• No results found

Aspecten van existentieel welzijn

In document VU Research Portal (pagina 155-159)

In de wereld zijn Wat nu?

5 EXISTENTIEEL WELZIJN ALS PRAKTIJKDOEL

5.5 Existentieel welzijn

5.5.5 Aspecten van existentieel welzijn

Na deze voorbereidende verkenning van het begrip ‘welzijn’ sta ik in deze para-graaf stil bij het begrip existentieel welzijn: welzijn met betrekking tot het leven zelf. Waaraan is het te herkennen? Dat kan uitgelegd worden op basis van de theo-retische inzichten van de vorige hoofdstukken. In hoofdstuk 3 heb ik het existentiële zingevingsproces beschreven als de wijze waarop een mens antwoord geeft op het appel van ‘het leven zelf’. Dit zingevingsproces heb ik in hoofdstuk 4 op operatio-neel niveau opgevat als een dialectiek tussen drie gestalten van zin: zin als ervaring van verbondenheid, zin als betekenis en zin als motivatie. Deze dialectiek komt tot zijn doel als deze drie gestalten zodanig op elkaar zijn betrokken dat er motivatie ontstaat om het leven aan te gaan en men zich daardoor op een nieuwe manier met het leven kan verbinden. Dat heb ik samengevat in de begrippen ‘engagement’ en ‘participatie’.51 Zo valt allereerst te zeggen dat er sprake is van existentieel welzijn als het zingevingsproces doet wat het moet doen namelijk leiden tot engagement met en participatie in het leven. De vraag in hoeverre men zich met het leven als zodanig kan/wil/mag/durft verbinden (ook als dit leven op zijn einde loopt) is daar-om het eerste en meest toegankelijke aspect van geestelijk welzijn.

De zingestalte van de ervaring van verbondenheid komt tot zijn doel in relationele

geborgenheid. Dat is een fundamenteel besef van zowel veiligheid als zekerheid.52

In de relationele sfeer krijgt die het karakter van een fundamenteel vertrouwen in de

2008:36-37). In mijn concept heeft het betrekking op de beoordeling van het leven: het geleefde leven wordt als goed (= passend bij mijn eigen aard, ambities en situatie) beoordeeld.

51 Men zou hier ook kunnen spreken van ‘beaming’ of ‘aanvaarding’ van het leven. Deze twee termen blijven mij echter te veel hangen in de evaluatieve en emotionele sfeer. De notie van ‘verbinding aan-gaan’ blijft daarin te veel buiten beeld.

(A)ander en het (A)ndere. De een staat ‘borg’ voor de ander en de wereld is een her-berg-zame plaats. Het gaat om het fundamentele vertrouwen dat het le-ven/universum/de hemel je goed gezind is en dat je mag en kunt leven (Janoff-Bulman, 1992), dat je thuis bent in de wereld. De notie van gastvrijheid wordt in dit kader binnen de geestelijke verzorging met vrucht gethematiseerd (Walton, 2014a:185-187; 2012b). Deze geborgenheid heeft tevens te maken met het ervaren van een fundamentele orde in het bestaan, die de voorwaarde is voor menselijk handelen. Ze is de existentiële en levensbeschouwelijke voorwaarde voor wat Erikson in psychologische zin ‘basic trust’ heeft genoemd. Deze geborgenheid is de voorwaarde voor engagement en participatie omdat het in de verbeelding een le-vensruimte en een handelingsruimte creëert.

De betekenisgeving komt tot zijn doel in levensbeschouwelijke vitaliteit en

plausibi-liteit. In het dagelijks leven fungeert het symbolisch universum als de cognitieve achtergrond waartegen alle gebeurtenissen geplaatst worden. Bij allerlei crises in het leven moet bewust teruggrepen worden op de bekrachtigende en motiverende en richtinggevende werking die dit symbolisch universum in zich draagt. Bij ernstige levenscrises wordt dit vanzelfsprekende achtergrondbeeld problematisch, betwist en uitgedaagd. Dan is het noodzakelijk dat deze eigen ‘mix’ van toegeëigende traditie-inhouden beschikbaar en toegankelijk is en een levende werkelijkheid vormt (assi-milatie-zingeving). Soms moet het echter komen tot aanpassing van het beeld (ac-comodatie-zingeving). 53 Omdat levensbeschouwelijke tradities altijd particulier van aard en betwistbaar zijn, is het belangrijk dat ze in de ogen van betrokkenen in vol-doende mate sociaal en cultureel ondersteund worden. Handhaving van levensbe-schouwelijke posities die door betrokkenen zelf en/of de omgeving als onzinnig of niet werkelijkheidsgetrouw worden ervaren, levert grote innerlijke spanningen en blokkades op. De mate waarin deze sociale en culturele ondersteuning aanwezig is, noem ik plausibiliteit.54

Deze plausibiliteit moet niet gelijkgesteld worden aan rationele consistentie en er-varingsconformiteit. Hier is sprake van een spanningsveld. Religieuze en levens-beschouwelijke overtuigingen kunnen aangehangen worden tegen rationele rede-neringen en ervaringen in. Ze hebben soms een sterke contrafactische kant, uitge-drukt in de woorden ‘en toch…’ (“…en toch geloof ik dat het goed komt”). An-derzijds zijn deze contrafactische overtuigingen ook weer niet zonder rationaliteit of grondslag in de ervaring van mensen. Ze zijn namelijk gebaseerd op contrafac-tische overtuigingen van anderen die soms betrouwbaar bleken te zijn. Toch ge-bruik ik de term plausibiliteit omdat, hoe contrafactisch religieuze overtuigingen soms ook mogen zijn, ze in elk geval gecommuniceerd willen worden (sociale plausibiliteit) en niet als volstrekt onzinnig te boek willen staan (culturele plausi-biliteit). Niet communiceerbare en onzinnige overtuigingen hebben geen bestand.

53 Dit onderscheid komt van Janoff-Bullman.

54 Het kenmerkende van religie in de moderne tijd is volgens Taylor dat ze een ‘optie’ is, een mogelijk-heid naast andere. (Taylor, 2010 (2007):71). Hieruit volgt het belang van sociale en culturele onder-steuning.

Op deze laag is de mate waarin men sociaal en cultureel geworteld is in en ver-groeid is met de eigen levensbeschouwelijke visie een belangrijk aspect van exis-tentieel welzijn.

De zingestalte van de motivatie tot handelen komt tot zijn doel in spirituele

confor-miteit. In spiritualiteit draait het om motivatie tot handelen. Het gaat om inspiratie

én vormgeving van leven, gevormd worden én vormen. Er is sprake van existentieel welzijn als men zijn leven vormgeeft vanuit het ervaren spirituele appel van ‘het leven zelf’. Als dit lukt, noem ik dat spirituele conformiteit. Het antwoord op de vraag ‘in hoeverre hebt u het gevoel dat u met uw leven een adequaat antwoord geeft op het appel dat u in en door ‘het leven zelf’ ervaart’ is het meest wezenlijke aspect van existentieel welzijn, maar tevens het moeilijkst te beantwoorden.55 Zo kom ook ik op basis van het model in hoofdstuk 4 tot een gelaagde invulling van het praktijkdoel van geestelijke verzorging: ‘existentieel welzijn’. Zij bestaat ten diepste uit spirituele conformiteit, krijgt cognitief vorm in levensbeschouwelijke vitaliteit en plausibiliteit, wordt ervaren als relationele geborgenheid en leidt tot engagement en participatie.

Engagement en participatie Relationele geborgenheid

Levensbeschouwelijke vitaliteit en plausibiliteit Spirituele conformiteit

Figuur 5.6 Gelaagd praktijkdoel volgens Smit.

Deze gelaagdheid impliceert het volgende:

1. Gelaagdheid impliceert een orde. Het bovenste is slechts mogelijk op basis van het onderste en het onderste intendeert – is gericht op – het bovenste.56 2. Net als bij de geanalyseerde praktijkdoelomschrijvingen van 5.2. is ook

hier de gelaagdheid van de doelstelling een weerspiegeling van de ge-laagdheid in de begeleiding. Aan de oppervlakte, op het interactionele ni-veau, stoot men op de mate waarin iemand ‘het leven’ op zich neemt: zich engageert en participeert. Men kan dan doorstoten naar het onderliggende relationele niveau waarin het gaat om relationele (ontologische) geborgen-heid. Nog wat dieper komt men op levensbeschouwelijke niveau waarin men zich richt op vitaliteit en plausibiliteit van achtergrondbetekenissen en

55 De term ‘conformiteit’ kan verwarring wekken doordat het doet denken aan ‘conformisme’ aan een voorgegeven levensbeschouwelijk stelsel van waarheden. Dat is niet de bedoeling. Het gaat om confor-miteit met wat men voor zichzelf als levensroeping ziet. Men zou ook kunnen spreken van ‘spirituele congruentie’. De term ‘conformiteit’ heb ik gekozen omdat het de notie bevat van een bewuste activiteit. Conformiteit is het resultaat van de actie om het eigen leven vorm te geven in overeenstemming met wat men als levensroeping ervaart.

56 In de begeleiding kan men zich afhankelijk van de situatie van de ander richten op de ene of de ande-re laag en daarin naar believen schakelen, maar het doel als zodanig heeft een vaste infrastructuur.

het diepst komt men als men zich op het spiritueel niveau richt op de con-formiteit met het levensappèl.

3. De gelaagdheid impliceert dat de bovenste lagen gemakkelijker toeganke-lijk zijn dat de onderste. Hoe dieper de lagen liggen, hoe fundamenteler hun betekenis en hoe meer moeite gedaan moet worden om die lagen ‘bloot te leggen’ en op die lagen te communiceren. De onderliggende lagen zijn slechts toegankelijk via de bovenliggende.

Met deze structuur hebben we echter nog geen methodiek. We blijven hiermee immers in de sfeer van de logische orde. Het is niet zo dat een geestelijk verzorger direct begint met het werken aan spirituele conformiteit om van daaruit successieve-lijk de volgende lagen te doorlopen. Met deze lagen is alleen de structuur aangege-ven waarbinnen de begeleiding zich beweegt. Men kan in de concrete begeleiding in dit schema op en neer bewegen. De methodiek bestaat uit een verantwoording van de keuze om zich op het ene of andere niveau te bewegen of om van niveau te wisselen. Het is niet zo, dat pas van geestelijke verzorging sprake is, als het diepste niveau wordt bereikt. Een geestelijk verzorger kiest om de een of andere reden een niveau waarop hij wil begeleiden en hij kan desgewenst verdiepen of richting op-pervlakte gaan. Streefdoel en verhoopt doel in een concreet contact verschuiven dus naar gelang het niveau waarop men insteekt. Op elk van deze niveaus heeft de bege-leiding een andere structuur en gestalte. Wie werkt aan relationele geborgenheid gaat anders te werk dan wie werkt aan spirituele conformiteit levensbeschouwelijke vitaliteit of participatie en engagement.

Deze doelen kunnen we nu inschrijven in het zingevingsschema uit hoofdstuk 4.

Fig. 5.7: Het zingevingsproces en begeleidingsdoelen

E r v a r e n H a n d e l e n Wereld (Ontstaat participatie) Mens Ontstaat engagement Ervaring van verbonden-heid (Affectie) Geven van betekenis (Cognitie) Motivatie tot handelen (Volitie) Relationele gebor-genheid Levensbeschouwelijke vitaliteit en plausibili-teit Spirituele conformi-teit Begelei-dingsdoel:

In document VU Research Portal (pagina 155-159)