• No results found

AAN HENRI BULLINGER TE ZÜRICH 18

… Ik hoor, dat Luther ten slotte niet alleen tegen u, maar ook tegen ons allen met vreselijk schelden uitgevaren is. Het is op zichzelf een treurig dragen verschijnsel, dat wij, die slechts weinigen in getal zijn, en aan alle kanten door vijanden bestookt worden, door een strijd in eigen boezem tegenover elkaar staan, want op een ongelegener tijdstip kon het daartoe niet komen. Daarom weet ik niets anders te zeggen, dan dat de Heere de Satan de vrije teugel gelaten heeft.

Luther zelf evenwel heeft, buiten zijn eigen teugelloos, onstuimig en driest karakter, D’Amsdorf tot raadgever, in één woord een waanzinnig man zonder hersenen, door wie hij zich laat leiden, of liever gezegd zich uit de koers laat slaan. Het is echter nuttig, te erkennen, dat de Heere ons met deze gesel kastijdt. Wij zullen dan des te geduldiger dragen, wat anders zeer bitter zou zijn.

Ik weet niet, of Luther soms door één of ander geschrift van u geprikkeld is. Een karakter als het zijne, dat niet alleen prikkelbaar, maar ook bitter is, vliegt door een

18 Deze brief wordt toegevoegd door Red. Gihonbron. C. R. 586 – Herm. 1413.

kleine oorzaak al op. Voor een waanzinnig optreden en een rumoer, als thans weer het geval is, kon hij zeker geen voldoende grond hebben.

Nu durf ik bijna niet te vragen, of u er maar het zwijgen aan toe doen wilt, want het is niet billijk, onschuldigen zo kwalijk te laten bejegenen, en hun de gelegenheid te weigeren, zich te verantwoorden. Ook is het moeilijk te bepalen, of het goed zou zijn, om te zwijgen. Ik zou echter willen, dat u bedenkt, welk een groot man Luther is, en door welke bijzondere geestesgaven hij uitmunt; hoe dapper en standvastig, en met welk een bekwaamheid en grote kennis hij tot nu toe krachtig gearbeid heeft, om het rijk van de anti-christ ter aarde te werpen, en de leer van de zaligheid te verbreiden.

Dikwijls zeg ik: ook wanneer Luther mij voor een duivel schold, dan zou ik hem toch in zoverre eren, dat ik hem erkende als een dienstknecht van God, die evenzeer aan grote gebreken mank gaat, als die door voortreffelijke deugden uitblinkt. Had hij er zich maar wat meer op toegelegd, zijn onstuimigheid, die hij overal botviert, te beteugelen! Had hij toch zijn aangeboren woeste aard maar aangewend tegen de vijanden van Gods Waarheid, en niet misbruikt tegen de dienaren van de Heere! Had hij zich maar wat meer moeite gegeven, eigen gebreken in te zien! Het meest hebben de vleiers hem geschaad, daar hij van nature reeds geneigd is, toegeeflijk te zijn tegenover zichzelf.

Toch is het onze plicht, hetgeen in hem afkeuring verdient, zó te berispen, dat er plaats overblijft voor de erkenning van zijn voortreffelijke gaven. Ik verzoek u benevens uw collega’s dan ook dringend, allereerst te bedenken, dat u te doen hebt met de eerste dienaar van Christus, wie wij allen veel verschuldigd zijn. Ook moet u wel overwegen, dat u, als u de strijd met hem aanbindt, niets anders bereiken zult, dan de bespotting van goddeloze lieden, zodat zij in dat geval niet zozeer over ons, dan wel over het Evangelie triomferen zullen. Indien wij elkaar onderling te lijf gaan, dan zullen onze vijanden ons maar al te veel geloof schenken. Prediken wij echter, met één hart en mond, Christus, dan zullen zij ons niet geloven, maar ons verschil van inzicht misbruiken, waaraan zij overigens ten onrechte te veel waarde toekennen. Ik zou willen, dat u dit wat meer voor ogen hield en bedacht, en wat minder zag op wat Luther om zijn heftigheid eigenlijk verdient. Bij ons mag niet plaats hebben datgene, waarvoor Paulus waarschuwt, namelijk, dat wij, door elkaar te bijten en te vereten, zelf verscheurd zouden worden19. Ook wanneer Luther ons geprikkeld heeft, moeten wij toch liever van de strijd afzien, dan de schade tot nadeel van de Kerk groter te maken.

Nicolas d’Amsdorf was professor in de theologie te Wittenberg. Hij was een vertrouweling van Luther, en had de Reformatie gebracht in Maagdenburg, Goslar en elders. Jan Frederik, de keurvorst van Saksen, had hem in 1542 tot bisschop van Naumburg benoemd, omdat hij “ongehuwd, begaafd, geleerd en van adel was”. Zie Doumergue, T. II, p. 578. Herminjard is van oordeel, dat Calvijn hier een te scherpe kwalificatie geeft van D’Amsdorf (T. IX, p. 373).

De aanleiding van dit schrijven is de verschijning van Luther’s “Kleine belijdenis over het Avondmaal”.

Nooit heeft Calvijn Luther en zichzelf meer geëerd dan in deze brief (Doumergue, T. II, p. 579). Men vergelijke Calvijn’s beoordeling van Luther in brief 8. Ook Luther heeft Calvijn’s verdiensten erkend.

Toen Luther de Institutie van Calvijn ontving, moet hij gezegd hebben: “De auteur van dit boek is een oprecht en vroom man”. (Herminjard, T. IX, p. 374).

Deze brief is geschreven te Genève, 25 November 1544. Alleen het gedeelte, dat over Luther handelt, is hier gegeven. CALVIJN IN HET LICHT ZIJNER BRIEVEN, VERTAALD EN TOEGELICHT DOOR W. DE ZWART

19 Galaten 5: 14.

6. LUTHERS LEER VAN WOORD EN GEEST in relatie tot het gereformeerd protestantisme

Dr. C. Graafland INLEIDING

In het Luther-onderzoek is telkens opnieuw de vraag gesteld, waarin wij het centrum moeten zoeken van zijn prediking en leer. Op deze vraag is verschillend geantwoord.

Er zijn er, die dit centrale zoeken in zijn prediking van de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof in Jezus Christus. Anderen denken aan de Godsleer of ook aan zijn Christologie. En nog andere mogelijkheden kunnen worden genoemd. Dat er zo weinig eenstemmigheid op dit punt bestaat, hangt samen met de aard van Luthers prediking en theologie. Luther heeft geen theologisch systeem gegeven. Zijn prediking is sprankelend, bewegelijk, maar daardoor ook moeilijk in kaart te brengen. En dit geldt niet alleen voor zijn prediking, maar ook voor al zijn andere theologische verhandelingen, die op zichzelf eigenlijk ook niet anders dan prediking bevatten.

Daarbij komt, dat Luther in zijn reformatorische arbeid een ontwikkeling heeft meegemaakt. Ook al is het zo, dat in de hoofdzaken hij een vaste koers gevaren heeft, in het leggen van de accenten zijn er wel wijzigingen opgetreden al naargelang de fronten, waarop Luther vanuit het Evangelie te strijden had.

Wanneer wij in dit hoofdstuk Luthers leer van Woord en Geest behandelen, zullen wij niet zover kunnen gaan, dat wij zeggen: hier vinden wij het hart van Luthers reformatorische prediking. Dit zou nog wel gezegd kunnen worden, voor zover de nadruk valt op het Woord. Dat bij Luther het Woord en de prediking van het Woord in het middelpunt staat, is zonder meer duidelijk. Maar ditzelfde kan niet worden gezegd van de Heilige Geest. Althans niet expliciet. Luther spreekt niet zoveel over de Heilige Geest. Hij heeft het veel meer over Christus en de belofte van het Evangelie.

Toch: Al is het zo, dat Luther de Heilige Geest niet zo vaak en zo uitdrukkelijk noemt, het werk van de Geest is het zuurdeeg, dat al zijn spreken doortrekt. Dat geldt, wanneer hij over God spreekt, omdat het gaat om die God, Die toornt en genadig is in Christus, en zo op de mens en zijn behoud gericht is. Dat geldt ook als het over Christus gaat, omdat Hij de Zaligmaker is, die voor ons geboren en gestorven en opgestaan is en voor ons heil heeft verworven. En ook geldt dit, als Luther het heeft over het Woord en de belofte van het Evangelie. Want dit Woord is de tot ons sprekende God Zelf, en de belofte is belofte van ons heil en dat dit allemaal voor ons persoonlijk werkelijkheid is, dat is te danken aan de Geest, Die Christus tot ons en in ons brengt, die het Woord van kracht doet zijn in onze harten, en die ons het vertrouwen schenkt om te zeggen: wat God belooft, dat is 'pro me', voor mij.

In die zin kan worden gezegd, dat zeker ook Luthers leer van Woord en Geest behoort tot één van de sleutels, die ons toegang verschaffen tot het verstaan van de prediking van Luther. Dat echter dit aspect in deze bundel aan de orde wordt gesteld, heeft ook nog een andere reden. Het gaat er in dit boek immers speciaal om het eigene van Luther te vergelijken met de gereformeerde d.w.z. Calvijnse traditie. Natuurlijk allereerst met het oogmerk om de overeenstemming tussen beide te laten zien. Maar toch ook wel om aan te geven, waarin beide hun eigen accenten leggen, en daarin van elkaar verschillen. Daarbij vinden wij het van belang om op het spoor te komen, hoe groot en op welke punten van Luther invloed is uitgegaan op de gereformeerde

traditie. Want ook al zijn de Lutherse en gereformeerde traditie in het verleden helaas uit elkaar gegaan, er is toch voortdurend ook een grote verwantschap gebleven en in dit kader ook een wederzijdse beïnvloeding, zeker in de richting van de Lutherse naar de gereformeerde traditie. Dit laatste is althans in ieder geval aan te wijzen op het punt van Luthers leer van Woord en Geest.