• No results found

Denken in doelen

In document VU Research Portal (pagina 122-125)

In de wereld zijn Wat nu?

5 EXISTENTIEEL WELZIJN ALS PRAKTIJKDOEL

5.1 Denken in doelen

Het denken in doelen met betrekking tot de praktijk van de geestelijke verzorging is niet vanzelfsprekend. Dat is de reden dat ik begin met een aantal opmerkingen vooraf.

5.1.1 Extrinsiek en intrinsiek praktijkdoel

In de formulering van concrete contacdoelen bestaan net zoveel mogelijkheden als er contacten zijn, al zijn er classificaties mogelijk. Maar ook in de formulering van het overkoepelende praktijkdoel zijn meer wegen begaanbaar. Dat heeft niet alleen te maken met de visie op het vak (andere visie = ander doel), maar ook met de vraag wie het praktijkdoel bepaalt. Geestelijke verzorging is een praktijk waarmee verschillende belanghebbenden verschillende doelen kunnen nastreven. De over-heid heeft haar redenen om geestelijke verzorging te faciliteren en financieren (Hopman, 2006)2, organisaties hebben redenen om geestelijke verzorging een plaats te geven in het licht van hun organisatiedoelen (Huizing et al., 2010). Beroepsbeoe-fenaren streven vanuit hun beroepskennis bepaalde idealen en effecten na - en niet in de laatste plaats- zorgontvangers hebben al dan niet terechte verwachtingen over mogelijk effect en gevolg van de gevraagde en/of aangeboden geestelijke zorg

1 Zie 2.1.4

2 In geestelijke verzorging gaat het volgens dit rapport om drie dingen: coping en zingeving, het bieden van een vrijplaats en godsdienstige ondersteuning.

(Bruinsma-de Beer, 2006). Samen bevinden al deze actoren zich in een krachten-veld, waarin hun onderlinge perspectieven interfereren en waarin ze hun eigen claims doen gelden. In een politiek en maatschappelijk onderhandelingsproces wor-den op basis van deze praktijkinzichten de institutionele voorwaarwor-den en gestalten uitonderhandeld en wordt zowel de vraag beantwoord wat in de praktijk wordt be-oogd (intrinsiek praktijkdoel), als ook de vraag wat met de praktijk wordt bebe-oogd (extrinsiek praktijkdoel). De beantwoording van deze laatste vraag heeft een weer-slag op de praktijkbeoefening zelf.3 Deze studie richt zich op de methodiek en dus op wat binnen een gegeven context in de praktijk van de geestelijke verzorging wordt beoogd door de beroepsbeoefenaar zelf. Dat sluit niet uit dat de beroepsbeoe-fenaar zich in de formulering van zijn idealen bewust is van de eisen die de context stelt.

5.1.2 Van motief naar doel

In de tijd dat geestelijke verzorging werd gezien als levensbeschouwelijke activiteit (pastoraat of humanistische begeleiding) op publiek erf, was er nauwelijks aan-dacht voor de vraag naar het praktijkdoel. De praktijk werd meer aangedreven door motieven zoals bijvoorbeeld religieuze ondersteuning, invulling van het recht op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, dan door doelen. Uiteraard werden er in werkelijkheid wel doelen nagestreefd, maar die bleven veelal impliciet. Daarbij had elk pastoraatconcept zijn eigen, vaak impliciete doel (Nauer, 2001). Deze te-rughoudendheid had te maken met de vrees dat door het denken in doelen de ge-loofs- en levensovertuiging geïnstrumentaliseerd zou worden en daarmee van hun eigenheid en kritische kracht ontdaan. Deze instrumentalisering is echter niet nood-zakelijk. In het vorige hoofdstuk heb ik betoogd dat - ook al vindt zingeving plaats in het domein van de vrijheid - dit de functionaliteit van de zingeving niet uitsluit. Zingeving vervult een bepaalde functie in het menselijk leven en begeleiding bij zingeving kan daarom heel goed gericht zijn op het optimaliseren van die functie zonder aan het vrije karakter van de zingeving zelf te kort te doen. Inhoudelijk is de zingeving vrij, maar als maatschappelijk gelegitimeerde praktijk dient begeleiding bij zingeving (=geestelijke verzorging) een doel dat in termen van veranderd gedrag kan worden omschreven4. Dit wordt nog eens onderstreept door de omstandigheid dat geestelijke verzorging plaatsvindt in de functionele context van publieke institu-ties, waarin doelen en waarden worden nagestreefd als gezondheid, veiligheid en gerechtigheid. Aan de vraag naar wat geestelijke verzorging bijdraagt aan de reali-sering van die waarden is niet te ontkomen evenmin als aan de vraag hoé men die bijdrage wil realiseren. Het denken in doelen werd gemakkelijker door de brede aanvaarding van de door Clebsch en Jaeckle blootgelegde en later systematisch uitgewerkte functies van pastoraat: ondersteunen, helen, verzoenen en leiden (Clebsch & Jaeckle, 1994 (1975)). Dat maakte het mogelijk om in

3 Het is een vraag tot hoever die weerslag kan en mag gaan, maar dat de context en de eisen die zij stelt invloed hebben op de gestalte van pastoraat is een gegeven (Clebsch & Jaeckle, 1994 (1975); Heitink, 2001).

gende zin iets te zeggen over het doel van een pastorale praktijk5. Functies implice-ren immers een gerichtheid op een geheel, de gerichtheid op een geheel impliceert doelgerichtheid en doelgerichtheid impliceert een doel. Toch is deze denkweg van functie naar doel maar weinig afgelopen. Pas in het afgelopen decennium is er ex-pliciete aandacht gekomen voor het doel van pastoraat/geestelijke verzorging. Be-langrijke aanjager hiervan was de voortgaande professionalisering van de geestelij-ke verzorging. In het kader van de kwaliteitszorg ontstond de behoefte om te bepa-len wat geslaagde geestelijke zorg is en in het kader van een verantwoord beheer van middelen werd ook van geestelijk verzorgers gevraagd transparant te zijn inza-ke doelen en methoden.

5.1.3 Traject van dit hoofdstuk

In dit hoofdstuk kijk eerst wat bezinning de bezinning op pastoraat ons kan leren over een praktijkdoel. Ik bewandel daartoe twee denkwegen. In 5.2. loop ik de weg af van ‘functie’ naar ‘doel’ aan de hand van de vier functies van Clebsch en Jaeckle en in 5.3. onderzoek ik de doelen die geïmpliceerd zijn in de vier bestaande pasto-raatstypen: kerygmatisch, therapeutisch, evenmenselijk en hermeneutisch-narratief (Ganzevoort & Visser, 2007:68-127). Daarna analyseer ik vier recent ontwikkelde praktijkdoelstellingen namelijk die van Smeets, Flierman, Timmerman en Riem-slagh (5.4). Smeets en Flierman hebben een doelstelling geboden voor de geestelij-ke verzorging op theoretische basis ten behoeve van hun empirisch onderzoek.6 Timmerman en Riemslagh hebben op empirische basis een praktijkdoelstelling voor pastoraat geformuleerd. Zij zien geestelijke verzorging als een bijzondere vorm van pastoraat (Riemslagh, 2011; Timmerman, 2011). De analyse hiervan levert niet alleen bouwstenen voor een eigen benadering, maar tevens belangrijke inzichten met betrekking tot de methodische structuur van de geestelijke verzorging. Geen van deze omschrijvingen bevredigt mij geheel, met name vanwege het complexe en diffuse karakter en de gebrekkige aansluiting aan het algemene welzijnsdiscours. Daarom bied ik in 5.5. een eigen benadering die uitgaat van geestelijke verzorging als maatschappelijke praktijk van zorgende begeleiding. Zij neemt als startpunt het intrinsieke doel daarvan: welzijn. Dat loopt uit op de praktijkdoelomschrijving voor de geestelijke verzorging als ‘existentieel welzijn’, dat opgevat wordt als een wel-zijn dat gerelateerd is aan de verhouding van een mens tot het leven als zodanig. Aan dit existentieel welzijn wordt vervolgens invulling gegeven op basis van het model in hoofdstuk 4. Betoogd zal worden dat het bestaat uit drie lagen: ‘relationele

5 De studie van Clebsch en Jaeckle gaat over pastoraat, deze studie gaat over geestelijke verzorging. De overeenkomst tussen pastoraat en geestelijke verzorging ligt in de gerichtheid op het complex van zingeving, levensbeschouwing en spiritualiteit. Het verschil ligt in de wijze waarop men de praktijk legitimeert, definieert en vormgeeft. Het pastoraat is een kerkelijk gelegitimeerde en gedefinieerde praktijk en de geestelijke verzorging is een maatschappelijk gedefinieerde en gelegitimeerde praktijk. De geestelijke verzorging gaat uit van algemeen antropologische vooronderstellingen, bij pastoraat komen daar specifiek-religieuze vooronderstellingen bij (Vgl. Bouwer, 1998a).

6 Smeets onderzoekt empirisch hoe geestelijk verzorgers omgaan met doelstellingen in het pastoraat, maar hij doet dat op basis van een praktijkdoelomschrijving die ontwikkeld is op basis van de theorie (Smeets, 2006:145-155). Flierman doet ondermeer onderzoek naar wat geestelijk verzorgers bij jusiti-tie zien als doel van geestelijke verzorging. Dat doet hij op basis van de sociale systeemtheorie van N. Luhmann (Flierman, 2012).

geborgenheid’, levensbeschouwelijke plausibiliteit en vitaliteit’ en ‘spirituele con-formiteit’ en dat het zichtbaar wordt in engagement met en participatie in het leven.

In document VU Research Portal (pagina 122-125)