• No results found

Het niet-lineaire verband tussen spiritualiteit en welzijn

In document VU Research Portal (pagina 159-162)

In de wereld zijn Wat nu?

5 EXISTENTIEEL WELZIJN ALS PRAKTIJKDOEL

5.5 Existentieel welzijn

5.5.6 Het niet-lineaire verband tussen spiritualiteit en welzijn

De koppeling tussen spiritualiteit en levensbeschouwing enerzijds en welzijn van mensen anderzijds is niet onproblematisch.

In de ‘Outcome oriented chaplaincy’ die is ontwikkeld door L. VanderCreek c.s. levert de geestelijke verzorging (chaplaincy) een bijdrage aan het genezingspro-ces van de ander door de spiritualiteit van mensen te ‘engageren’ en te ‘active-ren’. Het model (dat in het volgende hoofdstuk uitgebreider wordt besproken) voorziet in een geestelijke verzorging die van meet af aan methodisch op het tot stand komen van deze bijdrage is gericht en die bijdrage ook omschrijft. Ook Bouwer ziet het doel van geestelijke verzorging in de bijdrage die het levert aan genezing van mensen als hij schrijft dat het in de geestelijke verzorging gaat om “meewerken aan de bevrijding van de medemens van het kwaad van ziekte, dood en invaliditeit met het oog op het weer op gang brengen van het levens-verhaal.” Ook Smeets ziet geestelijke verzorging in dienst staan van geestelijke gezondheid, als hij spreekt over ‘aanspreken’ van levensbeschouwing (=spiritualiteit) dat tot welzijn leidt. Het gebruik van de termen ‘aanspreken’ ‘engageren’ of ‘vitaliseren’ duwt de gedachten in de richting van een instrumen-talisering en functionalisering van het zingevingsproces. Het onderzoek van Smeets laat zien dat de meeste geestelijk verzorgers in algemene ziekenhuizen hun werk inderdaad in functioneel licht zien.

Het suggereert een instrumentalisering van de zingeving, de levensbeschouwing en de spiritualiteit die met de aard ervan in strijd is. In de spirituele dimensie van het leven gaat het immers om het laatste, ultieme en transcendente, dat naar zijn aard niet te instrumentaliseren is, ook niet voor menselijk welzijn. Smeets heeft deze spanning gethematiseerd. Enerzijds ziet hij spiritualiteit in dienst staan van welzijn, maar anderzijds is een belangrijk aspect van de begeleiding die van het zoeken naar waarheid. Die waarheid kan per definitie niet beperkt worden tot datgene wat gene-zing en gezondheid dient, maar heeft betrekking op het hele leven en dus ook op wat gezondheid en genezing overstijgt. Juist deze waarheid bepaalt wat als gezond-heid en genezing wordt gezien.57 Rumbold maakt een vergelijkbaar punt. Hij con-cludeert dat als conceptualiseringen van spiritualiteit plaats vinden binnen het ge-zondheidszorgsysteem daarmee onvermijdelijk een reductie gepaard gaat.58 Hij waarschuwt voor een simpele uitbreiding van het biopsychosociale gezondheids-model met een spirituele dimensie (Rumbold, 2012:181). Hiermee wordt spirituali-teit namelijk ingepast in een bestaand gezondheidsmodel dat zijn wetmatigheid oplegt aan spiritualiteit: “Current conversations between spirituality and healthcare are conducted largely on healthcare terms” (182). Ook al brengt een geestelijke verzorging die geïntegreerd is in het gezondheidszorgsysteem onvermijdelijk een zekere mate van conceptuele reductie met zich mee, toch moet het bewustzijn le-vend blijven dat spiritualiteit en geestelijke verzorging méér zijn dan dat wat in de gezondheidszorg zichtbaar wordt. Spiritualiteit wordt ontwikkeld buiten de

57 In Bijbelse verhalen is het instrumentaliseren van God of het goddelijke de hoogste ketterij. Zie Nieu-we Bijbelvertaling 1 Sam. 4;1 Sam. 7; Hand. 4; Hand. 8. In de Nieu-wereld van de Nieu-wetenschap verspeelt men geloofwaardigheid als men begrippen gebruikt die zichzelf opheffen en daarvan is sprake als het trans-cendente immanent wordt gemaakt en daarmee speelbal van menselijke belangen.

58 “…we need also to remember that this generic spirituality is a model adapted to healthcare thinking.” (Rumbold, 2012:179).

heidsinsitutities in levens van mensen. Het behelst meer dan wat een mens innerlijk in zijn ziekteperiode beleeft (onder meer kwesties van rechtvaardigheid, menselijke lotsbestemming, en mogelijkheden tot groei) en spirituele begeleiding kan maar beperkt worden gepraktiseerd als een professionele service. Het vraagt om authen-tieke menselijke ontmoetingen (182).

Deze spanning kan anderzijds geen reden zijn om spiritualiteit en welzijn dan maar te ontkoppelen alsof het twee los van elkaar staande grootheden zouden zijn. Reli-gie en spiritualiteit zijn uit op ‘heil’, ‘heling’, ‘geluk’, ‘leven in volheid’ etc, en daarmee hebben ze een intrinsieke gerichtheid op welzijn, dat ook in de gezond-heidszorg wordt beoogd. De positieve correlatie tussen tussen gods-dienst/spiritualiteit en welzijn is empirisch goed gedocumenteerd (Koenig, 2008; Abu-Raiya & Pargament, 2012; De Vries-Schot, 2006), al is duidelijk geworden dat het afhangt van de kwaliteit van de betrokken spiriutaliteit. De verhouding van spiritualiteit tot welzijn zal alleen zorgvuldig moeten worden geformuleerd. Er bestaat een verband tussen spiritualiteit en welzijn, maar dit verband moet niet line-air maar indirect, dialectisch, kritisch en transformerend worden gedacht.

1. De bijdrage van spiritualiteit aan welzijn is indirect. Terecht stelt Smeets dat de extrinsieke functie van religie hangt aan haar intrinsieke functie. Dat wil zeggen: Juist omdat mensen hun levensbeschouwelijke overtuigingen intrinsiek waardevol achten - dus los van wat het oplevert- hebben ze een functie voor welzijn en gezondheid (Smeets, 2006:224).

2. De bijdrage van spiritualiteit aan welzijn is in de tweede plaats dialectisch. In geestelijke verzorging bij levenscrises is het niet slechts de vraag hoe een levenscrisis ingepast kan worden in een bestaande visie op de werke-lijkheid en zo de genezing bevordert (assimilatie-zingeving). Ook is daarin de vraag aan de orde hoe zo’n crisis leidt tot een verandering van de visie op de werkelijkheid en op wat genezing en gezondheid inhouden (accom-modatie-zingeving).59 Zingeving dient welzijn, maar welzijn (of gebrek er-aan) dient ook zingeving.

3. De bijdrage van spiritualiteit aan welzijn is kritisch. Dit is te illustreren aan de uitgebreide versie van de WHO definitie van geestelijke gezondheid en welzijn. Deze definitie is sterk gekoppeld aan de manier waarop mensen functioneren. Daarbij gaat het telkens om een functioneren in de bestaande levens- en samenlevingsorde. Die orde zelf blijft daarbij buiten discussie. Het is daarentegen een kenmerk van het zingevingsproces dat vanuit een transcenderende positie die levensorde zelf gethematiseerd en geproblema-tiseerd wordt. Vanuit het perspectief van spirituele conformiteit is het voor-stelbaar dat maatschappelijk onaangepasten met gebrekkige zelfontplooiing toch existentieel welzijn kunnen vertonen. Dat is het geval wanneer ze de bestaande samenlevingsorde, bestaansorde en de gangbare normen van welzijn kritiseren vanuit een ervaren spiritueel appel, vanuit een impliciete of expliciete oriëntatie op een transcendente wereld. Van daaruit verdragen ze de onvolmaaktheid van de bestaande wereldorde. Langs die weg komt

59 De termen ‘assimilatie’ en ‘accommodatie’ spelen een grote rol in de theorie van de religieuze coping (Vgl. Park, 2010:260).

het tot een vorm van engagement die tegelijk kritiek is, tot een vrede die onvrede omvat. Via de notie van de spirituele conformiteit moet dus een kritisch moment ten opzichte van bestaande welzijnsopvattingen worden meebedacht.

4. Door de kritische kracht van spiritualiteit wordt het begrip welzijn als het ware getransformeerd. Het wordt uit de narcistische ‘feel good’-sfeer ge-trokken. Spirituele conformiteit impliceert immers een leven in overeen-stemming met het appel dat men in en door het leven ervaart waardoor men uitgedaagd wordt tot zelftranscendentie, dat wil zeggen tot toewijding en dienst aan de (A)ander en het (A)andere. 60

Dit alles zegt ook iets over de plaats van de geestelijke verzorging in organisaties, want niet alleen personen kunnen voorwerp zijn van geestelijke verzorging, maar ook organisaties als geheel. Geestelijke verzorging zal nooit alleen maar een op een de organisatiedoelen kunnen ondersteunen. Ze zal vanwege haar bezig zijn op het vlak van spiritualiteit soms juist een ontregelende werking hebben.61 Het aanstellen van geestelijk verzorgers is daarom ook een indicatie voor de bereidheid van orga-nisaties om zichzelf, hun doelen en hun manier van werken onder transcenderende kritiek te stellen, om zo – langs indirecte weg – beter hun waarde te bewijzen.

5.5.7 Conclusies

Ik vat samen:

1. Het praktijkdoel van de geestelijke verzorging kan geformuleerd worden als existentieel welzijn en existentieel welzijn kan gedefinieerd worden als ‘welzijn met betrekking tot de verhouding tot ‘het leven zelf’.

2. Existentieel welzijn is geen factor naast andere vormen van welzijn, maar iets onderliggends dat de overige vormen van welzijn inkleurt, structureert en integreert.62

3. Existentieel welzijn wordt op interactioneel niveau zichtbaar in engage-ment en participatie met het leven.

4. Existentieel welzijn komt uit in drie waarden die zich in het menselijk le-ven verhouden als drie lagen: relationele geborgenheid, lele-vensbeschouwe- levensbeschouwe-lijke vitaliteit en plausibiliteit en spirituele conformiteit.

5. Het kunnen beamen van het welzijnsprofiel in een gegeven situatie (‘zo is het goed’) is een belangrijke indicatie voor existentieel welzijn.

60 Abu-Raiya & Pargament bevelen aan dat onderzoek naar het verband tussen religie en gezondheid óók in zou moeten houden onderzoek naar de transformerende kracht van religie. (Abu-Raiya & Pargament, 2012:337).

61 Dit speelt in het bijzonder bij de geestelijke verzorging bij defensie. Zie de casus ‘Henk’ in hoofdstuk 8.

62 Op basis van een artikel van C.W. Ellison zegt Swinton: “..the human spirit is not simply a component of the person which can be treated apart from the whole. Rather, the human spirit is seen as an integra-tive presence that permeates and vitalizes every aspect and every dimension of the human person.” (Swinton, 2001:16). Zie verder 6.4.3.1 en 6.4.3.2.

6 METHODISCHE MODELLEN IN DE GEESTELIJKE

In document VU Research Portal (pagina 159-162)