hun bestaande, aangepaste of nieuwe leerstoel. Of en hoe hun leerstoel de Wende overleeft hangt af van het werk van de 13 structuur- en

benoemingscommissies die na de Wende door de verantwoordelijke senator zijn samengesteld, nadat hij de commissies die op eigen initiatief van de universiteit waren opgericht had ontbonden. De commissies van de senator krijgen tot taak een nieuw curriculum en onderzoeks-programma voor de nieuwe faculteiten en disciplines te ontwerpen, daarbij leerstoelen te definiëren en voordrachten te doen voor benoeming van 600 hoogleraren. Het onderwijs- en onderzoeksprogramma wordt drastisch aangepast en op westerse leest geschoeid. Dat gebeurt binnen een periode van 1 tot 2 jaar. De commissies worden geleid door een West-Duitse hoogleraar. Er bestaat grote animo in het westen voor deze leerstoelen zodat de keuze groot is. De westerse belangstelling wordt gevoed door een aantal factoren. In de eerste plaats heeft de Humboldt-Universität onder andere door haar historische ontwikkeling en

Umbruchstimmung van de Wende die. Daardoor zijn er gunstige

arbeidsvoorwaarden en infrastructurele condities beschikbaar. Door dit alles komt ook toptalent naar de Humboldt-Universität. Dat trekt weer ander talent aan. De tweede reden voor de grote belangstelling uit het westen is dat er in de BRD veel talentvolle wetenschappers zijn die geen leerstoel kunnen bemachtigen omdat er veel meer goede kandidaten zijn dan plaatsen. De derde reden voor de grote belangstelling vanuit het westen is de stagnatie in de ontwikkeling van de universiteiten in de BRD, waardoor hoogleraren daar teleurgesteld zijn.

Er komt voor alle professoren een strenge procedure.

Wetenschappelijke geschiktheid en reputatie zijn daarbij doorslaggevend bij de breed samengestelde selectiecommissies. Deze normen zijn

afgeleid van westerse normen en gewoonten. Veel Ostprofessoren zijn door de geslotenheid van de DDR onvoldoende met deze canon vertrouwd en slecht bij hun westerse collega’ bekend, terwijl deze wel een

doorslaggevende stem hebben bij de voordracht. Bovendien is de concurrentie uit het westen in zowel kwalitatief als kwantitatief opzicht door de aantrekkingskracht van de Humboldt-Universität buitengewoon groot.

Hoogleraren die in de DDR een functie hebben bekleed die

ideologiegevoelig was, zoals die van wetenschappelijk directeur van een vaksectie, komen volgens het verenigingverdrag en de daarop gebaseerde uitvoeringsmaatregelen niet voor herbenoeming in aanmerking. Dat geldt ook voor medewerkers van de Stasi. Een aantal ideologiegevoelige disciplines en de daarmee verbonden leerstoelen als Marxisme-leninisme en wetenschapsleer worden na de Wende opgeheven. De leerstoelhouders van deze disciplines worden op staande voet ontslagen.

Door dit benoemingenbeleid in de Wende-perode wordt een derde van de hoogleraren met een Ostbiografie herbenoemd. Een gedeelte van hen was wel lid van de SED, maar had zich daarin niet geprofileerd. Er zijn enkele uitzonderingen daarop, waarbij een uitmuntende internationale reputatie en daarop gebaseerde internationale lobby na de Wende er voor zorgden dat een enkel hoogleraar die overtuigd SED-lid was toch weer wordt herbenoemd.